Door Marc van Oostendorp
Taal is een paraplu. De boodschap komt meestal als een ingevouwen staaf van klanken op je trommelvliezen bonzen, maar zodra hij binnen in je hersenpan is, wordt hij uitgevouwen tot een meerdimensionaal object.
De Amerikaanse taalkundige Charles Hockett introduceerde eind jaren vijftig een begrip dat soms dubbele articulatie (double articulation) wordt genoemd en soms dubbelheid van patroonvorming (duality of patterning). Het komt erop neer dat taal uit twee lagen bestaat: een laag van op zich volkomen betekenisloze klanken, (een d, een a, een s) die samen woorden vormen, en een laag waarin de aldus verkregen vormen wél betekenis hebben en in groter (zins)verband bij elkaar staan (‘dat is een lekker warme das’).
(Feitelijk hebben beide begrippen iets verschillende betekenissen, en ook ieder een aantal uiteenlopende interpretaties; zie dit artikel van de Britse taalkundige Bob Ladd als je er echt alles van wilt weten.)
Handbewegingen
Het zit eigenlijk nog iets ingewikkelder in elkaar: de klankvorm blijft niet beperkt tot individuele woorden, ook hele zinnen hebben een vorm die bestaat uit pure klank: een zinsmelodie bijvoorbeeld. Dat is de dubbelheid: er is tegelijkertijd pure vorm (klank, of bij gebarentaal, beeld) en pure betekenis.
In een nieuw overzichtsartikel over wat taal precies is en hoe deze geëvolueerd is, voegt de Amerikaanse taalkundige Daniel Everett er, op gezag van andere wetenschappelijke literatuur, een derde dimensie aan toe: die van het gebaar.
Taal gaat altijd gepaard met gebaren. Ook mensen die geheel alleen aan de telefoon staan en ook dove mensen maken onwillekeurig gebaren terwijl ze praten. Uit sommig onderzoek lijkt naar voren te komen dat zelfs als mensen in taal denken er hersendelen actief zijn die met handbewegingen te maken hebben.
Inspirerende gedachte
We zijn geneigd om die gebaren te veronachtzamen, misschien omdat we gewend zijn ze in geschrifte uit de taal te filteren (afgezien natuurlijk van emoji’s). En bewust of onbewust zien veel mensen geschreven taal als dé taal, hoewel daar eigenlijk weinig reden voor is. Mensen praten veel meer dan ze schrijven, nog even los van het feit dat het schrift veel jonger is dan de gesproken taal, of dat de meerderheid van de ongeveer zesduizend talen op deze wereld nooit geschreven is.
En omdat gebaren bij gesproken taal horen, horen ze dus waarschijnlijk van oudsher bij taal. Zo zeer dat sommige vooraanstaande onderzoekers naar de evolutie van taal denken dat taal misschien wel bij die gebaren begonnen is, voordat we bij die gebaren klanken gingen maken die uiteindelijk tot woorden werden, die dan in een grammaticaal verband tot zinnen werden met ingewikkelde betekenissen. Everett werkt deze visie verder uit in zijn artikel.
Discussies over de evolutie van taal worden natuurlijk altijd geplaagd door het feit dat er van taal zo weinig overblijft. Hoe en of mensen tien- of honderdduizend jaar geleden spraken: we kunnen het nooit zeker weten. Laat staan dat we zouden kunnen achterhalen hoeveel verschillende dimensies hun taal had. Maar dat het er nu in ieder geval drie zijn vind ik een inspirerende gedachte.
Lucas Seuren zegt
Volgens mij is het vanuit de meeste taalevolutietheorieën wel logisch dat gebaren onderdeel zijn van taal als gebruiksobject. Dus of je taal nu ziet als een soort abstract construct of zuiver een sociale tool (of combinatie van beide), het moment dat taal werd ingezet als communicatiemiddel zal vrijwel zeker later gekomen zijn dan het gebruik van gebaren.
Het is dan altijd lastig waar je de grens legt tussen taal en andere vormen van communicatie. Gebarentaal laat al zien dat het niet gesproken of geschreven hoeft te zijn. Emoji’s zijn soms onmisbaar om een boodschap goed over te brengen. Taal lijkt me in dat opzicht volledig geïntegreerd in ons communicatieproces.
Daarmee wil ik niet beweren dat er niets zoiets bestaat als de grammatica van een taal, verre van zelfs, maar als communicatiemiddel is taal slechts deel van een geheel.
Marc van Oostendorp zegt
Dat ’taal slechts deel is van een geheel’ is onmiskenbaar waar, maar wel weer net wat anders dan wat hier bedoeld wordt, namelijk dat gebaren ónderdeel uitmaken van taal, dat een taal zonder gebaren niet kan bestaan, ook niet als ‘formeel object’.
Lucas Seuren zegt
Dat bedoelde ik eigenlijk ook 🙂 is er een grens tussen gebaren en taal, en zo ja, waar zou je die grens moeten leggen. Everett beweert als ik het goed begrijp dat er geen grens is, terwijl taal als een meer abstract fenomeen veronderstelt dat er wel een duidelijke grens is.
Maar Everett lijkt een probleem, zei het een vrij intuïtief probleem, niet op te lossen. Zoals hij het stelt zijn mensen anders dan dieren, doordat we het beste zijn in communicatie. Maar wat is het aan menselijke communicatie dat het zo superieur maakt? Dat lijkt te zijn wat we traditioneel taal noemen (vandaar dat ik het een intuïtief probleem noem, in tegenstelling tot een goed omlijst academisch probleem).
Taal in die enge zin is, zo lijkt mij althans, ongetwijfeld wat onze communicatie zo vele malen efficiënter maakt, wat ons in staat stelt tot het vrij precies bewerkstelligen en onderhouden van intersubjectiviteit.
Ik kan me zo voorstellen dat de neurologische fundamenten die dat mogelijk maken niet per se met dat doel geëvolueerd zijn. Dat wil zeggen, de mutatie of mutaties die onze complexe communicatie mogelijk maken kunnen dat toevallig doen.
Enfin, ik ben te weinig op de hoogte van de theorieën en te sceptisch dat het een probleem is dat we binnenkort gaan oplossen.
willemkr zegt
“[] los van het feit [] dat de meerderheid van de ongeveer zesduizend talen op deze wereld nooit gesproken is.” Dat is wel erg ‘los’ van hun nooit geschreven zijn.