Kerstmis heeft iets pastoraals. Het Weihnachtsoratorium van Johann Sebastian Bach bevat Hirtenmusik, Nederlanders zingen ‘De herdertjes lagen bij nachte’ en tijdens het kerstoffensief in de Gysbreght, de massamoord in de kerstnacht, spreekt de ‘Rey van Edelingen’ over de aanbidding door de herders:
. De doecken daer dit kint in leit
. Is ’t purper van zijn majesteit,
. Waer in de harders hem aenschouwen,
. Dien God de zielen komt vertrouwen;
. Gelijck van ouds was toegezeit.
. Dat God zijn kudde weiden zal,
. En hoên voor ramp en ongeval,
. En na’et verdwaelde schaepken vraegen,
. En dat op zijne schouders draegen
. Met vreughd by ’t overigh getal.
. (vs. 725-734)
Het zal niemand verbazen dat het publiek na dit gewelddadige stuk behoefte had aan een suikerzoet dessert, en toen iemand bedacht in aansluiting op de voorstelling van de Gysbreght een idyllisch tafereeltje te vertonen ontstond een opvoeringstraditie die ruim tweeëneenhalve eeuw stand zou houden. Dat gebeurde in het begin van de achttiende eeuw, toen Het boere-operaatje, of de bruyloft Kloris en Roosje (1706) als naspel gebruikt werd; de combinatie van Gysbreght en Kloris en Roosje was van meet af aan een succes.
Deze ‘boere-opera’ is voortgekomen uit een gezongen herdersspel: De vryadje van Cloris en Roosje (1688). Pastorale poëzie stamt al uit de oudheid (arcadische poëzie). Er is een enorm aantal herdersdichten, in de traditie van Theocritus’ Idyllen die nagevolgd werden door Vergilius in zijn Bucolica. Op het toneel werd het genre populair met twee Italiaanse spelen: Aminta (1573) van Torquato Tasso en Il pastor fido (1590) van Giovanni Battista Guarini. Beide spelen zijn herhaaldelijk in het Nederlands vertaald. Piet Verkuyl schreef een studie over de talrijke Guarini-vertalingen, en met vijf vertalingen was Aminta minstens even populair. Toen Dirck Buysero in 1688 De vryadje van Cloris en Roosje maakte, het spel waar twintig jaar later De bruyloft van Kloris en Roosje een vervolg op zou zijn, voegde hij zich in een lange traditie. Het simpele kluchtje kan niet tippen aan de complexiteit van Il pastor fido; het sluit wel aan bij Tasso’s Aminta in zoverre dat in beide gevallen een afgewezen minnaar door standvastig smeken uiteindelijk zijn geliefde weet te winnen. Maar in Aminta is dat na een adembenemende reeks gebeurtenissen, met een poging tot aanranding en met een bebloede sluier die er bijna een variant op Piramus en Thisbe van had gemaakt; in De vryadje van Cloris en Roosje wordt de herder afgewezen, discussieert hij met zijn collega Thirsis over het nut van de drank om ellende te vergeten, en valt hij in het laatste toneel in de armen van zijn amour, die door haar vriendin Silvia is aangespoord zich gewonnen te geven. Buysero mist de grandeur van Tasso en Guarini. Hij is niet meer dan een middelmatig dichter, maar zijn verdienste ligt op een ander vlak: hij is de pionier van de Nederlandse opera. Zijn spel De triomfeerende min uit 1680, met gegraveerde muziek door Carolus Hacquart, geldt als de eerste volwaardige Nederlandse opera.
Die muziek is in druk overgeleverd, maar de muziek bij het zangspel de Vryadje niet. Alle personages in dat spel, tien herders en twee bacchanten, zingen hun tekst geheel of gedeeltelijk. Van de titelpagina weten we dat de muziek gecomponeerd is door Servaas de Koninck, een Vlaamse musicus die kort daarvoor naar Amsterdam geëmigreerd was. Zoals Natascha Veldhorst laat zien in haar boek De perfecte verleiding speelde men in de 17de-eeuwse theaters niet alleen muziek tussen de bedrijven, maar ook in talrijke muzikale scènes. Het Nederlandse zangspel was een opmaat naar de opera, die in Italië en Frankrijk al veel eerder tot bloei kwam. Eveneens in 1688 verscheen bijvoorbeeld Het verslingert Moekroesje door Jan Bara, een korte klucht waarin maar liefst acht liederen gezongen werden.
Een bijzondere overeenkomst tussen de spelen van Bara en Buysero is het motief van de natuur, die gemaand wordt zich stil te houden uit verbazing en bewondering, als de minnaar zijn verliefdheid uit. Het is een oproep om geconcentreerd te luisteren, die in een zangspel zeker functioneel is. In Het verslingert Moekroesje vers 411:
. Staa Y-stroom, staa, en hoor mijn lieffelijck gezught;
En in de Vryadje van Cloris en Roosje:
. Zuidewind houd op van blaazen,
. Roerd geen kruidjes in ’t gemeen,
. Wilt geen boomtjes meêr verbaazen,
. Roosje stut myn ramp alleen.
. (vs. 160-163)
De Vryadje eindigt met een primitieve peripetie:
. Cloris.
. Ach! Daar is myn uitgelezen.
. Kund gy noch weêrspannig weezen
. Zoete Roosje? daar myn hart
. Schier vergaat in minnesmart.
. Silvia.
. Roosje, wilt zyn pyn verzachten,
. Maakt een einde van zyn klagten.
. Roosje.
. Cloris ’t schynt wel of myn hert
. Tot weêrmin genegen werd.
. Cloris.
. Zal my zulk een lot gebeuren,
. Ben ik t’einden van myn treuren?
. Thirsis.
. En zo lang als wy de wyn
. Maar genieten, kan geen pyn
. Van de min ons harte raaken,
. Wyn die geeft zoldaaten moed,
. En geeft kracht aan ’t jeugdig bloed,
. Wyn die kan ons best vermaaken.
. Cloris.
. Kom laat ons zaamen treeden
. Bestrikt, versierd, gekroond.
. En hechten, naar onze gewoont’,
. Voor Venus heiligheden,
. Ons harten zamen aan een
. En voorts leeven wel te vreên.
. Silvia.
. Kom dan, nimphen, met uw reijen,
. Wilt al danssende geleijen,
. Deze bruidegom en bruid,
. En vol vreugd deez’ echt besluit.
. Hier wort gedanst een Harders Ballet.
. Choor.
. Yder een geniet zyn lust,
. Elk is met het zyn gerust,
. Cloris door stantvastig vrijen,
. Raakt ten einden van zyn lijen,
. Thirsis acht geen grooter schat
. Als het eed’le Bachus nat.
. (vs. 247-268)
Kloris en Roosje als naspel bij de Gysbreght
Buysero’s Vryadje van 1688 is nooit opgevoerd in combinatie met de Gysbreght. Het anonieme spel Het boere-operaatje, of de bruyloft Kloris en Roosje (1706) juist heel vaak. Het kan zijn dat Buysero dit vervolg zelf gemaakt heeft, maar ook de Leidse schouwburgdirecteur Jacob van Rijndorp en de Amsterdamse steracteur Thomas van Malsem worden genoemd als auteur; de eerste zou de versie gemaakt hebben die in Den Haag, Rotterdam en Leiden werd gedrukt en Van Malsem bewerkte het spel voor de Amsterdamse schouwburg. Het lijkt me waarschijnlijk, maar zeker is het niet. In de loop van de achttiende eeuw is deze klucht minstens twintig keer gedrukt. De verschillen met De vryadje zijn groot: de herders zijn boeren geworden, en we zijn geen getuige van de vrijage van Kloris en Roosje maar van hun huwelijk; de ouders van het bruidspaar spelen een belangrijke rol, en – van een huwelijk komt een huwelijk – een andere boer maakt nu een boerin het hof. Deze bewerking werd in 1707 misschien toevallig het nastuk bij de Gysbreght, en die combinatie beviel zo goed dat er een eeuwenlange traditie mee ontstond. Nu zijn de Gysbreght en Kloris en Roosje onlosmakelijk verbonden, maar het kluchtige zangspel ontstond pas lang na Vondels dood.
De ouders van de titelheld heetten Joris en Luytje, maar in de Amsterdamse versie zijn zij hernoemd als Thomas en Pieternel. Die namen zijn goed te verklaren: Thomas van Malsem (overleden in 1719) was een bekende Amsterdamse acteur, gehuwd met de actrice Petronella Kroon; het is hoogstwaarschijnlijk dat de rollen naar hen vernoemd zijn. Rond de jaarwisseling sloot dit echtpaar de uitvoeringen af met een nieuwjaarswens, waarvan de teksten niet bewaard zijn gebleven. Later in de achttiende eeuw schreef Jan de Waal verschillende malen de nieuwjaarswens, die toen ook gedrukt werd. De oudst bekende van die uitgaven is bij Ceneton te lezen: Nieuw jaars-wensch van Thomas Vaer, op de bruiloft van Kloris en Roosje, gedaan in den Schouwburg den 1. January 1776. Pieternel is bang dat Thomas alle aanwezige mensen, dus de volle zaal van de schouwburg, op het huwelijksfeest wil uitnodigen. Maar Thomas is bezig een nieuwjaarswens voor te bereiden. Als Pieternel erop aandringt het kort en eenvoudig te houden doet hij dat zo:
. Wel nou dan Volkje, goeye Vrinden,
. Ik wensch, dat jy mag ondervinden,
. Dat al de Heyl, die jou deuz’ dag
. Is toegewenscht; mit Zeegen, mag
. Op jou, en Nageslacht, beklyven.
. Dat steeds, het Vee, gezond mag blyven,
. Zoo wel op ’t Land, als in de Stal.
. Dat uw Negotie, overal,
. Mag met het Handwerk, heerlyk bloeyen.
. Dat uwe kuypen, overvloeyen
. Van Melk, en Butter! maar, de Wyn,
. Die moest ook niet vergeeten zyn,
. Dat Nat, om zorg, van ’t Hart te jaagen,
. Zy uw, geschonken naar behaagen,
. Mits dat gy steeds uw zelve kend.
. Ook, dat van uw word afgewend,
. Al, wat uw immer, kan ontrusten.
. Uw Vleeskuyp, zy, naar uwe lusten
. Verzien, van Os, en Verkens bout;
. Als ook, uw Haart, van Turf, en Hout.
. ’k Wensch uw vooral, gezonde Leeden,
. Een vlug verstand, en goede reeden,
. Een vrolyk, en gerust gemoed.
. Uw kinderen, door Deugd gevoed,
. Verstrekken steeds, uw tot genoegen.
. Zoo uw, den Hemel toe wil voegen,
. Al deuze Wenschen, groot, en klyn,
. Hebt g’ reeden, om vernoegd te zyn.
. Dan wagten w’ uw, in deuze Streeken,
. Voor ’t minste, twemaal alle weeken,
. Of iens, of meer, naar dat men speeld
. Zoo ’t uw niet eer, als ons verveeld.
. (vs. 21-52)
Tot het einde van de Gysbreght in 1968 kreeg het publiek de nieuwjaarswensen van Thomasvaer en Pieternel. Op 1 januari 1951 was het Annie M.G. Schmidt die het script voor Thomasvaer aanleverde. Haar tekst is niet bewaard gebleven, zij zal zeker recalcitranter en excentrieker zijn geweest dan haar achttiende-eeuwse voorgangers. Hun brave ontboezemingen zijn niet te vergelijken met de spot en ironie die we kennen van de hedendaagse oudejaarsconférence.
Tot slot mijn nieuwjaarswens. Ik sluit me aan bij de laatste woorden van Thomasvaar: als het u niet verveelt presenteer ik hier graag weer regelmatig iets over zeventiende-eeuwse letterkunde. Er wachten nog 22 spelen van Vondel en honderden andere klassieke teksten. Maar de stukjes van de afgelopen 65 weken hebben allerlei vragen opgeroepen die ik eerst ga uitzoeken. Ik ben dankbaar voor de vele aanmoedigende reacties. Ik wens u in 2017 veel leesplezier toe, en ik kijk uit naar uw aanvullingen en commentaren.
Buysero’s Cloris en Roosje (1688) is te lezen bij Ceneton:
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/BuyseroCloris1688.html
evenals een Rotterdamse druk van Kloris en Roosje door Jacob van Rijndorp (ca. 1712):
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/KlorisenRoosje1712.html
Ook Aminta-vertalingen van Mattheus Smallegange, Jan van Mieris, Cornelis Hoofman, Jan Baptista Wellekens en Kornelis Boon en Jan Bara’s Het verslingert Moekroesje zijn te vinden bij Ceneton.
Met de beste wensen van Jan de Waal:
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/ThomasvaerWaal1776.html
Laat een reactie achter