Kamelen
Langs het stervend goud der horizon
Gaan op slanke wereldwijze benen
De kamelen, plotseling verschenen,
Naar het wachtend water van de bron.
En hun hals reikt ver vooruit naar ‘t doel,
En hun neuzen staan gevleugeld open,
Dédaigneus en adellijk. Zo lopen
Joodse rabbi’s soms door ‘t stadsgewoel.
Dorstig dravend en door niets belet,
Laten zij nochtans hun haast niet blijken,
Zouden liever aan hun dorst bezwijken
Dan de maat verliezen van hun tred,
En zij zweven door het avondgoud
Als muziek – die enkel wordt aanschouwd.
Bertus Aafjes (1914-1993)
uit: Het koningsgraf (1948)
- Bertus Aafjes: wikipedia • website • dbnl • npe • wat gedichten • citaten
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail. Aanmelden.
@ Raymond Noë, wat was het punt van Aafjes? Het beeld is tegenstrijdig: rabbi’s lopen als dorstige kamelen zichtbaar met de hals naar voren, maar toch laten ze volgens de dichter hun haast niet blijken. Heeft het gezien het jaartal 1948 te maken met de stichting van Israel? Dan klopt het…
Ik denk dat het gedicht enkel over kamelen gaat. Die lijken blijkbaar soms op een rabbi, maar na die vergelijking gaat het weer over de kamelen zelf, niet over rabbi’s.
De gedichten in ‘Het koningsgraf’ gaan voor een groot deel over Egypte, en zijn daar ook geschreven. Zou me verbazen als hij hiermee iets over Israël wilde zeggen.
Niet ‘een rabbi’, maar ‘een Joodse rabbi’! Dat is heel wat anders!