De taal van Ilja Leonard Pfeijffer (19)
Door Marc van Oostendorp
Er zijn maar weinig zo hartstochtelijke odes aan het schrijven, verstopt in praktisch advies, als Ilja Leonard Pfeijffers ‘zelfhulpboek’ Hoe word ik een beroemd schrijver? De titel is provocatief en misleidend – alsof je allerlei tips krijgt over hoe je met Oscar van Gelderen moet onderhandelen, met Heleen van Royen borrelen en met Mathijs van Nieuwkerk slijmen. En dan staat ook nog het silhouet van Harry Mulisch op de omslag.
Het boek begint ook nog eens misleidend, namelijk met de gebruikelijke klacht van de schrijver dat hem altijd maar gevraagd wordt door ‘matige interviewers’ waarom hij eigenlijk schrijft. (Ik lees misschien de verkeerde matige interviews, maar ik kan mij niet herinneren die vraag ooit ergens gesteld te hebben gezien, al ken ik wel heel veel klachten over die vraag.) Als antwoord zegt Pfeijffer bovendien wat iedereen volgens mij zegt na die nooit gestelde vraag: dat hij niet anders kan, dat het net zoiets is als ademhalen.
Honderdduizenden mensen
Binnen een paar zinnen gooit de schrijver het dan ineens zonder enige waarschuwing over een heel andere boeg, namelijk dat schrijven een ‘beroep is als ieder ander’, en, erger nog, dat je het doet ‘voor de klant’, net als een ‘meubelmaker’. Dat lijkt moeilijk serieus te nemen, bijvoorbeeld omdat het een paradox oplevert: voor welke ambachtsman is dingen voor de klant doen zoiets als ademhalen (of neuken)?
Er is er ook een groot verschil tussen een meubelmaker en een schrijver: iedereen heeft thuis zijn eigen stoelen en tafels staan en omdat die dingen kapot gaan, moeten ze steeds opnieuw gemaakt worden. Nieuwe, ambachtelijk gemaakte boeken zijn eigenlijk nauwelijks nodig, want honderdduizenden mensen kunnen allemaal best hetzelfde boek lezen. En ik krijg in ieder geval zelfs als alle schrijvers nu ophouden met lezen nooit meer alle boeken uit die ik nog zou willen lezen.
Maakt niet uit
In Hoe word ik een beroemd schrijver? komt een bonte parade van allerlei tips voorbij over vragen zoals of je moet rijmen, wat je van de kritiek moet vinden, en of je veel alcohol moet drinken. Ik geloof dat iedereen de antwoorden op die vragen zelf wel kan verzinnen (je moet alleen vormvast dichten als je het technisch kunt; de kritiek is onbelangrijk; er zijn misschien wel schrijvers die niet drinken, maar in 2012 kende Ilja Pfeijffer ze nog niet).
Het kan dus bijna niet om die antwoorden gaan, ook als ze rechtstreeks een antwoord lijken te geven op de vraag hoe een beroemde schrijver te worden. Het gaat om iets anders. Het gaat eigenlijk alleen maar om het schrijven. Het maakt eigenlijk niet uit wat er geschreven wordt, als de woorden maar aaneengeregen worden.
Drijfveer
Het boek geeft vooral een lange lijst met allerlei genres (columns, toneelstukken, poëzie, romans, korte verhalen) en de beste manier om die aan te pakken. Daarbij blijkt hij bij ieder genre uit de eigen praktijk te kunnen putten. Zo’n beetje ieder modern literair genre bleek Pfeijffer vijf jaar geleden, toen Hoe word ik een beroemde schrijver? verscheen, al beoefend te hebben. Als er nu een nieuwe druk zou verschijnen, zou hij daar wat nieuwe vormen aan kunnen toevoegen, zoals de sonnettenkrans, het brievenboek, en natuurlijk het zelfhulpboek.
Want dat lijkt een belangrijke drijfveer te zijn in Pfeijffers schrijverschap: alle genres beoefenen. Experimentele gedichten schrijven én alexandrijnen. Politieke columns én toneelstukken. Postmoderne romans én feuilletons in de krant. Ik geloof er niks van dat hij dat voor ‘de klant’ doet. Hij doet dat voor de vorm.
Scheppingsdrift
Er is slechts een restrictie, en dat is dat het werk ‘literair’ moet zijn. Maar ook dat ‘literaire’ lijkt de schrijver als een kwestie van techniek te zien. Er zijn bepaalde eisen waaraan je je kunt houden en dan ben je literair. Je dient op je taal te letten én te ‘ontwortelen’. Dat woord komt een paar keer voor, maar als een opdracht aan de aspirant-schrijver, niet als een noodzaak. De schrijver ontwortelt de lezer niet omdat hij de wereld op zo’n rare manier ervaart en de lezer daarmee verontrust, maar omdat hij het klappen van de ontwortelende literaire zweep kent. Over thrillers is Pfeijffer bijvoorbeeld niet negatief, hij noemt ze ’te maken’. Ze ontwortelen alleen niet, en pasten daarom in 2012 niet binnen zijn programma om literaire teksten te schrijven. Nu hij de laatste jaren afstand van dat ontwortelen neemt, gaat hij er misschien nog wel een schrijven,
De praatjes over ademhalen, neuken en klanten tevreden houden lijken me daarmee alleszins secundair. Het gaat de schrijver alleen om het intense plezier van dingen maken, iedere dag iets te maken dat er niet was. Sommige mensen zetten die scheppingsdrift om in baby’s, anderen in thrillers, maar Ilja Leonard Pfeijffer zet het om in literaire (ontwortelende) teksten.
Dat ik iets toevoeg
Als uw huisblogger wil ik hierbij een aantekening maken. Het zal zelfs de oppervlakkige beschouwer duidelijk zijn dat ook ik word voortgedreven tot een neiging om almaar dingen op te schrijven, al heb ik wat minder de drang om daarbij te ontwortelen. Integendeel, ik geloof dat het mijn eigen bedoeling vooral is om de zaken te verduidelijken. (Zo heeft iedereen een rol in het leven. Eerst komt A, die ontwortelt; dan komt B die de zaken weer ordent.)
Ik zou daarbij kunnen beweren dat ik een en ander vooral voor mijn ‘klanten’ duidelijk wil maken; de ‘belastingbetaler’ bijvoorbeeld, die wil weten hoe het toegaat in het taal- en letterkundig onderzoek. Maar ik denk dat dit uiteindelijk niet zo is. Ik vind mijn stukjes nooit geslaagd als ik door het schrijven ervan niet zelf iets geleerd heb. Bijvoorbeeld omdat ik zo sterker het gevoel heb dat ik meer heb gedaan dan bestaande onderzoeksresultaten te ‘vertalen voor een groot publiek’. Dat ik iets toevoeg.
Dat is maar een voorbeeld. Het is natuurlijk maar een voorbeeld van een algemeen menselijke behoefte: creatief zijn. Voor een prettig, zinloos leven is weinig anders nodig: geen roem, geen literaire kritiek, geen alcohol en geen klanten. Af en toe wat woorden aan elkaar rijgen is genoeg.
Gherardus Havingha zegt
“En ik krijg in ieder geval zelfs als alle schrijvers nu ophouden met lezen nooit meer alle boeken uit die ik nog zou willen lezen.”
Curieus…
Mient Adema zegt
Voor een schrijver is schrijven ook lezen, want daar begint het schrijfproces mee. De zin klopt dus wel, als je aanneemt dat schrijvers ophouden met schrijven als ze dat ook met het lezen hebben gedaan. Ik had eroverheen gelezen. Was al blij met die enorme boekenkast hier, die me bijna het eeuwige leven had gegarandeerd.