Door Roland de Bonth
Bij de overgang van de onder- naar de bovenbouw, aan het begin van de vierde klas, krijgen leerlingen vaak de opdracht een leesautobiografie te schrijven. Het doel van dit document is dat leerlingen zich de boeken herinneren die aan hen zijn voorgelezen door ouders, grootouders, juffen en meesters en de boeken voor de geest halen die zij tot zich hebben genomen vanaf het moment dat zij in staat waren om zelf te lezen. Een goed gedocumenteerde leesautobiografie geeft een prima beeld van de smaakontwikkeling van een leerling. Op basis van dit document kan een docent een inschatting maken van het niveau van literaire ontwikkeling van een leerling. Vervolgens kan hij gericht tips geven voor verdere lectuur. Hij kan andere boeken van dezelfde schrijver aanraden, boeken uit hetzelfde genre van een andere schrijver, boeken van een vergelijkbaar of een iets hoger niveau.
Is de leesgeschiedenis van leerlingen doorgaans aardig gedocumenteerd, anders ligt dat bij het domein mondelinge taalvaardigheid. Geluidsopnames of filmpjes van voordrachten, debatten of discussies worden bij mijn weten amper gemaakt. Wat weet een docent eigenlijk over de spreekvaardigheid van een vierdeklasser?
In de onderbouw zal een leerling ongetwijfeld verschillende presentaties hebben gehouden bij Nederlands. Een boekbespreking of een (mini-)spreekbeurt bijvoorbeeld. Toch blijft het aantal klassikale spreekmomenten op de meeste scholen veelal beperkt tot een of twee keer per jaar. Een klas van 30 leerlingen één keer een spreekbeurt van 5-10 minuten laten houden om te beoordelen kost al gauw een les of zeven. Het komt er dus op neer dat leerlingen weinig ervaring opdoen met het houden van een mondelinge voordracht. Specifieke, op de leerling gerichte feedback is dientengevolge niet ruim voorhanden.
Een jaar of vijf geleden besloot ik daarom me niet alleen te beperken tot de leesautobiografie maar mijn leerlingen ook een – wat ik heb genoemd – ‘spreekautobiografie’ te laten schrijven. Op die manier hoopte ik mijn leerlingen beter te kunnen voorbereiden op een spreektaak. De onderstaande vragen moesten de leerlingen beantwoorden voor deze spreekautobiografie. (Ze zijn afkomstig uit een boek maar de titel is me ontschoten. Kent iemand de bron, laat het mij dan weten.)
Hoe voel je je in spreeksituatie?
- Waar erger je je vaak aan in gesprekken?
- Wat vind je prettig in een gesprek?
- Vind je het eng om in of voor een groep te spreken?
- Ben je snel bang dat je iets niet goed doet?
- Neem je gemakkelijk het woord?
- Kun je goed luisteren?
- Laat je anderen meestal uitpraten?
- Laten anderen jou meestal uitpraten?
- Kunnen anderen je meestal goed verstaan?
- Kun je over het algemeen goed uit je woorden komen?
- Vind je het moeilijk om (in het Nederlands) goed uit te drukken wat je wilt zeggen?
- Vind je het belangrijk om je mening te zeggen?
Ervaring met het houden van een voordracht?
- Heb je wel eens een betoog, beschouwing of uiteenzetting gehouden?
- Vond je dat leuk om te doen?
- Ging je dat gemakkelijk af?
- Wat vond je het moeilijkst?
- Wat vond je gemakkelijk?
- Vond je het nuttig?
Reflectie?
- Welke twee sterke kanten van jezelf zullen je helpen bij het houden van een betogende voordracht?
- Welke problemen voorzie je voor jezelf als je een voordracht moet houden?
- Wat zou jij graag nog willen leren over presenteren?
De vragenlijst bestrijkt drie onderwerpen: het gevoel dat je hebt als je je in een spreeksituatie bevindt, de ervaring die je bezit met het houden van een voordracht en de leerdoelen waaraan je aandacht moet schenken bij het voorbereiden van een spreekopdracht.
Het doorlezen van de antwoorden in spreekautobiografieën levert een schat aan informatie op. Het maakt duidelijk dat leerlingen soms andere opvattingen hebben van een goede spreekbeurt dan de docent. Herhaalde malen las ik dat leerlingen het moeilijk vinden een tekst uit het hoofd te leren, terwijl het voor mij vele malen belangrijker is dat een leerling met behulp en op basis van enkele trefwoorden een samenhangend verhaal kan vertellen.
Spreekautobiografieën laten ook zien waar leerlingen behoefte aan hebben in de voorbereiding van een spreekvaardigheidsopdracht. Zo gaf een leerling aan dat hij het het moeilijkst vond om een bouwplan te maken, een andere om goede informatie te zoeken, weer een andere om de klas in te blijven kijken en een vierde om structuur aan te brengen. Gewapend met deze kennis kan een docent leerlingen op individuele basis begeleiden – gepersonaliseerd onderwijs dus.
Het vaakst ben ik de vraag tegengekomen hoe om te gaan met de stress die het houden van een presentatie voor de eigen volle klas met zich meebrengt. Besteden docenten Nederlands daar wel genoeg aandacht aan? Weten we überhaupt hoe we leerlingen daarin kunnen begeleiden? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat die spanning afneemt en een leerling hierdoor niet gehinderd wordt bij het uitvoeren van een spreektaak. De een-minuut-spreekbeurten waar Kees Houtman over bericht in Levende Talen Magazine helpen leerlingen op een veilige manier om spreekangst te overwinnen en de zenuwen de baas te zijn.
Het ultieme leerdoel is volgens een leerling uit 4havo ‘’hoe ik zo’n goede presentatie kan houden dat ik een 10 haal’’. Met de waardevolle informatie uit de spreekautobiografie kan de docent Nederlands met zijn onderwijs daaraan gericht een steentje bijdragen.
Laat een reactie achter