Door Robert Chamalaun
Een groot voordeel van verhuizen is dat het de ideale gelegenheid is eens kritisch door je eigen boekenkast te gaan. Aangezien ik onlangs verhuisd ben, werd ook ik gedwongen eens goed te kijken naar hetgeen ik in mijn boekenkasten had staan. Tijdens het inpakken stuitte ik op enkele juweeltjes, met helaas wel als gevolg dat ik aan het einde van de dag slechts enkele dozen ingepakt had.
Een van die boekjes is een taalboek met de welluidende titel ‘Door voortdurende herhaling tot kennis – Taalboek, bijzonder voor hen, die vreemde talen willen leeren’. In dit boek richt de auteur, C. Willems, een ‘Hoofd eener R.K. Jongensschool’, zich op ontleding en naamvallen.
Het exemplaar in mijn boekenkast is uitgegeven door A. Malcorps, uitgever te ’s-Hertogenbosch, helaas zonder vermelding van een jaartal. Gezien de schrijfwijze van de klinkers aan het einde van open lettergrepen (‘leeren’, ‘eenige’), de spelling van ‘sch’ in plaats van de moderne ‘s’ en de nadruk op naamvallen, zal het boek verschenen zijn voor de spelling-Marchant uit 1934. Op het internet ben ik slechts één verwijzing tegengekomen naar dit boekje, zij het dat het dan een 2e druk betreft, uitgegeven door Drukkerij Antoine uit Geertruidenberg in 1930. Ik vermoed dat mijn exemplaar zo rond dezelfde tijd verschenen zal zijn.
In het ‘woordje vooraf’ richt de schrijver zich tot ons met een verantwoording waarom hij besloot dit boekje te schrijven.
Menig leeraar aan H.B.S., Gymnasium en U.L.O. beklaagt er zich tegenwoordig over, dat vele leerlingen, die op hunne inrichtingen worden toegelaten, zoo slecht “de Ontleding en de Naamvallen” kennen. En m.i. terecht. Bij ’t modern taalonderwijs, hoe schoon en goed ook, is de kennis van ’t bovengenoemde wel wat in het gedrang gekomen. En toch is de kennis van de ontleding en de naamvallen noodzakelijk om met eenige vrucht de vreemde talen aan te leeren, die de hoofdzaak vormen van ons voortgezet onderwijs. Hoe wil ’n leerling toch Latijn of Duitsch leeren zonder die kennis? Boekjes, die mij bevredigden, om den leerlingen de Ontleding en Naamvallen aan te leeren, trof ik niet aan. Daarom zag ik me genoodzaakt zelf een leergang samen te stellen.
In dit woordje vooraf vielen mij diverse interessante zaken op. Op de eerste plaats blijkt het van alle tijden dat leraren vinden dat kennis van grammatica onvoldoende bij leerlingen aanwezig is. Het zal voor veel leraren een geruststelling zijn dat een vermeend gebrek aan grammaticale kennis dus niet per se voorbehouden is aan de jongste generatie scholieren.
Op de tweede plaats geeft de auteur aan dat het grammaticaonderwijs in de moedertaal ten dienste staat van de vreemde talen. Willems veronderstelt een positief effect, maar er zijn diverse latere onderzoeken die juist wijzen op een ander effect. Zo concluderen Tordoir en Damhuis (1982) dat ‘het grammaticaonderwijs, zoals gegeven bij Nederlands, op een aantal belangrijke punten niet aansluit op de grammatica in het vreemdetalenonderwijs, althans in de brugklas. Het geheel overziend, is er eerder sprake van kortsluiting dan van aansluiting.’ Ook later onderzoek (o.a. van Kuhlemeier & Van den Bergh, 1989) laat zien dat er maar mondjesmaat overleg is tussen docenten Nederlands en docenten vreemde talen over grammaticale kwesties. (Lees voor meer achtergronden het artikel van Helge Bonset uit 2011 in LTM)
Ten derde valt op dat er een kloof(je) is tussen wat methodes aanbieden en wat leraren op welke manier hun leerlingen graag willen leren. Ook die constatering doet nog steeds opgeld. Denk alleen maar aan het steeds groter wordende aanbod van gratis (online) lesmateriaal.
Wat mij betreft is vooral de opmerking van belang dat toentertijd al het grammaticaonderwijs onder druk stond. Over nut en noodzaak van grammatica wordt ook vandaag de dag nog volop gediscussieerd. Gelukkig vindt hiernaar steeds meer empirisch onderzoek plaats en zien mooie initiatieven het daglicht. Zo heeft een docentenontwikkelteam van de Radboud Docenten Academie vorig jaar een bundel ‘Activerende Didactiek Grammatica’ gepubliceerd. Ik kan niet wachten om volgend schooljaar hiermee aan de slag te gaan.
Tom zegt
In verband met mijn studie docent Nederlands ben ik op zoek naar een schoolboek waarin duidelijk uitgelegd wordt het de Nederlandse naamvallen werken. Wordt daar in dit boek inderdaad uitgebreid aandacht aan besteed? Als het het antwoord ja, ga ik ook op zoek naar dit boek. Ik zou het dan graag willen gebruiken als achtergrondinformatie bij een reeks nog overgebleven vaste uitdrukkingen in het Nederlands, waarin naamvallen nog een rol speelt.