Door Marc van Oostendorp
Engelstaligen luisteren subtiel anders naar hun taal dan Nederlandstaligen.: er zijn details waar de laatsten wel op letten en de eersten niet. Dat laten Natasha Warner en Anne Cutler zien in een interessant nieuw artikel in het tijdschrift Phonetica.
Warner en Cutler lieten de twee groepen luisteren naar flarden van hun moedertaal – waarbij het de bedoeling was dat ze vertelden welke klinker ze precies hoorden. Bij Engelstaligen bleek het daarbij van groot belang of die klinker klemtoon had of niet: klinkers die in het oorspronkelijke woord, waar ze uitgesneden waren, beklemtoond was konden Engelstaligen makkelijker herkennen dan oorspronkelijk onbeklemtoonde klinkers.
Het rare was: voor Nederlandstaligen maakte het helemaal geen verschil of een klinker wel of geen klemtoon had.
Woorden herkennen
Hoe kan dat? Warner en Cutler speculeren dat het er iets mee te maken heeft dat in het Engels onbeklemtoonde klinkers bijna altijd als een toonloze e worden uitgesproken (‘gereduceerd’): zebra en cobra klinken als [zebrə] en [kobrə]. In het Nederlands worden onbeklemtoonde klinkers ook wel tot ə, maar veel minder vaak: eigenlijk alleen in sommige woorden en als je een beetje informeel praat. Wij zeggen [zebra] en [kobra].
Precies vanwege dat verschil heeft het in het Engels niet zo veel zin om goed naar onbeklemtoonde klinkers te luisteren – zelfs niet als die klinkers een enkele keer niet worden gereduceerd. Die klinkers geven, anders dan in het Nederlands, eenvoudigweg te weinig informatie. Je hebt ze niet nodig om een woord te herkennen.
Tot zover de redenering: details die belangrijk zijn in de ene taal, kun je in de andere negeren. Het fascinerende is nu dat kennelijk doodgewone sprekers van doodgewone talen in de loop van de tijd dit soort overwegingen van efficiëntie gebruiken. Ze zijn zich daar niet van bewust – niemand denkt ‘laat ik die onbeklemtoonde klinker maar overslaan, heb je toch niks aan’ – maar ergens in ons hoofd zit dus een machientje dat het luisteren naar taal probeert zo goed mogelijk te optimaliseren.
In de loop der jaren blijkt dat het weinig nut heeft om bij sommige klanken goed op te letten: dan zetten we die micro-energie liever in voor iets anders. Net als onze mond gaat ook ons oor staan naar onze moedertaal.
Lucas Seuren zegt
Het valt me sowieso op dat sprekers van Engels vaak veel meer gereduceerd spreken. Bij Brits-Engels wordt de ’t’ vaak weggelaten, en als je naar transcripten kijkt van zowel Brits- als Amerikaans-Engels zie je dat vaak twee woorden tot één worden samengevoegd en woorden zelden volledig worden uitgesproken. Als ik naar Nederlandse data luister gebeurt dat ook wel (bv: das ipv dat is, of kheb, in plaats van ik kheb), maar het gebeurt beduidend minder.
Ik vraag me af waar dat in zit.