Door Marc van Oostendorp
Nu wij van het Meertens Instituut in het Amsterdamse Spinhuis zitten, komen hier ineens allerlei historici over de vloer. Zo zaten hier gisterenmiddag Nel Klaversma en Lodewijk Wagenaar, die bezig zijn een manuscript te editeren van een achttiende eeuwse matroos (Journaal boek van ’t Oostindies Comp.s-schip Holland van ’t jaar 1781 tot 1784).
Waar kwam die matroos vandaan? In het manuscript zegt hij daar niets over, en verder vonden Klaversma en Wagenaar alleen een aantekening van de VOC-administratie dat hij uit Amsterdam zou komen. In geen van de bestaande Amsterdamse registers is echter verder iets over de man te vinden; misschien heeft de VOC een vergissing gemaakt, maar waar kwam hij dan wel vandaan? Viel daarover iets te zeggen op basis van zijn taalgebruik?
Ik dook natuurlijk meteen in onze databases! Ergens in de tekst schrijft de matroos:
Hy daan verscheyde jzeyne en noodschoote, maar raakte hoe langer hoe vaster.
Dat betekent zoiets als: ‘Hij deed verscheiden seinen en noodschoten, maar raakte hoe langer hoe vaster.’ Er vallen dan twee dingen op, die de schrijver ook elders in het manuscript blijft gebruiken. Hij schrijft daan in plaats van deed en begint het woord voor seinen met een j.
Vissers uit andere dorpen
Er is nog maar weinig precieze dialectologie over de achttiende eeuw – het is een gat dat we nog maar net aan het vullen zijn –, maar misschien geeft een vergelijking met moderne dialecten een aanwijzing.
In de databases van het Goeman-Taeldeman-Van Reenen (GTR) Project vinden we dat er rond de voormalige Zuiderzee (het huidige IJsselmeer) een ring van dialecten hebben die daan/deen/doen of iets dergelijks schrijven. Het kaartje hierboven gaat over ik daan, maar een soortgelijk kaartje kun je samenstellen voor hij.
Dat die dialecten iets met elkaar delen is geen nieuws: er woonden in die dorpen vooral vissers die meer contacten hadden met vissers uit andere dorpen dan met mensen uit het achterland.
Jz of sj
Er is overigens maar een plaats waar ik letterlijk ik daan en hij daan vond: Volendam. De andere plaatsen hebben een net wat andere klinker. Aan de andere kant is Volendam representatief voor een groter gebied, want voor het GTRP is lang niet overal onderzoek gedaan.
Hoe zit het dan met dat jzeyne voor seine? Ik denk dat daarmee misschien wel een uitspraakvorm is bedoeld die je nu eerder als sjeine zou schrijven. De letters s en z worden toch al aardig door elkaar gebruikt in het Nederlandse schrift, en dat de j op een andere plaats staat is ook niet zo vreemd. Die sj-klank heeft helemaal geen logische volgorde: je zegt niet eerst een s en dan een j, je zegt één klank die je eindeloos kunt aanhouden en dan de hele tijd klinkt als sj, een soort mengeling van s en j. Maar dan kun je die twee klanken dus ook andersom opschrijven.
In de archieven
Een sj– of js-achtige uitspraak voor s is nog steeds niet ongebruikelijk in Holland, dus ook dit localiseert de matroos in ieder geval een beetje. Sterker nog als ik in GTRP zoek naar alle dialecten waarin voor enig woord (seinen is niet afgevraagd) een zj is genoteerd, dan krijg ik het kaartje links. Ook hier vind je dus weer een paar plaatsen rond de Zuiderzee, waaronder Volendam. Je vindt ook zo’n beetje alle plaatsen in Vlaanderen en in Nederlands Limburg, maar dat is waarschijnlijk niet van belang.
Ik moet er wel bij zeggen dat onze matroos het alleen doet bij jzeyn, dat hij vrij regelmatig gebruikt; alle andere woorden beginnen met een s. Ik heb daar geen verklaring voor.
Vooralsnog denk ik dus dat de matroos misschien uit een van de Hollandse Zuiderzee-dorpen kwam. En nu maar hopen dat mijn nieuwe collega’s de historici ergens iets in de archieven vinden!
Marcel Plaatsman zegt
Tegenwoordig is dat “daan” juist wel erg typisch voor Volendam en niet voor de omgeving, maar dat kan in de 18e eeuw natuurlijk anders zijn geweest. Aardig is dat Volendammers de verleden tijd nu standaard met “daan” formuleren (dus “ik daan lope” voor “ik liep”), maar dat is een recente ontwikkeling. Oorspronkelijk moet het een gewoonte-constructie zijn geweest (van het type “doe je roken?”, d.i. “ben je een roker?”). Wellicht kunnen andere danen in de tekst ook wel zo geïnterpreteerd worden.
Overigens kan het instituut zijn borst nat maken, ook deze thuisdialectoloog wil er over de vloer komen. 😉
gosse bouma zegt
een snelle blik in Nederlab (http://www.nederlab.nl/onderzoeksportaal-v2-preview/) leert dat daan best frequent is in 1700-1800 (ik zocht naar woord=daan en voorafgaand woord =/= van, de meeste hits lijken me relevant) In de kranten zag ik alleen hits uit de Leidse en Haarlemse courant, maar dat kan ook met de samenstelling van t corpus te maken hebben
en bij mijn zoektocht naar jzeyn liet de nederlab server me in de steek…
gosse bouma zegt
Zoeken naar jse* of jze* levert in kranten vrijwel niets, en in non-fictie levert het zo te zien voornamelijk OCR-fouten. Bovendien is het aantal hits mager, en valt er lastig iets over regionale voorkeuren te zeggen.
Michiel de Vaan zegt
Dat yzeyne kan moeilijk iets anders dan ‘gezeine’ zijn, ofwel het mv. van ‘sein’ met prefix ge- (ik vind het woord ‘gesein’ als zodanig niet in WNT maar de site doet het vanochtend niet perfect). Een reductie van ge- tot i- is vrij algemeen in het middeleeuwse Westvlaams, in Zeeland en Holland vind je nu eerder e- of nul (zie de TNZN, vol. 2, kaart 9, voor de situatie begin 20e eeuw), maar dat er een variant met i- heeft bestaan is wel te verwachten.