Geen enkel Nederlands toneelstuk is in de zeventiende en achtiende eeuw zo vaak gedrukt en opgevoerd als Belegering ende het ontset der stadt Leyden door Reynier Bontius. Dit blij-eindend treurspel, voor het eerst gedrukt in 1645, hield tot 1821 stand op het Nederlandse toneel. Daarna werd het spoedig vergeten, maar met 111 drukken had het een ware zegetocht achter de rug. Toneelstukken over contemporain-historische onderwerpen waren er toen al in overvloed. Een geschiedenisles op het toneel, natuurlijk niet zozeer om informatie te verstrekken als wel om saamhorigheid te kweken, is niet meer zo van deze tijd. Maar de Nederlanders van de zeventiende eeuw waren er zeer op gesteld. En voor de lezer van zeventiende-eeuws toneel zijn dergelijke spelen, met hun combinatie van poëtische vorm en historische inhoud, heel aantrekkelijk. Je kan er geschiedenisles en Nederlands mee geven in hetzelfde uur.
Een compleet overzicht van de gebeurtenissen tussen de abdicatie van Karel de Vijfde en de moord op Willem de Zwijger geeft De verkrachte Belgica (wat een titel, maar indertijd klonk dat anders) van Arent Roggeveen, gepubliceerd in het jaar waarin Nil Volentibus Arduum werd opgericht. Het vertoont de rampen die Nederland troffen ‘’t Sedert den 25. October 1555. tot den 10. July 1584. daer aan volgende’. Het is duidelijk dat toen niet iederéén aan de eenheid van tijd hechtte. Deze tekst toont duidelijk de bedoeling van historiespelen: de herinnering aan het verzet tegen de brute Spaanse overheerser levend te houden. Dat geldt al ruim een halve eeuw eerder voor Jacob Duym met zijn Gedenck-boeck, een verzameling historiespelen, van 1606:
Een ghedenck-boeck, het welck ons leert aen al het quaet en den grooten moetwil van de Spangiaerden en haren aenhanck ons aen-ghedaen te ghedencken, ende de groote liefde ende trou vande princen uyt den huyse van Nassau, aen ons betoont, eeuwelick te onthouden.
Zijn toneelstuk opdragend aan prins Willem III (dan nog geen stadhouder, maar wel de hoogste adel van het land) schrijft Roggeveen:
De reden die my bewogen hebben tot dese Tragedie, zijn om dat de wreetheyt der Spangiaerden daer onse Voor-Vaderen onder hebben moeten suchten, noyt mocht gaen uyt de gedachten der Nederlantsche Natie, daer toe de Vertooningh op een Tonneel meer kracht heeft om de memorie te verstercken dan thien mael met het te door-lesen, en voor de ongheletterde is ’t een Spiegel der Spaensche Tyrannie, dewijle den ganschen Bloet-raedt met de wreetheydt der Inquisitie (daer onder de Reformatie heeft moeten suchten, met vervolgingh van Hanghen, Branden en Moorden, soo Jongh als Oude, Mans en Vrouws-Persoonen) worden vertoont, (fol. *3r)
Hij vindt de toneeluitvoering een veel sterker middel om de geschiedenis in het geheugen te prenten dan het lezen van een boek – zeker voor een ongeletterde. Hij heeft niet de oorlogszuchtige bedoelingen van Duym, die het aanstaande Twaalfjarig Bestand wilde torpederen. In Erasmus’ opvatting dat een onrechtvaardige vrede beter is dan een gerechtvaardigde oorlog kan Duym zich niet vinden. Roggeveen ziet de wreedheid van de Spanjaarden als straf voor de weelde waarin Nederland leefde aan het eind van de regering van Karel de Vijfde; een weelderigheid die in zijn eigen tijd, 1669, opnieuw Gods toorn over het land afroept. De tijd heeft hem maar al te spoedig gelijk gegeven met het Rampjaar.
Bontius wijdt ongeveer 1800 verzen geheel aan het beleg en ontzet van Leiden. In De verkrachte Belgica geeft Roggeveen een overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse opstand in bijna vijfduizend (2562 plus 2369) verzen, waarvan nog geen honderd over Leiden. Voor hem zijn Alva, Egmont en Hoorne de hoofdpersonen, voor Bontius Valdez, Van der Werff en Boisot. Door die uitvoerigheid kan Roggeveen niet tippen aan de levendige dramatiek waarmee Bontius zich populair heeft gemaakt. Maar net als voor Bontius is de Prins van Oranje voor Roggeveen de held van het verhaal. Hij is de regisseur van Leidens onzet:
. Prins. Ick moet met neerstigheydt nu op dien vyant spelen,
. Gewelt en helpt hier niet dus moet voorsichtigheyt,
. Gepleegt zijn tot ontset en maken al bereyt,
. ’t Geen dient tot dese saeck ’k moet my wel informeren,
. Hoemen gansch Rijnlant door het water kan doen keeren,
. En jagent voor de stadt en drijft den Spangiaert wegh,
. Soo wort Leyden ontset van ’t Ooreloghs belegh,
. (tweede deel, vs. 1003-1009)
Af en toe beschrijft Roggeveen vermakelijke tafereeltjes, die hij altijd meteen in een moralistisch daglicht stelt. Bijvoorbeeld het spelletje triktrak dat de prins en de graaf van Egmond spelen als metafoor voor dappere volharding:
. Prins. Sie daer Heer Eggemont ick wed ick win het spel,
. Egmont. Ick ben ’t van nu al quyt wel dat geloof ick wel,
. Prins. Neen noch niet Eggemont ’t spel is maer eerst begonnen
. ’t Geen men verloren schickt wort dickwils wel gewonnen,
. (eerste deel, vs. 770-773)
Jacob Willemsen (een medelid van de Middelburgse rederijkerskamer ‘Broederschap van de Edele Bloeme Jesse’) karakteriseert Roggeveen in een lofdicht als een geleerde dichter, en bovendien als een knap mathematicus:
. Den Ouden Seneca vermaert by de Poëten,
. Die doot is en noch leeft getuyght gelijck wy weten,
. Dat wijsheyt voor een Mensch recht is een Atlas last;
. Ten sy de tongh of Pen den wijsen wijsheyt past,
. Doch dits al lang voor goet gekeurt by Iupijns knapen:
. Met al die uyt zyn breyn als Pallas zyn geschapen,
. En dat dit seker is blijckt in dit heerlyck Werck!
. ’t Geen ons Prins Roggeveen dien Ciceroschen Klerck
. Seer heerlyck nu vertoont, tot lof van Mittels Kamer,
. Die reden heeft gesmeet met redens reden amer.
. Aenschout dan dese geest, die Aert en Lucht doorwoelt;
. En al d’ onwetenheyt door Konst van ’t herte spoelt.
. ’t Is Arent door wiens breyn de Cirkels vanden Hemel;
. Ja d’Omloop van de Son, en voorts van ’t sterr’ gewemel
. Met Urania vertoont, ja het is Roggeveen
. Die oock den Osiaen te lande kan doorkneen:
. En die oock Atlas kloot door-snijt en draeyt met reden,
. Vermits sijn redens geest niet buytten reen wilt treden. (fol. *7v)
Inderdaad bedacht Arend Roggeveen in zijn studeerkamer in Middelburg een methode voor exacte landmeting, die het localiseren en in kaart brengen van plaatsen op de hele aardbodem verbeterde. Zijn zoon Jacob (1659-1729) paste deze methode toe bij zijn werk als cartograaf bij de Middelburgse kamer van de V.O.C. en vooral tijdens zijn spectaculaire ontdekkingsreizen: op Paaszondag 5 april 1722 zette hij in dienst van de W.I.C. ‘Paasch-Eyland’ op de kaart. Over hem gaat de novelle Zuidland (1990) van Pieter Frans Thomése.
Dodelijke aanval van het Frans-classicisme
Door zijn positie tussen geschiedschrijving en literatuur is het historiespel een kwetsbaar genre. Een gemakkelijke prooi voor het Frans-klassicisme, dat zich tegen het behandelen van recente historische stof keerde. In de woorden van Andries Pels (ik haal de accenten die Pels op de e en de o zet even weg):
. Die stoffen haalt men, of Horatius moet missen,
. Somtyds uit Fabels, doch meest uit Geschiedenissen
. Der Ouden, die aan all’ de waereld zyn bekend.
. Op Bybelstoffen, of op Zaaken, die omtrent
. Onze eeuw geschied zyn, is’t niet raadzaam zich te leggen:
. Gy moogt van Oedipus, van Clytemnestra zeggen
. Al, wat u invalt; maar van Karel Stuart niet.
. Hoe licht verspraakt ge u: ’t is te korteling geschied;
. En ’t is zeer net’lig voor, of tegen Majesteiten,
. ’t Zy gy hen martelaars, of schuldig noemt, te pleiten.
. Zie nu met aandacht die verscheiden’ stoffen van
. Maria Stuart, en Johanna Graij eens an.
. Wie deze voorstaat, schynt die ongelyk te geeven;
. Wie beide voorstaat, wordt van alle wind gedreeven.
. Weg dan van ’t Schouwtooneel met die beklemde stof;
. Weg met de Moord tot Luik, of Spanjens Erfprins, of
. Parysche Bruiloft; ze is gevaarlyk slechts te schetsen;
. Hoe netter gy ze ontwerpt, hoe feller zy zal kwetzen.
. Waarom ook Bybelstof op ’t Speeltooneel niet past:
. Tot die verhand’ling heeft alleen de Leeraar last.
. (Gebruik én misbruik des tooneels, vs. 1181-1200)
Bijbelstof is de taak van de dominee, en politieke onderwerpen zijn controversieel: wie Maria Stuart sympatiek voorstelt (zoals Vondel in zijn Maria Stuart of gemartelde majesteit van1646) kwetst de aanhangers van Jane Grey (wat blijkt uit de reactie van Joachim Oudaen in 1648 met zijn Johanna Grey, of gemartelde onnozelheyd).
En daarmee snijdt Pels een geliefd onderwerp in de Nederlandse toneelliteratuur de pas af. In de zuidelijke Nederlanden stoorde men zich niet aan de voorschriften van het Frans-klassicisme, maar in het noorden kwam er voorlopig een eind aan stukken over actuele politiek. Ze werden zeldzaam. Alleen Bontius bleef overeind. Politieke zinnespelen zoals De tieranny van Eigenbaat van Nil Volentibus Arduum hebben een politieke boodschap, maar geen historische stof. In het verre Indië vertoonde de Rotterdammer Gerrit van Spaan zijn historiespel Opkomst der Oostindische Compagnie, met de voornaamste land- en zeegevegten: verhandeldt en vertoondt in Batavia, voor den Generaal en Raaden van Indiën. Vergeleken bij de productie van de eeuw vóór Nil is de eeuw erna erg mager.
Gerrit van Uitert heeft één van de twaalf tragedies van Duym voor Ceneton verzorgd, Een bewys, dat beter is eenen goeden crijgh dan eenen gheveynsden peys. Leiden, 1606:
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/DuymBewys1606.html
In de editie van Elsbeth den Braber is De verkrachte Belgica te lezen bij Ceneton op de site van de opleiding Nederlands in Leiden:
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/RoggeveenBelgica1669.html
Gerrit van Spaan, Opkomst der Oostindische Compagnie staat bij Ceneton nog op de groeipagina:
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/SpaanCompagnie1711.html
Laat een reactie achter