Door Robert Chamalaun
Wie op 20 september heeft geluisterd naar de troonrede die koning Willem-Alexander uitsprak, kon niet om de positieve toon heen. Los van de inhoudelijke vraag of die positiviteit terecht is, komt in de formulering en woordkeus overduidelijk het optimisme van het kabinet naar voren. In deze troonrede, die ruim tweeduizend woorden telt, zijn nogal wat woorden verwerkt die het positieve dan wel negatieve oordeel van het kabinet op een stilistische manier extra kracht bijzetten. Dit verschijnsel wordt in de linguïstische literatuur ook wel taalintensivering genoemd.
Taalintensivering kan op verschillende manieren in een tekst tot stand komen. Een schrijver kan (1) gebruikmaken van bijvoeglijke naamwoorden, al dan niet met een positieve (fantastische) of negatieve (verschrikkelijke) connotatie, (2) bijwoorden (zeer, veel), (3) voorvoegsels (supermooi), (4) zelfstandige naamwoorden, (5) werkwoorden, (6) stijlfiguren en zelfs (7) typografische elementen. In de troonrede van dit jaar trof ik behoorlijk wat bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden aan. Uiteraard zal het weinigen verbazen dat de laatste vijf manieren niet of minder gebruikt worden in de troonrede.
Al in de eerste alinea van de tekst gebruikt de koning de positieve bijvoeglijke naamwoorden “welvarend”, “aantrekkelijk”, “goede” (twee keer) en “sterke”. Daarnaast benoemt hij dat we “heel veel” hebben om trots op te zijn. De positieve toon is gezet. Naarmate we verder lezen, komen we meer van dit soort stilistische aardigheidjes tegen. Zo lezen we onder andere over “gezonde” financiën, een “sterke” economie, een “goed en solidair sociaal stelsel, goede zorg en goed onderwijs en een hoge kwaliteit van andere publieke voorzieningen”.
In de tekst worden echter ook negatieve bijvoeglijke naamwoorden gebruikt, zeker in de context van het internationale terrorisme en de vluchtelingenproblematiek. De koning geeft aan dat we werden opgeschrikt werden door “afschuwelijke” aanslagen die “onnoemelijk veel verdriet en menselijk leed veroorzaken”. We weten uit onderzoek dat het gebruik van dergelijke woorden effect heeft op de lezer of luisteraar.
Wat mij behalve het gebruik van deze geïntensiveerde uitingen nog meer trof, was het gebruik van het woord ‘bestendige’. De koning verwees al in het begin van zijn toespraak naar oud-premier Piet de Jong, die in zijn tijd sprak over “bestendige vooruitgang”. Hoewel over de herkomst van het woord de meningen verdeeld zijn, kunnen we zeggen dat het nog niet voorkomt in het Middelnederlands (bron: Geïntegreerde Taalbank (GTB)). Blijkbaar is het ontleend aan het Duitse beständig dat de betekenis heeft van ‘duurzaam, blijvend’. Ook in de tijd van deze oud-premier werd het woord ‘bestendige’ hoofdzakelijk gebruikt bij weersverwachtingen en als aanduiding op de barometer. In de context heeft de uitspraak van De Jong echter wel een mooie betekenis: de vooruitgang mag niet tijdelijk zijn, we moeten streven naar blijvende vooruitgang. Dat is mooi.
De schrijvers van de troonrede gebruiken het woord ‘bestendig’ echter ook nog in een andere context. De koning spreekt uit dat de Nederlandse economie sinds enkele jaren weer “bestendig” groeit. De economie is dus blijvend aan het groeien. Nu is het niet vreemd dat het kabinet aan het eind van de regeerperiode in de troonrede positief is over onder andere het eigen beleid. Wel vind ik het knap dat nu uitgesproken kan worden dat de economische groei van de afgelopen jaren blijkbaar blijvend is. Ik vraag me af of men beschikt over een glazen bol.
Wouter van der Land zegt
De troonrede kan zoveel beter. Die intensiveringen zullen effect hebben, maar de tekst werkt niet toe naar een conclusie. De beginzin ‘Nederland heeft de laatste jaren weer vaste grond onder de voeten gekregen.’ haalt direct de spanning eruit (hoewel het beeld van een land met voeten op een grond een mooie knipoog naar de Leo Belgicus is). De Troonrede zou effectiever zijn wanneer zij echt als speech geschreven zou zijn.