Door Marc van Oostendorp
Bij de verhuizing van het Meertens Instituut, onlangs, ontdekte ik ineens dat ik een dichtbundel in het bezit heb van de man die wel wordt beschouwd als de ‘eerste nationaal-socialist van Nederland’: Bertus Smit.
De bundel werd overigens gepubliceerd in 1930 toen Smit nog geen nationaal-socialist was, maar wel een overtuigd fascist (de subtiele onderscheidingen in de extreem-rechtse beweging speelde een belangrijke rol in zijn leven). Roseroj heet de bundel, wat staat voor dauwdruppels (of eigenlijk: stukjes dauw) in het Esperanto, want in die taal is de bundel geschreven. Behalve dat hij de eerste nazi was, combineerde hij deze gedachtewereld dus ook nog met een groot enthousiasme voor de internationale (door een Oost-Europese Jood bedachte) taal.
Het is, in ieder geval voor mij als niet-kenner, moeilijk om iets fascistisch te ontdekken in Smits gedichten. Ze gaan soms over Nia Afero (Onze Zaak), maar dat lijkt toch eerder die van het Esperanto te zijn. Verder zijn het veel beschrijvingen van een vagabond die door Europa zwerft, en daar bekoord raakt door de charmes van de architectuur en/of het vrouwelijk schoon. Het meest sociaal-betrokken gedicht dat ik kan vinden is dit:
Al pola amikineto
En profunda la interno
De grand-urba lu-kazerno,
Meze de la urba zum’
Malproksime de la lum’,
Inter tute kalvaj muroj –
Grize flavaj kaj malpuraj,
Loĝas mis etulin’,–
Ĉarma, bela junfraǔlin’.Jam dum frumatena horo
Ŝi deviras al laboro
Ie en la metropol’ –
Sen gajeco, sen konsol’
Rampas for malviglaj horoj
Sub ’tipad” malbelsonora –
Plendo mia, karulin’,
Tie ne atingas vin.Lumon mi ja volus doni –
La kapeton vian kroni
Per ĉarmplena belflorar’
Kaj per ĉia, ebla far’
Plibeligi vivon vian
Kaj la monotonon ĝian
Igi for per folĉa vort’ –
Sed tro eta mia fort’.Warszawa (Polujo) 8-1-’29<
Aan een Pools vriendinnetje
In het diepe binnenste
van een grootstedelijke huur-kazerne
te midden van het stedelijke gegons
ver van het licht
tussen geheel kale muren –
grijsgeel en vies,
woont mijn kleintje
een charmante, mooie juffrouw.Al in het vroege morgenuur
moet ze naar haar werk
ergens in de metropool –
zonder vreugde, zonder troost,
de trage uren slepen zich voort
onder lelijk ‘getik’ –
mijn klacht, schat,
bereikt je daar niet.Ik zou je licht willen geven
je hoofdje willen kronen
met een charmant mooi boeket
en door alle mogelijke daden
je leven mooier maken
en de monotonie ervan
met een zoet woord willen verdrijven –
maar mijn kracht is te klein.Warschau (Polen), 8-1-’29
Wat er ook verder allemaal uit dit gedicht mag spreken, de overtuiging dat een Leider wel eens even Levensruimte gaat scheppen voor een Herenvolk is het niet. Al een paar jaar later, tijdens de Nacht van de Lange Messen, verloor hij zijn vertrouwen in Hitler (en raakte zelfs even in de problemen omdat hij een brochure schreef tegen dit ‘bevriende staatshoofd’. Zoals hij uiteindelijk tijdens de Tweede Wereldoorlog ook de meeste tijd in Duitse concentratiekampen doorbracht.
Maar los van dat alles zou het volgens mij de moeite waard zijn eens in wat groter detail te onderzoeken hoe het iemand lukt om een ideologie als het fascisme in zijn hoofd te combineren met die van het esperantisme. Zeker in deze tijd waarin iedereen iedereen beschuldigt van fascisme, zou het geen kwaad kunnen eens te kijken naar hoe enorm eigenzinnige dichters en schrijvers uit de vorige eeuw kortstondig enthousiast raakten voor die uiteindelijk zo verderfelijke ideologie. Waarom schreef iemand gedichten voor een Pools meisje in de grote stad en encanailleerde hij zich inmiddels met figuren die het geweld verheerlijkten?
willem huberts zegt
Bertus Smit was een man met een wel zeer opmerkelijke levensloop. Over enkele dagen publiceer ik in het Tijdschrift voor Biografie een artikel over de man. Hij was, in een eigentijdse term, een multitalent: coupeur, schoenenverkoper, winkelbediende, propagandist, dichter, politiek activist, geschiedschrijver, handelsreiziger, vertaler, tekenaar, journalist – de lijst is vast niet compleet. Helaas blonk hij in geen enkele activiteit uit, waardoor hij vrijwel vergeten is.
In zijn leven weerspiegelt zich de 20e eeuw. In 1921 was hij internationaal georiënteerd esperantist. In 1929 was hij fascist, in 1931 nationaalsocialist en in 1933 antisemiet. In 1940 werd hij door de Duitse bezetter gearresteerd. In 1942 werd hij door een Duitse nazi-rechter ter dood veroordeeld. In 1943 meldde hij zich bij de Nederlandse SS, maar hij werd geweigerd. In mei 1945 maakte hij de bevrijding mee als gevangene in een Duits concentratiekamp. In 1947 was hij een democraat en richtte hij de stichting Friends of America op. In 1973 was hij betrokken bij het actiecomité Nieuwmarktbuurt en streed hij tegen de aanleg van de Amsterdamse metro. In de jaren ’70 en ’80 genoot hij landelijke bekendheid als tekenaar van stedenschoon. Het was een wonderlijke levensloop.
Marc van Oostendorp stelt zich (en ons) de vragen ‘hoe enorm eigenzinnige dichters en schrijvers uit de vorige eeuw kortstondig enthousiast raakten voor die uiteindelijk zo verderfelijke ideologie’ en ‘Waarom schreef iemand gedichten voor een Pools meisje in de grote stad en encanailleerde hij zich inmiddels met figuren die het geweld verheerlijkten?’ Misschien werd het fascisme in die tijd niet door iedereen als ‘verderfelijk’ beschouwd, Marc. En misschien wordt onze blik op het fascisme uit het interbellum wel vertroebeld omdat wij weten tot welke verschrikkingen het heeft geleid. Die uitkomst kon Bertus Smit in 1929 niet voorzien – dat kon niemand voorzien. In elk geval waren er destijds miljoenen Europeanen die van mening waren dat het fascisme de uitweg was uit een vastgelopen samenleving. En omdat fascisten gewone mensen zoals jij en ik waren, liepen er onder hen ook dichters, schilders en kunstenaars rond.
Marc van Oostendorp zegt
Dank u wel voor deze toevoegingen. wat een toeval dat dit artikel nu net verschijnt. Ik kijk ernaar uit!
Ik begrijp ook wel dat in de jaren 20 niet per se voor iedereen duidelijk was dat het fascisme verderfelijk was, maar daarmee was het nog niet meteen compatibel met het esperantisme, in ieder geval mij lijkt het moeilijk te verenigen. Let wel: ik snap ook wel weer ongeveer hoe het werkt dat iemand allerlei soorten idealisme tegelijkertijd aanhangt, maar wonderlijk blijft het wel. (Dat hij ook nog een tijdje antisemiet was, wist ik niet, en hoewel ik weet dat er ook in Duitsland esperantisten-nazi’s waren, snap ik niet hoe zij dat in hun hoofd konden verenigen met het aanhangen van een door Lezjer Zamenhof gemaakte taal.)
willem huberts zegt
De meeste mensen zullen het fascisme uit de jaren 1920-1945 beschouwen als een gitzwarte ideologie die dood en verderf zaaide, die geweld predikte en die niets dan slechts over de mensheid heeft gebracht. Sinds 1945 is het voor veel mensen lastig om te accepteren dat het fascisme voor veel van zijn aanhangers uit de jaren 1920-1945 een sterk positief imago had en door hen als een middel werd gezien om een betere wereld te scheppen. En daar ligt, denk ik, dan ook de ‘compatabiliteit’ met het esperantisme: ook de aanhangers daarvan streefden naar een betere wereld.
We zijn al met al wel flink afgedwaald van ’taal- en letterkundig onderzoek’! 😉
Wouter Steenbeek zegt
Zeker, zowel het fascisme als de Esperantobeweging waren/zijn doortrokken van een sterk idealisme, even typisch voor het interbellum als atypisch voor de tijd waarin ik opgroeide (de jaren negentig). Dat neemt echter niet weg dat de fascistische idealen van extreem nationalisme en onverdraagzaamheid jegens erfvijanden (welke dat dan ook zijn) moeilijk te verenigen zijn met de idee van een tweede, niet-natiegebonden taal die iedereen zou moeten leren om het begrip tussen de volkeren te vergroten. Een fascist wil op zijn minst de eigen, superieur geachte cultuur over de wereld verspreiden.
willem huberts zegt
Ik heb het fascisme geruime tijd diepgaand bestudeerd, maar heb nooit iets gevonden dat wijst op ‘onverdraagzaamheid jegens erfvijanden’. Misschien kunt u dat toelichten? En uw opmerking dat de fascist zijn ‘eigen, superieur geachte cultuur over de wereld’ zou willen verspreiden, lijkt me toch op z’n minst strijdig met het ook door u genoemde ‘extreem nationalisme’.