Door Michiel de Vaan
pissebed zn. ‘bedwateraar; insect; paardenbloem’
Vroennieuwnl. pissebedde (1555), pissebet (1617) ‘bedwateraar’; pissebedde (1567), pisbedde, pisbloeme ‘paardenbloem; insect’ (1599).
Enkele typische Vnnl. uitdrukkingen zijn: ‘zien als een pisbed’, dat is ‘beschaamd kijken’: Laet elc water in zijnen wijn doen, laet elc pissebedde up zijnen nuese zien (van Vaernewyck, 1566); en ‘zwijgen als een pisbed’, dat is ‘er het zwijgen toe doen’: swygen als een pissebedde (Cats, 1627). In moderne dialecten komt voor het insect een naam met ‘pissen’ vooral in Holland voor: pissebed, beddepisser, beddezeiker, piszeug, piszogge (TNZN, kaart 44). Voor ‘paardebloem’ komen samenstellingen met pis- vooral in het zuiden voor: pissebed, bedpisser en bedzeiker in Frans-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Zeeland, pisbloem in Oost-Vlaanderen, Brabant en Limburg (PLAND).
De bloem is zo genoemd naar zijn diuretische werking. Ook het insect gold in ouder volksgeloof als waterafdrijvend middel, en werd in brij verwerkt waarvan de consumptie tegen bedplassen zou helpen. Mogelijk was het feit dat pissebedden zich altijd in vochtige omgevingen ophouden hier debet aan.
In Frans pissenlit ‘paardebloem’ (vanaf de 15e eeuw), letterlijk ‘pis-in-bed’, zijn dezelfde eigenschappen toegekend aan de bloem. Het lijkt erop dat het Nederlandse woord uit het Frans is ontleend, juist ook vanwege de geografische verspreiding in het Zuidnederlands, maar zeker is dat niet. Ten eerste mist in het Nederlands het voorzetsel ‘in’, ten tweede verklaart dat de geografie van pissebed ‘insect’ maar matig, en ten derde is de semantisch verwante samenstelling schijt(e)broek ‘lafaard’ immers ook al in de zestiende eeuw geattesteerd: schijt broeck (1569–1578), schijte-broeck (1663). Ik beschouw pisse-bedde ‘bed-plasser’ daarom toch in de eerste plaats als een interne formatie van het Nederlands. Wel kan het gebruik als naam voor de paardebloem door taalcontact met het Frans zijn bevorderd.
Helpt misschien de etymologie van het woord pis erbij? Het lijkt mij geen Frans woord.
Een pissebed is geen insect maar een kreeftachtige!
Een beetje laat, deze reactie, maar wat ik vond is te aardig om niet te melden.
Het lijkt erop, schrijft De Vaan hierboven, dat het Nederlandse woord ‘pissebed’ uit het Frans (‘pissenlit’) is ontleend, juist ook vanwege de geografische verspreiding in het Zuidnederlands, maar zeker is dat niet. Ten eerste mist in het Nederlands het voorzetsel ‘in’.
Dat laatste is zeker zo, maar wat blijkt bij bestudering van kaart 1022 PISSENLIT van de Atlas linguistique de la France: In ’t Franse gebied dat grenst aan ’t Zuidnederlandse gebied, de departementen Nord en Pas de Calais en Wallonië, heeft de Franse vorm ook geen voorzetsel. Daar komen vormen voor als: pichuli, picholi, pisali (zie de originele spelling op de kaart), zonder n, zelfs zonder een restant van nasaliteit. Trouwens van dat voorzetsel is in geen van de Franse dialecten van kaart 1022 een spoor te vinden. Dat voorzetsel, als ’t er al geweest is, blijkt volledig verdwenen te zijn.
Juist aan de Nederlandse kant van de taalgrens komen bijna letterlijk dezelfde vormen voor als aan Franse zijde: ‘piz(e)litte’ en ‘pisselien’. En in Frans-Vlaanderen de vertaalde vorm ‘pissebed’. Zie Taalatlas aflevering 9, nr. 4.
Op grond van deze feiten trek ik de conclusie dat piz(e)litte en alle vormen die erna ontstaan zijn, door vertaling en omzetting (woordmetathesis), teruggaan op ’t aan ’t Frans ontleende ‘pisali’.
Wat ook mogelijk is en zelfs waarschijnlijk, is dat in ’t Franse woord toch een voorzetsel zit maar dan een zonder nasaal, namelijk á, aldus: pis-á-lit. Daaruit zijn vormen als pichuli, picholi, pisali ontstaan, die vervolgens door de bewoners aan de andere kant van de taalgrens overgenomen zijn.