Door Marc van Oostendorp
Dat Nederland eeuwenlang een wereldmacht was, die er niet voor terugdeinsde om vreemde volkeren te onderwerpen, vaak met geweld – menselijkerwijs is het een gruwelijk feit, evenals het feit dat die vele zwarte bladzijden in onze geschiedenis nauwelijks bediscussieerd zijn.
Maar wetenschappelijk is het, hoe naar dat ook klinkt, interessant. Het biedt de mogelijkheid om precies die weggestopte gedachten op te sporen: in oude teksten te gaan speuren naar hoe de Nederlanders indertijd eigenlijk over hun positie in de wereld dachten, hoe ze de onderworpen volkeren zagen, hoe ze omgingen met het feit dat bijvoorbeeld slavernij eigenlijk maar moeilijk te verenigen is met een christelijk geloof.
Hybride
In haar nieuwe boek Structures of Subjugation in Dutch Literature bestudeert Judit Gera, hoogleraar Nederlands literatuur, in Boedapest, overwegend auteurs die je van goede wil zou kunnen noemen – schrijvers die in hun eigen tijd vaak als heel kritisch over het kolonialisme werden gezien, zoals Multatuli, Couperus en Székely-Lulofs.Ze laat zien dat ook zulke schrijvers zich niet helemaal losmaakten van een koloniale blik: dat de gekoloniseerden nog steeds niet helemaal als volwaardige mensen werden gezien, dat de ‘uitwassen’ van het koloniale systeem weliswaar ter discussie werden gesteld, maar dat dit systeem zelf niet echt bekritiseerd werd, dat het nooit echt lukte de ‘witte’ blik helemaal los te laten.
Regelmatig vallen daarbij termen als hybride en ambivalent, waarbij de onderliggende gedachte er natuurlijk één is dat er twee polen zijn: aan de ene kant het wereldbeeld dat er geen been in ziet om andere mensen bloedig te onderdrukken, aan de andere kant de visie die inziet dat alle mensen gelijk zijn en ieder individu het recht heeft om op zichzelf gehoord te worden. Een schrijver als Couperus zit dan misschien meer aan de laatste kant, maar toch nog niet helemaal. Daar past dan het woord hybride op.
Radicaalst
Strikt genomen is dat natuurlijk een beetje vreemd: wanneer je mensen gaat opdelen in dit soort polaire opposities neem je zelf hun individualiteit niet serieus. Maar als een methodologisch, en vooral een didactisch middel is het heel geslaagd. Er valt veel te leren uit Gera’s erudiete opstellen. Want inderdaad blijkt juist uit de manier waarop in bijvoorbeeld De familie Kegge uit de Camera Obscura het kolonialisme op de achtergrond een verborgen rol speelt juist iets over hoe de ‘gewone’ Nederlander dat indertijd moet hebben beleefd. En blijkt juist uit de racistische elementen die je in Max Havelaar óók kunt aanwijzen, iets over de krachtige greep die onbewuste ideeën op ons zullen blijven houden.
Het boek is overigens wel eerder een verzameling van essays dan een hechte monografie. Hoewel Gera in haar inleiding uitlegt dat het doel van die Engelstalige boek óók is om buitenstaanders kennis te laten maken met de Nederlandse literatuur, is de keuze daarvoor net iets te willekeurig: van Székely-Lulofs wordt bijvoorbeeld alleen ingegaan op haar laatste roman, Tjoet Nja Dinh. Dat was misschien haar radicaalste boek, maar de buitenlandse lezer had misschien wel meer informatie over het eerdere werk willen hebben.
Extra interessant
Bovendien gaat Structures of Subjugation niet alleen over kolonialisme, maar ook over de manier waarop naar vrouwen wordt gekeken. Dat levert een van de naar mijn smaak interessantse opstellen in het boek op, waarin in vogelvlucht het vrouwbeeld in de Nederlandse letteren wordt geschetst van Beatrijs via Sara Burgerhart, Van de koele meren des doods en Eva tot en met Een schitterend gebrek.
Het levert een fascinerend inzicht op in de parallellen tussen deze verschillende verhalen, maar ook in hoe de vrouw zich gaandeweg steeds meer emancipeert en gaandeweg een eigen stem krijgt. Waarbij dan natuurlijk het feit dat de schrijver van het laatste boek een man is, Arthur Japin, extra interessant is.
Judit Gera. Structures of Subjugation in Dutch Literature. Cambridge: Modern Humanities Research Association, 2016. Meer informatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter