Door Marc van Oostendorp
Is het binnenkort afgelopen met de geesteswetenschappen? De geldbronnen slinken, de studierichtingen zijn weinig geliefd en de geleerden zijn weinig zichtbaar in het maatschappelijk debat. Lang, lang geleden – voor wij allen geboren waren – was het vanzelfsprekend dat een verstandig mens zijn talen moest spreken, zijn boeken moest hebben gelezen, iets moest weten over zijn geschiedenis.
Nu zijn wij allen geboren en inmiddels is er van die vanzelfsprekendheid weinig meer van over.
Zolang ik – als eeuwige student taalwetenschap – op de universiteit rondloop, en dat is inmiddels dertig jaar, wordt er gebeukt. Je begint daar inmiddels de tekenen wel van te zien. De geesteswetenschappen horen nog steeds tot wat het leven de moeite waard maakt. Maar ze spelen in steeds minder levens een rol.
Geïnvesteerd
Op zijn lezenswaardige weblog Mainzer Beobachter houdt de oudhistoricus de partijprogramma’s voor de komende verkiezingen tegen het licht met de vraag: wat zeggen zij te willen doen voor de wetenschap, voor de geschiedenis, de archeologie en de klassieke talen in het bijzonder. Lendering wijst er daarbij steeds op dat de PVV en de VVD volgens de huidige prognoses de grootste partijen zullen worden. Volgens de eerste moet er geen geld meer naar de cultuur. Volgens de tweede kunnen opleidingen met onvoldoende ‘baangarantie’ beter worden opgeheven. Er is, kortom, nog meer zwaar weer op til.
Het lijkt me interessant om Lenderings exercitie een keer over te doen voor taal en taalwetenschap. Dat levert vast weer een ander perspectief op, want ’taal’ vindt bijna iedereen sinds een jaar of vijftien vreselijk belangrijk: ze moeten onze taal leren! Maar tegelijkertijd wordt er weinig echt in geïnvesteerd.
Ramp
Het is soms moeilijk om hierbij niet de moed te verliezen. De goeden niet te na gesproken, zijn de collega’s aan de universiteiten (ja, jullie!) nogal naar binnen gekeerd. Het gevoel lijkt te zijn: als we maar allemaal braaf op tijd de midterm review invullen, als we maar keurig altijd mee blijven vergaderen, dan waait het ooit wel over.
En dus slijten velen hun dagen met het schrijven van midterm reviews in plaats van met het bedenken van hemelbestormende nieuwe plannen, probeert men de decaan te overtuigen van de eigen braafheid in plaats van dat men de samenleving ervan overtuigt dat er een ramp gebeurt als wij er niet meer zijn.
De belangrijkste spiegel
Ik ben natuurlijk een Don Quichot, dat ik hier iedere ochtend achter mijn laptop plaatsneem om te proberen de wereld te laten zien dat ze de Nederlandse taal- en letterkunde nodig heeft – een wereld die daar steeds minder van wil weten. Over een paar weken ben ik hier vijf jaar bijna iedere dag te vinden geweest.
Maar wat gaan we nu toch weer krijgen! Ik ga mezelf toch zeker niet in de put praten vanwege de letargie van sommigen onder jullie, en de grenzeloze domheid van de buitenwereld! Een mens is geen mens als hij zichzelf niet probeert te doorgronden; en als hij daarvoor niet de belangrijkste spiegel gebruikt die hij heeft, de menselijke taal.
Er is bovendien maar één manier om die boedel te redden, en dat is niet door het schrijven van midterm reviews, of het deelnemen aan eindeloze commissievergaderingen, hoe belangrijk een mens zich ook kan voelen als hij zich aan zulke activiteiten overgeeft. Het is gelegen in nadenken over de materie, en proberen de erfenis zo goed mogelijk over te dragen: in schrijven en doceren.
Faits divers
Er valt ook echt veel werk te doen, in termen van analyse, De problemen van onze samenleving zijn niet gering, die kunnen best wat denkkracht gebruiken.
Deze zomer verscheen in Frankrijk een fascinerend boek, Laëtitia ou la fin des hommes van de historicus en socioloog Ivan Jablonka. Dat is een literair non-fictieboek waarin hij, door een moord uit te pluizen die in 2011 gebeurde in de buurt van Nantes, laat zien wat voor verhalen er allemaal zitten aan een faits divers in de krant. En wat die verhalen ons zeggen over de huidige samenleving. En hoe – in zijn geval – historische en sociologische kennis daarbij kan helpen. (Ik schreef er hier meer over.)
Geesteswetenschappers hebben wel degelijk iets bij te dragen, juist als ze de tijd nemen om zich met de samenleving te bemoeien. Nee, dat helpt niet aan je carrière. Maar dan moeten die eisen maar veranderen.
Peter-Arno Coppen zegt
Het helpt vast ook als de geesteswetenschappers dit geluid behalve in de samenleving eveneens in de midterm reviews en de eindeloze commissievergaderingen (beter voorzitten!) laten doorklinken.
Wouter van der Land zegt
“Volgens de [VVD] kunnen opleidingen met onvoldoende ‘baangarantie’ beter worden opgeheven.”
Het lijkt mij een goede eis aan opleidingen dat er een verbinding met de arbeidsmarkt wordt gelegd. Filosofen doen het bijvoorbeeld in de praktijk goed in advies- en schrijffuncties. Wat is er mis mee om dat in de opleiding al een beetje voor te kneden?
Jenny Mateboer zegt
Laat bijvoorbeeld eens zien in wat voor functies mensen werken die Neerlandistiek gestudeerd hebben (taalkunde, letterkunde uit welke eeuw, in welke vorm dan ook). Want die advies- en schrijffuncties vervullen neerlandici natuurlijk ook. Daarin gingen ze de filosofen voor. Iets voor Meertens om onderzoekje naar te doen?
En Marc, de moed niet verliezen. Ik voel me juist altijd zo gesterkt door je bijdragen. Al zit ik dan niet in het onderwijs en heb ik maar een gewone adviesfunctie.
Lucas Seuren zegt
Over het nut of belang van taalwetenschap. Tijdens een wetenschapsbeurs in de UK had een aantal conversatie-analytici ook een stand hadden en mensen lieten zien hoe interessant en zinnig hun onderzoek is, en de aanpak was zeer populair: https://rolsi.net/2016/10/10/guest-blog-saul-albert-and-colleagues-on-the-conversational-rollercoaster-emca-exhibition/.
Ik denk wel eens dat het lastig is om een vakgebied als taalwetenschap uit te dragen aan de buitenwereld, maar dit soort evenementen laat zien dat creatieve geesten altijd wel een manier vinden.
Marc van Oostendorp zegt
Dit ziet er inderdaad uit als een heel goed idee! Je hebt wel analisten nodig die heel snel kunnen werken en vooral er wat dingen uit kunnen halen die ook voor het publiek interessant zijn. Maar dat is daar kennelijk ook gelukt. Het is misschien iets voor een groep Nederlandse collega’s om eens tijdens een Drongo-festival te laten zien?