Door Marc van Oostendorp
Gisteren mocht ik met mijn beroemde collega Nicoline van der Sijs in Utrecht een lezing geven over na en naar. In de zestiende eeuw waren dat twee vormen met de betekenis: je kon zowel ik ga na de stad als ik ga naar de stad zeggen, en zowel ik doe dit naar het ontbijt als ik doe dit na het ontbijt. In de zeventiende eeuw is toen bedacht dat die vormen anders moesten zijn, en die regel is een van de succesvolste ooit geworden – een van de weinige voorbeelden dan een verzonnen regel het tot echt, levend taalgevoel heeft gestopt.
(Ik had er de afgelopen zomer al een keer een video over gemaakt. Die lezing was namelijk al voor het vroege najaar gepland maar door een misverstand lukte het toen niet, en uiteindelijk werd het dus gisteren. Dat kan best. De taalwetenschap is wel flitsend, maar zo flitsend is ze nu ook weer niet dat ze niet een paar maanden kan wachten.)
Een aspect van ons verhaal is dat er nog steeds mensen zijn die géén verschil maken tussen na en naar. Je kunt op internet gemakkelijk klachten vinden over die mensen:
Ik snap dat na niet.Ik ga na de stad.Ja,wat ga je na de stad?Oh je bedoelt NAAR.Oh.
De Utrechtse taalkundige Jan Odijk wees erop dat er nog meer verschillen zijn tussen na en naar. Hij gaf bijvoorbeeld het volgende fascinerende verschil:
- Hij kwam na haar in de stad.
- Hij kwam naar de stad.
- Zij arriveerde eerst in de stad, en hij kwam erna.
- Zij kwam uit de stad, en hij ging ernaar. [uitgesloten]
In het laatste geval is toe om de een of andere reden verplicht: Zij kwam uit de stad en hij ging ernaartoe. Iets soortgelijks heb je als je het voorzetsel wil benadrukken, al is het verschil naar mijn gevoel wat zwakker:
- Hij kwam NA haar.
- Hij kwam NAAR haar. [vreemd; de voorkeur heeft naar haar TOE.]
Jan vertelde ook nog dat andere voorzetsels van richting een zelfde voorkeur hadden:
- Hij ging van huis.
- Zij ging naar huis en hij kwam ervan. [vreemd; je zegt ervandaan]
In dit geval zeg je met nadruk dan trouwens weer niet Hij ging van huis daan, maar dat is weer een ander verhaal.
Tijdens de borrel stonden we er nog even over na te praten, en toen bleek tot ons aller vreugde dat zich onder ons iemand bevond die het verschil tussen na en naar niet echt aanvoelde. Hij kende de regel wel en kon hem wel toepassen, maar van nature kwam het niet. En nog interessanter: hij bleek toch precies dezelfde intuïties te hebben over die constructie met er:
- Zij kwam eerst in de stad, en hij kwam erna.
- Zij kwam uit de stad, en hij ging erna. [uitgesloten, in de gewenste betekenis]
Een proefpersoon op een borrel is nog niet echt een wetenschappelijk bewijs, maar het zou mij niet verbazen als hij representatief is: ook iemand die geen verschil maakt tussen na en naar, maakt wél verschil tussen een voorzetsel dat een tijd aanduidt en een dat een richting aanduidt. Ze hebben daarvoor alleen een voorzetsel dat dubbelzinnig is: na. Of naar. Of allebei door elkaar.
Wouter van der Land zegt
“Hij kwam naar haar toe” spreek ik uit als “Hij kwam na haar toe”, maar bij “Hij kwam naar haar” spreek ik de r wel ten minste een beetje uit (voor zover ik mijn eigen uitspraak goed kan waarnemen). De verduidelijking door ’toe’ maakt het mogelijk om de r weg te laten. Komt daar die voorkeur voor ’toe’ misschien vandaan?
Henk zegt
In het Fries heb je alleen ‘nei’ en daar vind je dezelfde beperkingen. Zin (1) en (2) zijn alleen met een temporele lezing mogelijk. Zin (2) kun je directioneel maken door ’ta’ toe te voegen.
(1) Se kaam dernei.
(2) Se kaam nei him.
Volgens mij volgt het Duitse ‘nach’ een vergelijkbaar patroon.
Marc van Oostendorp zegt
Dank! En voor de duidelijkheid: aan zin (1) kun je geen ’ta’ toevoegen?
Henk zegt
O, jawel, als de betekenis directioneel is. De distributie van ’ta’ en het Nederlandse ’toe’ is wat dit betreft gelijk.
Johan Schipper zegt
Mijn Drentstalige leerlingen hoorden of onderscheidden ook geen verschil tussen ‘naar’ en ‘na’. (Dat ik de verleden tijd gebruik, ligt aan mijn pensioen, niet aan die leerlingen). Heel vaak kwam ik dan ook hypercorrecte (?) zinnen als “Hij kwam naar haar in de stad” tegen.
Jos Van Hecke zegt
Best leuk al die streek- en spreektaalvarianten maar bij mijn weten heeft het voorzetsel ‘na’ in het huidige standaard Nederlands slechts 1 positiebepalende betekenis, zowel in de ruimte als in de tijd (erna, erachter). Het voorzetsel ‘naar’ heeft daarentegen 2 betekenissen: 1 die een bewegingsrichting aangeeft (naar toe) en 1 die een vergelijking aangeeft (naar, volgens). Heel duidelijk en eenvoudig dus, zeker in vergelijking met het Duits waar zowel het voorzetsel ‘nach’ als ‘zu’, alsmede het voorzetsel ‘in’ en zelfs het voorzetsel ‘an’ een bewegingsrichting kunnen aangeven, naast diverse andere betekenissen en functies voor elk van deze voorzetsels. Voor ‘nach’ – naast de betekenis van ‘na’ (in ruimte en tijd) én ‘naar(toe)’ (bewegingsrichting) onder meer ook de functie van vergelijking zoals het Nederlandse ‘naar/volgens’). Geen welsprekende Duitser die daar stil bij staat of hoeft te staan maar allicht kan dit wel een verklaring zijn voor de omwisselbaarheid van ‘na’ en naar’ in de spreektaal in sommige streken of gewesten van Nederland. Een plaatsgebonden ’taalprobleempje’ dus maar geen enkel obstakel noch een punt van zorg of zorgen in het standaard Nederlands, de enige vorm van het Nederlands die van betekenis en van belang is voor elke Nederlander, Vlaming en Surinamer, voor zover ze zich in en door die standaardtaal ‘verenigd’ willen zien en haar (die standaardtaal) hiermee ook enig aanzien in de ogen van anderstaligen willen geven.