Door Marten van der Meulen
Groter als, nooit geen, hun hebben: veel mensen gruwen ervan. Sommige puristen verbeteren de fouten wanneer ze die tegenkomen, door overtreders aan te spreken of door brieven naar de krant te sturen. Vroeger zouden taalwetenschappers maar al te graag hebben meegedaan met deze verbeterzucht, maar tegenwoordig nemen zij afstand. Vandaag de dag bestuderen zij taalfouten vooral om te proberen erachter te komen hoe ze veroorzaakt worden. Recent onderzoek richt zich bijvoorbeeld op de vraag wat er eigenlijk gebeurt in onze hersenen als we een normfout tegenkomen. Verwerken we zo’n fout als goede taal of als slechte taal?
Grammaticale fout en normschending
Eerst is het belangrijk om een behoorlijk essentieel onderscheid toe te lichten: dat tussen grammaticale fouten en normschendingen. Grammaticale fouten zijn zinnen die volledig onbegrijpelijk zijn. Neem de zin: ‘Wie maakte een boek over jou indruk op?’ Daar is kop noch staart aan te maken. Geen enkele spreker van het Nederlands zou zo’n zin maken. Je zou dus kunnen zeggen dat hij buiten de grammatica van de taal valt: ongrammaticaal dus. Dat werkt anders met normschendingen. Of je zegt: ‘Adele is knapper als Joan’, of: ‘Adele is knapper dan Joan’, de strekking blijft hetzelfde, en iedere hoorder snapt wat er gezegd wordt. De eerste zin is echter een schending van een taalnorm, dat wil zeggen van de afspraak die in onze standaardtaal zit opgeborgen. Die afspraak zegt: na een overtreffende trap gebruiken we dan. Wanneer je die afspraak schendt, kan het sociale gevolgen hebben, maar begripsproblemen leveren zulke schendingen van de taalnorm (meestal) niet op. Kijk maar eens naar de onderstaande voorbeelden. Vervelend om te lezen, misschien. Onbegrijpelijk, nee.
- Hun hebben me die foto gegeven.
- De meisje die daar staat ken ik van de basisschool.
Ook goed om te weten is dat normale, goede grammaticale zinnen en grammaticale fouten elk op een verschillende manier worden verwerkt in je brein. We weten dat door MRI-onderzoek (zie kadertekst hoofdstuk 4), waaruit bleek dat andere delen van je hersenen oplichten bij het verwerken van goede of foute taal. Het lijkt erop dat er een extra mechaniek wordt ingezet bij foute taal. Je moet harder werken, en dat vertaalt zich onder andere in een lagere leessnelheid. Wat die andere verwerking precies betekent, weten we niet, maar dát er een verschil is tussen goed of fout, dat weten we vrij zeker.
Normschending in je hoofd?
Nu is de vraag natuurlijk: hoe wordt een normschending verwerkt in ons hoofd? Als een fout, als prima taal, of als iets ertussenin? Dat was de vraag waar enkele Nijmeegse onderzoekers zich over bogen. Ze legden een groep Nederlandstalige proefpersonen, die de regels goed kenden én die zichzelf expliciet taalpurist noemen, in een fMRI-machine. Vervolgens kregen de proefpersonen zinnen te zien met en zonder normschendingen. De foutloze zinnen waren ter controle, om de hersenactiviteit te kunnen vergelijken. De resultaten werden gekoppeld aan eerder onderzoek waarin juist de ongrammaticale zinnen waren onderzocht.
Wat bleek? Normfouten zaten qua verwerking tussen ‘goed’ en ‘grammaticale fout’ in. Dat was best een opvallend resultaat: op basis van theorie over taal hadden de onderzoekers verwacht dat de normfouten als gewoon grammaticaal zouden worden verwerkt. Ze schenden immers wel een norm, maar vallen niet buiten de grammatica. De deelnemers hadden daarentegen misschien juist verwacht dat ze de fouten ook echt als grammaticafouten zouden verwerken, maar dat was óók niet zo. Nog iets opvallends: taalnormen en sociale normen lijken weinig met elkaar te maken hebben. Dit bleek toen de resultaten werden vergeleken met wat er in je hoofd gebeurt als er een sociale norm wordt overtreden (zoals iemand die voordringt in de rij). Daarbij wordt een bepaald deel van je hersenen geactiveerd dat bij overtredingen van de taalnorm stil bleef.
Niet uniek
Helemaal uniek is de verwerking van normfouten overigens niet. Die lijkt namelijk op de manier waarop een ander merkwaardig taalfenomeen wordt verwerkt, de zogenaamde intuinzinnen. Dat zijn zinnen die je grammaticaal gezien op het verkeerde been zetten. Een voorbeeld van internet (bedankt Daan!) is: ‘De oude stal van de dominee maar werd gepakt’. Hier interpreteer je ‘oude stal’ vrijwel zeker eerst als bijvoeglijk naamwoord plus zelfstandig naamwoord (een oude plek om paarden te houden). Als je doorleest, blijkt dat die interpretatie niet kan kloppen: het moet zelfstandig naamwoord plus werkwoord zijn (de oude man was een dief). Uit het Nijmeegse onderzoek bleek dat je hersenen bij normfouten en tuinpadzinnen op dezelfde manier een beetje kortsluiting maken. Helemaal soepel gaat het niet, helemaal mis gaat het ook niet: er is iets geks mee aan de hand.
Dit onderzoek laat zien hoe interessant het bestuderen van taalfouten is, maar het is nog vrij beperkt. Zo werd hier alleen gekeken naar hoe taalpuristen reageerden. Dat zijn mensen die toch al op die normfouten letten, en die de ‘foute’ taalvormen waarschijnlijk niet dagelijks gebruiken. Maar er zijn genoeg mensen die dat wel doen. Hoe worden de vormen in hun hersenen verwerkt? En wat betreft die taalpuristen: er werd nu gekeken naar normschendingen in een experimentele omgeving. De proefpersonen wísten dat er iets ging gebeuren dat met taalfouten te maken had. Maar hoe reageren de hersenen van deze mensen wanneer ze in het taalgebruik van alledag een normovertreding tegenkomen? Doen hun hersenen dan hetzelfde? Voorlopig zijn dit allemaal vragen zonder antwoord, maar dat houdt de wetenschappers van de straat.
Dit is een voorpublicatie uit het nieuwe boek Opzienbarende ontdekkingen over taal dat Marten van der Meulen vandaag samen met Sterre Leufkens publiceert bij Van Dale. Eerder vandaag publiceerden we een bespreking van dit boek; de uitgever heeft meer informatie.
Bart Migchelsen zegt
Niet om kinderachtig te doen, maar in de tweede alinea, r.9 v.b. staat een vergissing: er staat ‘overtreffende trap’, maar dat moet natuurlijk ‘vergrotende trap’ zijn of ‘vergelijkende trap’.
msvandermeulen zegt
Dank voor de verbetering. Vrijdag verschijnt er van onze hand op de site van taalvoutjes een stukje over fouten in ons taalboek (want er zitten er meer in) en hoe die ondanks de inspanningen van verschillende lezers en redacteuren, kunnen blijven staan.
Therapy? zegt
Voor de standaardisering was “groter als” bijna net zo gebruikelijk (en plaatsafhankelijk) als “groter dan”. Daarna werd het pas “fout”.
HC zegt
Grammaticale fouten hebben dus niets met “afspraken” te maken? En normschendingen niets met “grammatica”? Waarom vind ik dit onderscheid zeer kunstmatig (en, vermoed ik, niet houdbaar)?
Dat taalwetenschappers “afstand nemen” van hun vroegere “verbeterzucht” (of die overlaten aan puristen en andere “zure” luiden) is goed te plaatsen, maar sommigen vertellen vaak maar de helft van het verhaal. Dat de ene vorm – niet-grammaticaal of normschending of wat dan ook – niet even gebruikelijk is of in een ander register of een andere context voorkomt dan de andere is “objectieve informatie” die geregeld onder de mat wordt geveegd. Voor de gewone taalgebruiker, die het vooral wil hebben van de simpele tweedeling goed versus fout, ontstaat zo een bedrieglijk beeld en een hele hoop verwarring, frustratie, onzekerheid. Zeggen dat je “afstand neemt” en geen normen oplegt en tegelijk – om het wat sterk te formuleren – de facto de norm van alles kan en alles is gelijkwaardig naar voor schuiven is niet bepaald neutraal.
PS Als je “normschendingen” telkens één detail betreffen, en je ongrammaticale gevallen zijn zinnen waar “kop noch staart aan te maken” is, lijkt het mij niet zo verrassend dat beide enigszins anders worden verwerkt. Is het ‘wezenlijk’ anders of veeleer gradueel (hoe onbegrijpelijker de zin, hoe groter de verwerkingstijd bv.)?
Jos Kwakman zegt
Ieder hoorder snapt wat er gezegd wordt bij ‘Adele is knapper als Joan’? Toch kan ook dit soort fouten een andere betekenis krijgen, je zou de zin kunnen lezen als: Adele is knapper als ze zich voordoet als Joan.” In dit voorbeeld misschien een beetje gezocht, maar ’t kan.
Als je gewoon “knapper dan” gebruikt kan er nooit misverstand over bestaan.
Lucas Seuren zegt
Ik heb nog nooit gemerkt dat er een misverstand is bij dan/als, dus dit lijkt me zoeken naar een probleem.
Er zijn legio dingen in taal die potentieel ambigu zijn, en communicatie is altijd ondergespecificeerd (tenzij het juridisch geneuzel is). Sterker nog, misverstanden zijn veelal niet het resultaat van structurele ambiguïteit zoals bij als/dan, maar incidenteel.
Ter illustratie: een collega vroeg mijn telefoonnummer en ik vroeg vervolgens waarom. Hij dacht dat ik zijn vraag interpreteerde als een eerste stap voor een date, ik bedoelde simpelweg dat ik een Amerikaans en Nederlands nummer heb en ik de ene gebruik voor sms/telefonie en de ander voor WhatsApp.
Dit is het type misverstand dat ik in mijn data het meeste zie. Als/dan en dergelijke leiden nooit tot problemen.
Jos Kwakman zegt
Fouten in als/dan zullen inderdaad niet vaak tot verwarring leiden, dat ben ik met je eens. Toch zou ik het fijn vinden als de fout minder vaak werd gemaakt (zo moeilijk is het niet), bij mij veroorzaakt het altijd een kleine geestelijke onderbreking tijdens het lezen of luisteren.
En ik blijf er bij dat het bij verkeerd gebruik soms helemaal fout kan gaan, helaas herinner ik me het exacte voorbeeld niet meer, het was nota bene in een krantenkop.
Lucas Seuren zegt
Aangezien je er niet op hoeft te rekenen dat na decennia mensen het plots anders gaan doen is een alternatieve oplossing je er gewoon minder van aantrekken. Het geeft mij enorm veel rust sinds ik niet meer moeilijk doe over zaken ‘hun worden’ en ‘groter als’ (al heb ik er met name in schriftelijk taalgebruik nog wel eens last van, taalconservist ben je misschien voor het leven)
Jos Van Hecke zegt
Ik stel gewoon de vraag: waarom doe je niet (meer) moeilijk over ‘hun worden’ maar waarschijnlijk (verwacht ik toch) wél over: ‘mij word’ / ‘hem wordt’ / ‘haar wordt’ : jou wordt’ / ‘ons worden’?
Bijkomend: is er een verschil tussen ‘norm’ en grammatica en zo ja, welk verschil?
Helen zegt
Je kunt ook twee interpretaties krijgen bij ‘Adele is even knap als Joan’. Je zou die zin namelijk ook kunnen lezen als: “Adele is even knap als ze Joan is/zich voordoet als Joan.” Toch vindt niemand dat een reden om ‘Adele is even knap dan Joan’ te gaan zeggen, hoewel je dat laatste natuurlijk ook wel hoort (hypercorrectie). In elk geval is de hypercorrecte variant niet ambigu, want de ambiguïteit zit ‘m in het woord ‘als’, onafhankelijk van het type vergelijking. Dat kun je bijvoorbeeld ook zien in de zin ‘Adele schrijft als Joan’: 1. Adele schrijft op dezelfde manier als Joan; 2. Adele schrijft als ze Joan is.
Wouter van der Land zegt
Dat moet een heel interessant boek zijn, dank voor deze tip en voorpublicatie.
“taalnormen en sociale normen lijken weinig met elkaar te maken hebben.”
Dat lijkt me kort door de bocht. Het zijn allebei uiteraard normen, die hun bestaan o.a. danken aan een door de groep gedragen correctiemechanisme. Dat verschillende delen van de hersenen ‘oplichten’ wil niet zeggen dat er geen gedeelde structuren in het brein of de geest zijn. Iets in de hersenen ‘concludeert’ dat er een norm is overtreden en dat leidt tot het zwaaien met de vinger.
msvandermeulen zegt
Beste Wouter, leuk dat je het interessant vindt. Je zegt wel dat “Iets in de hersenen ‘concludeert’ dat er een norm is overtreden en dat leidt tot het zwaaien met de vinger.”, maar dat lijkt dus niet hetzelfde iets te zijn. “Lijken weinig met elkaar te maken” is misschien een wat omvangrijke conclusie, maar dit onderzoek wijst toch wel op een verschil, en dat is interessant.
Maggy R zegt
Sorry, maar ik vind het reuze praktisch dat onze voorouders hebben besloten een (enigszins gekunstelde) gemeenschappelijke taal af te spreken. Rond dezelfde tijd is dit ook gebeurd voor het Duits, Frans, Italiaans en Engels. Voor die tijd was het erg lastig je buiten je eigen beperkte gebied verstaanbaar te maken. Dat die eenheidstaal niet vastligt en altijd zal blijven evolueren, hoeft geen noemenswaardige problemen op te leveren, zie de toename van het aantal Engelse woorden in het Nederlands sinds WOII.
Of iemand het werkwoord racen volgens de huidige regels weet te vervoegen, zal me worst wezen. Maar ik mag toch hopen dat de jeugd nog altijd op school onderricht krijgt in de Nederlandse taal en dat daar nog altijd een dikke rode streep gaat door “de meisje is eve goet dan mijn”. Taalpurisme? Flauwe kul. En dan nog met MRI in mijn brein willen gluren waarom mijn “elite”-hersens zo nodig bezwaar willen maken tegen taalvernacheling?
msvandermeulen zegt
Beste Maggy, het laatste gedeelte van je opmerking komt nogal boos over. Ik begrijp alleen niet goed tegen wie die boosheid gericht is. De onderzoekers noch de schrijver van het stukje (dat ben ik) doen uitspraken over wat goed of fout is. We willen alleen kijken wat er gebeurt in je hersenen als je met een taalfout wordt geconfronteerd. Dat heeft met onderwijs niks te maken, met taalpurisme niet, en met “elite”-hersens (wat dat ook moge wezen) ook niet.
Maggy R zegt
De boosheid is een mengsel van jarenlange stijgende verbazing en frustratie, de ervaring dat mensen steeds minder zorgvuldig met het Nederlands omgaan, boos worden en je van elitair gedrag beschuldigen als je ze corrigeert. Als ik dan lees “Vroeger zouden taalwetenschappers maar al te graag hebben meegedaan met deze verbeterzucht, maar tegenwoordig nemen zij afstand”, en ik in de zin daarboven word geschaard onder de “puristen”, dan vraagt dat inderdaad om een reactie, waarin ik mijn boosheid niet wegslik.
Mijns inziens ben ik verre van een purist. Ik ben me er terdege van bewust dat onze taal leeft. Wie liever op vette patta’s loopt dan op mooie schoenen, zegt wat mij betreft niets verkeerd. Als ik lees dat “Hun hangen aan de kapstok” mogelijk in de toekomst correct Nederlands wordt om aan te geven dat het geen jassen maar mensen zijn, dan denk ik “daar zit iets in, maar mag die taalverschuiving alsjeblieft uitgesteld worden tot na mijn dood?”
Wat ik taalpuristen noem, zijn de mensen die zich verzetten tegen de (on-)regelmatige aanpassing van Het Groene Boekje, die vinden dat onze taal “vervuild” wordt met leenwoorden, die liefst de Spelling-de Vries en te Winkel heringevoerd zien… uit de tijd dat ons volkslied ons nog “van vreemde smetten vrij” achtte.
Omdat ik mezelf geen taalpurist noem, val ik volgens het artikel buiten de onderzoeksgroep. Desondanks vind ik dat een gezonde neiging om mensen op hun fouten te wijzen niets met “verbeterzucht” te maken heeft. Mensen met deze gezonde neiging gelijkstellen aan puristen met verbeterzucht klinkt mij beledigend in de oren. Wat dat betreft is mijn boosheid dus rechtstreeks aan u als schrijver dezes gericht.
Door het “vroeger” en “tegenwoordig” in de gewraakte zin wekt u de indruk dat die “verbeterzucht” niet meer van deze tijd zou zijn. Precies de mening van de mensen die mij van elitair gedrag betichten…
msvandermeulen zegt
Beste Maggy,
ik vind je boosheid toch niet terecht, vanwege verschillende problemen in je analyse.
1. Ik beticht niemand, en jou dus ook niet, van elitair gedrag of elite-hersens. Dat zal wel een frustratie voor je zijn, maar die heeft met dit stukje niet veel te maken (want daar gaat het helemaal niet over)
2. met “het “vroeger” en “tegenwoordig” in de gewraakte zin” wek ik helemaal niet de indruk dat verbeterzucht niet meer van deze tijd is. Ik zeg alleen dat taalkundigen daar niet meer aan meedoen tegenwoordig. Ze schrijven geen taaladvies meer namelijk (een uitzondering daar gelaten). Over verbeterzucht in het algemeen zeg ik verder helemaal niks, behalve deze zin:
“Sommige puristen verbeteren de fouten wanneer ze die tegenkomen, door overtreders aan te spreken of door brieven naar de krant te sturen”
Neutraler dan dat kan bijna niet…
4. Je boosheid is op mij gericht, omdat je in mijn definitie in een groep valt waar jij een andere definitie van hebt dan ik. Maar je hoeft je dan toch niet aangesproken te voelen? Ik zeg niks over andere mensen die misschien ook verbeteren, en die geen purist zijn.
Overigens: “de ervaring dat mensen steeds minder zorgvuldig met het Nederlands omgaan” deel je met een heleboel mensen: dat wordt namelijk al meer dan 100 jaar geroepen. Het tegendeel is waar: het onderwijsniveau en algemeen niveau van schrijven en taalgebruik is juist nog nooit zo hoog geweest. Misschien niet in jouw omgeving, maar dan zeggen dat het algemeen zo is, is het equivalent van zeggen dat het land overstroomt omdat je water in je kelder hebt staan.
Maggy R zegt
Over het artikel en mijn reactie wil ik de discussie sluiten met de conclusie dat we het erover eens zijn dat we het er niet over eens worden. Maar wat betreft het water in mijn kelder raad ik je aan eens de volgende artikelen (en vele andere) te lezen:
https://nederl.blogspot.nl/2015/05/door-fimke-vellekoop-de-eindexamens.html
https://www.nrc.nl/nieuws/2016/09/05/scripties-en-tentamens-vol-taalfouten-4150187-a1519847
http://www.joop.nl/nieuws/eerstejaarsstudenten-halen-taalniveau-basisschool-niet
msvandermeulen zegt
Beste Maggy,
“de discussie sluiten”, dat bepaal ik graag zelf wel. Dat we het niet eens zijn is een ding, maar dat je allemaal woorden in de mond legt en wegloopt op het moment dat ik daar opheldering over vraag is een tweeden. Dat vind ik niet netjes.
Ik ben me volledig bewust van die artikelen, maar zoals ik al zei, niets nieuws onder zon. Die fouten worden altijd al gemaakt, en daar wordt altijd al precies hetzelfde commentaar op gegeven: de jeugd kan niet meer spellen. Zelfs Cicero klaagde al over taalverloedering. Het is dus, en ik kan dat niet genoeg benadrukken, niet zo dat de jeugd nu opeens slechter in taal is. Ik kan jou aanraden een willekeurig boek over de geschiedenis van het Nederlands te lezen, dat doet wonderen voor je historisch besef.
Ollie zegt
Tja, je bent sterker als je denkt. Of nee, wacht eens, o ja toch…
Hanne zegt
‘Ook goed om te weten is dat normale, goede grammaticale zinnen en grammaticale fouten elk op een verschillende manier worden verwerkt in je brein. We weten dat door MRI-onderzoek (zie kadertekst hoofdstuk 4), waaruit bleek dat andere delen van je hersenen oplichten bij het verwerken van goede of foute taal. Het lijkt erop dat er een extra mechaniek wordt ingezet bij foute taal. Je moet harder werken, en dat vertaalt zich onder andere in een lagere leessnelheid. Wat die andere verwerking precies betekent, weten we niet, maar dát er een verschil is tussen goed of fout, dat weten we vrij zeker.’
Weet iemand om welke literatuur het hier gaat of kent iemand een vergelijkbaar onderzoek? Ik zou graag meer willen weten over het verschil tussen het verwerken van ‘goede’ en ‘foute’ taal.