Door Maartje Lindhout
Wat is dat toch dat sommige mensen hardnekkig jij, jou en jouw schrijven in plaats van gewoon je? Vandaag weer. Een onbekende beantwoordde mijn e-mail en koos ervoor me te tutoyeren. Geen probleem wat mij betreft. We wisten beide van elkaar dat we twintigers waren. Ik had hem overigens – terecht of onterecht – gevousvoyeerd, want ja, we kenden elkaar dan weer niet persoonlijk.
Maar hij schreef dus jij. En jou en jouw. Gestaag vermeed hij de je die hij hoogstwaarschijnlijk wel zou zeggen. De jij’s en jou(w)’s zorgden voor een nadruk waar dat helemaal niet de bedoeling was. “Hartelijk dank voor JOUW mail.”
Waarom? Waarom toch? Zijn er Nederlandsdocenten die vertellen dat je de gereduceerde vorm is van jij, jou of jouw (terecht!) en dat het dus netter is om de volledige vorm te gebruiken? (Onterecht!) Dit geldt dan waarschijnlijk ook voor de andere gereduceerde persoonlijke voornaamwoorden we/wij, ze/zij en me/mij. Een blik in de e-mail bevestigt mijn vermoeden: ja, ik vond ook een mijns inziens ongepaste wij.
Of die docenten er zijn, weet ik niet, maar ik zou het graag willen weten. Een andere mogelijkheid is dat sommige taalgebruikers (beter: schriftgebruikers) hun eigen docenten zijn. Dat apostrofje in m’n staat er niet voor niets. Daar is een klinker weggehaald! Waarom? Omdat men dat woord dan wat onduidelijker uit zou spreken. Maar we willen geen onduidelijk gebrabbel, dus kiezen we voor de volledige vorm zonder apostrof: mijn! Zo ook met gereduceerde woorden waar een stomme e in zit: je wordt jij. Klare taal! Aldus denken die autodidacten.
Maar moeten we de boel niet omdraaien? Is het niet eerder zo dat dergelijke veelvoorkomende woordjes bijna altijd gereduceerd worden uitgesproken, omdat ze gewoon niet zo informatief zijn, tenzij we er nadruk op willen leggen?
Die nadruk is dus ook het effect dat de jij-en-jou-schrijvers veroorzaken. In hun reductievermijding slaan ze door en daarmee slaan ze de plank soms volledig mis. Want is het niet juist zo dat een wat afgezwakte jij of jou(w), dus een je, veel minder direct en daardoor vriendelijker overkomt? Bovendien valt het niet zo op dat je ervoor hebt gekozen die vreemdeling te tutoyeren.
Nike van Heeswijk zegt
Heel herkenbaar! Het lijkt een nogal hardnekkig misverstand dat gereduceerde vormen niet thuishoren in nette schrijftaal. Terwijl juist het onnodige gebruik van jij en jou(w) erg direct en daardoor onbeleefder kan overkomen.
Charlotte zegt
Helemaal mee eens. Ik vind het zelf al niet prettig om zomaar getutoyeerd te worden, ook al ben ik pas 24. Wanneer iemand dan ook nog eens “jij” en “jouw” gebruikt voelt het net alsof je behandeld wordt als een kind. Erg onbeleefd. Voor mijn werk mail ik trouwens wel eens met tienermeisjes, en ook dan gebruik ik nooit “jij” en “jouw” (zelfs “u”), al lijkt het soms wel alsof ik daar de enige in ben!
Marcel Plaatsman zegt
Ik herinner me dat Marc van Oostendorp jaren geleden al ‘ns signaleerde dat je in marketingteksten ook vaak heel nadrukkelijk “jij” en “jou” ziet staan, wat ik me als commercieel tekstschrijver toen nog even heb aangetrokken – maar gelukkig bleken mijn eigen teksten nog niet door dit virus geïnfecteerd. Ik kan zo snel niet terugvinden wáár hij dit zei (het was wel op dit blog denk ik), maar ik heb ’n donkerbruin vermoeden dat hij hier meeleest, dus misschien kan hij het juiste linkje zelf geven.
Of er Nederlandsdocenten (’n aardig germanisme, dank) zijn die dit zo aanleren weet ik ook niet, maar het klinkt wel aannemelijk, docenten Nederlands hebben me al vaker verwonderd. Op de KULeuven was er Willy Smedts, die normatieve taalkunde doceerde, en o.m. beweerde dat je “jij kunt” hoort te schrijven als je de aangesprokene bedoelt, maar “je kan” als je met dit “je” eigenlijk “men” bedoelt. Hij publiceerde ook “Notuleren kan je leren”. Wat mij betreft ’n bizarre bewering, maar soit, er zijn dus mensen die zó met de taal omspringen.
Marc Kregting zegt
Interessant! Ik heb hierop proberen te reageren: http://dehoningpot.blogspot.be/2016/10/dat-zijn-wij.html
Peter-Arno Coppen zegt
Ik ben het met je eens dat ‘jij,’ ‘jou’ en ‘jouw’ vaak overdreven aandoen, zeker als het de onbeklemtoonde vormen betreft, maar je verklaring dat docenten hieraan schuldig zijn lijkt me sterk. Het kan ook in het systeem zitten. Ik heb bijvoorbeeld absoluut niet de neiging om deze reactie te beginnen met ‘In d’r artikel schrijft Maartje…’ De volle vormen van de overige voornaamwoorden lijken allemaal veel minder erg. Ik vind het ook prima om over mijn ideeën te schrijven zonder dat ik dan meteen MIJN ideeën bedoel. ‘M’n ideeën’ vind ik zelfs een beetje geforceerd uitzien, ik denk vanwege die gekke spelling met apostrof.
De tweede persoon enkelvoud is dus de uitzondering. Vanuit die omstandigheid is het gebruik van de volle vormen dus regelmatiger (al ben ik het, dat benadruk ik nogmaals, eens met je oordelen).
Marc van Oostendorp zegt
Sinds een (moeilijk te verkrijgen) proefschrift van Egon Berendsen (Utrecht, 1986) is het denk ik in fonologische kringen wel de consensus dat in in ieder geval in de tweede en derde persoon enkelvoud zogenoemde gereduceerde en niet-gereduceerde vormen verschillende lexicale items zijn. Er is in het Nederlands bijvoorbeeld verder geen productieve reductie ij > ə. Verder heeft ‘je’ gedeeltelijk een andere betekenis dan ‘jij’ (‘je’ kan bijvoorbeeld de algemene betekenis van ‘men’ hebben: ‘je weet het niet’ is iets anders dan ‘jij weet het niet’) en ook in idiomatische uitdrukkingen vind je wel ‘je’ maar geen ‘jij’. En ten slotte: in sommige constructies kunnen bijvoorbeeld ongereduceerde vormen wel maar gereduceerde niet. Dat geldt bijvoorbeeld voor coördinatie: ‘ik en je’ is ongrammaticaal.
Ook vanuit dat opzicht is die angst voor gereduceerde vormen – ik denk dat die inderdaad bestaat – dus zonder enige grond. Je sluit daarmee bepaalde woorden uit.
Jan Uyttendaele zegt
Het verschijnsel is ook in Vlaanderen merkbaar. Volgens mij heeft het te maken met het feit dat de je-vormen niet voorkomen in de Vlaamse tussentaal. Veel Vlamingen weten niet dat er een beklemtoonde en een onbeklemtoonde vorm bestaat, zowel van het persoonlijk als van het bezittelijk voornaamwoord, omdat ze die nooit gebruiken in hun spreektaal. Ze denken dat alleen jij en jou(w) standaardtaal zijn.
Wouter van Wingerden zegt
In een enquête voor een boek dat ik schrijf, heb ik mensen deze zinnen voorgelegd:
– We geven je wat je nodig hebt.
– Wij geven jou wat jij nodig hebt.
Ik wilde weten wat ze correct Nederlands vonden én wat ze mooi vonden. Dat blijkt te verschillen: gemiddeld scoren de volle vormen hoger op correctheid (3,16 op een vijfpuntsschaal met 3 als gemiddelde; 1 betekent ‘alleen we/je is goed’, 5 ‘alleen wij/jij/jou is goed’), terwijl de gereduceerde vormen mooier worden gevonden (2,56).
Onder mensen die aangeven docent te zijn (alle vakken en onderwijssoorten), zijn de getallen vrijwel hetzelfde (3,12 en 2,50). Docenten Nederlands neigen iets meer naar de gereduceerde vormen (2,98 en 2,31).
Anneke Nunn zegt
Herkenbaar! Vorig jaar wijdde ik ook een column aan jij en jouw(w): https://www.schrijfwijzer.nl/website/verdieping/columns/column/15/Je-of-jij-E-n-advies
Jan Stroop zegt
En niet te vergeten ’t voordeel van twee vormen naast elkaar, waar Multatuli op wees (in Idee 47, 1879):
“Hij of hy is ook niet mooi, tenzy er ’n klemtoon op valt. Melis Stoke en ik vinden ‘zegti’ en ‘doeti’ goed. Komaan, laat ons dat doen… we winnen daardoor kracht in hy:
Neen, zegt-i snel, wat-i wil, wil-izelf
omdat hy dat begeerd heeft.
Wat-i denkt, wat-i zegt, wat-i doet,
werd in zyn ziel geboren… doet Hy!”
Marc Kregting zegt
En voor al dan niet jeugdsentimenteel aangedreven liefhebbers van het televisiezingzangdrama: in de jaren zeventig heette alleen een eerste jaargang ‘Kunt u me de weg naar Hamelen vertellen meneer’, daarna werd het ‘Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen meneer’.
Jan Stroop zegt
Iets dergelijks was me ook opgevallen: “Me wordt maai”
http://www.janstroop.nl/oudesite/columns/Mewordtmaai.shtml
Robert van der Meer zegt
Eigenlijk denk ik dat het geschreven woord harder aankomt dan dit uit te spreken, het komt onnatuurlijker over. Het zou mij minder vrijpostig overkomen een belangrijk of overbekend iemand respectvol te tutoyeren, dan dit hem of haar overduidelijk met bovenstaande vorm schrijvend te doen. je hoeft namelijk niet boven iemand te staan als je tutoyeert, dit mag ook op gelijke basis.