Door Marc van Oostendorp
Vandaag gaat Ben Hermans met pensioen, degene door wie ik fonoloog ben geworden, degene die er voor heeft gezorgd dat ik van de duizenden bloemen in het boeket van de wetenschappen heb gekozen voor de klankleer.
Ben is een geleerde die je niet snel vergeet,en die op vrijwel alle collega’s een onuitwisbare indruk heeft gemaakt. Vooral vanwege zijn enorme hartstocht. De manier waarop hij een lezing gaf en dan zo precies wilde uitleggen wat zijn nieuwe idee was dat hij niet voorbij de eerste van de acht pagina’s tellende hand-out kwam. (De manier waarop hij eens met een krijtje op het bord achter hem wilde schrijven, ware het niet dat er ijselijke kreten uit de zaal klonken, want dat bord was eigenlijk een oud schilderij.) Zijn duidelijke meningen over politiek en godsdienst. Zijn identiteit die toen we allebei in Tilburg werkten heel Limburgs was en toen we in Amsterdam werkten veel Brabantser werd. Zijn enthousiasme voor eindeloze gesprekken.
Uittekenen en opschrijven
En vooral: zijn fascinatie voor abstracte representaties, waarin ik mij als een student van hem beschouw. Ik herinner me hoe hij vertelde hoe zijn vriendin had gekeken naar de structuur die Ben had getekend voor het Limburgse woord bein, en had gezegd: “dat lijkt wel een kathedraal!”
Als student vond ik de grammaticavakken het leukst. Dat je zinnen en woorden helemaal kunt uitpluizen, dat je er allerlei onvermoede structuren in kunt vinden. Dat talen vergelijkbare structuren hadden. Dat je dat allemaal heel precies kon opschrijven en uittekenen. Ben overtuigde me er door zijn colleges in Tilburg van dat je daarbij niet diep genoeg kon graven, dat je het best kon beginnen met de kleinste eenheden van de taal – de klanken.
Ontslagen
Ik besloot daar dan ook mijn proefschrift over te schrijven, onder Bens begeleiding, én in één kamer met Ben en met Clemens, een andere fonolgieprovovendus. Het waren onze wilde jaren. Op een zeker moment besloot het universiteitskrantje Mare mij een week lang te volgen, als willekeurig voorbeeld van hoe een jonge AiO rondscharrelde over de Tilburgse campus. Ergens in die week spraken Ben, Clemens en ik ongeremd over het werk collega’s. Dat haalde het krantje ook, en onze baas moest erg zijn best doen het allemaal weer goed te maken met die collega’s.
Ons werk lag altijd dicht bij elkaar in de buurt; fonologie van dialecten. Op een bepaald moment schreven we ooit een project, samen met Paul Boersma van de UvA. Ben was de hoofdaanvrager, en we kregen het geld van NWO. Toen belde Ben op: “Het project kan niet doorgaan, want de hoofdaanvrager is ontslagen.” De Universiteit van Tilburg had al het grammaticaonderzoek aan de kant gezet.
Kathedralen
Gelukkig had het Meertens Instituut een slimme baas, Hans Bennis, die Ben snel binnenhengelde. Zodat we weer samen konden werken, bijvoorbeeld aan dat project en aan een aantal mooie artikelen.
Ondertussen ontdekte Ben Facebook als middel om niet alleen zijn collega’s kond te doen van zijn wederwaardigheden met zijn vriendin en zijn poezen in de Eindhovense wijk die hij ‘Woensel-Zuid’ noemt. Hij zal zich daar hopelijk niet terugtrekken, maar ook nog regelmatig naar het Meertens Instituut komen. En de wereld verblijden met woordstructuren als kathedralen.
Laat een reactie achter