Deze week werd bekend dat mensen iets beter zijn in het spreken van vreemde talen als ze net iets gedronken hebben. Wat heb je aan zo’n bevinding? Mijn zondagochtendminicollege:
Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is neerlandistiek.nl op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!
Marcel Plaatsman zegt
Werd dat beoordelingscijfer inderdaad op basis van de uitspraak gegeven? En was die uitspraak dan echt zoveel Nederlandser als die Duitsers zich aanstelden? Ik zou Duitsers immers eerder aanraden zich mínder aan te stellen, mínder strak te articuleren, om hun Nederlands minder Duits te doen klinken. Duitsers spreken nogal ingespannen, als ik lang Duits spreek voel ik dat altijd in m’n kaakspieren (en als ik beschonken Duits spreek vergeet ik die juist in te spannen en wordt m’n uitspraak weer Hollandser).
Zelf zou ik het eerder zoeken in het associatieve brein. Snel allerlei associaties kunnen leggen maakt je redzaam in een vreemde taal, je moet de woorden vinden, je moet vooruit kunnen denken in de zinnen van een ander (je moet kunnen verwachten wat er komt en daar op inspelen). Associëren gaat makkelijker met een drankje op. Mensen worden meestal ook geestiger als ze aangeschoten zijn, creatiever, ook wel buitenissiger in wat ze allemaal bedenken. Met mate is dat wat je voor spreken in ’n andere taal nodig hebt.
Als die hypothese klopt, zou ook het omgekeerde waar kunnen zijn: dat wie makkelijk talen leert (een “talenknobbel” heeft), in z’n algemeenheid ook associatiever denkt. Dat talige mensen vaak ook creatief blijken, zou daar mee te rijmen zijn. De kunst van het rijmen zelf (associëren op basis van klank, ook handig voor fonologen) is er ’n praktisch voorbeeld van. Zelf zou ik me ook zeker als ’n associatief denker omschrijven.
Marc van Oostendorp zegt
Nee, het oordeel was als ik het goed begrijp holistisch. Men werd alleen gevraagd te zeggen hoe goed het Nederlands klonk, maar niet welke aspecten in de beschouwing moesten worden betrokken. Wat de mogelijke verklaring is, daarover kun je dus waarschijnlijk eindeloos speculeren.
Ik vraag me overigens af of mensen die veel en makkelijk talen leren ook per se makkelijk rijmen en creatief zijn in de talen die ze spreken. Mijn eigen ervaring is dat niet, maar ik ken ook hier geen onderzoek naar.
DirkJan zegt
Het lijkt mij ook borrelpraat dat mensen met een slok op creatiever zouden zijn.
Lucas zegt
Ik betwijfel of aanstellen het punt is; dat lijkt me een tikje confirmation bias. Je probeert een bepaald Brits-Engels accent na te doen, en dat vergelijk je met opzettelijk een Nederlands accent, maar dat is natuurlijk wat anders dan Engels spreken. Zo zou je “natuurlijke” accent best een bepaalde vorm van Amerikaans-Engels kunnen zijn (Hollywood Engels). Om Brits-Engels te spreken zou ik me ook moeten aanstellen, maar dat is niet wat ik normaal spreek.
Los daarvan zijn er natuurlijk legio vragen. Hoe vloeiend spraken deze proefpersonen Nederlands op de CEFR-schaal? Hoe vaak spraken ze Nederlands in het dagelijks leven? Op welke leeftijd kwamen ze in aanraking met Nederlands? Waar uit Duitsland komen ze vandaan (hun native accent)? Is dit wellicht iets dat opvalt aan het Nederlands-Duits? Krijg je dit effect ook met twee minder of totaal niet verwante talen? Als dit echt iets is, waar ligt dan de Ballmer peak, i.e., wanneer wordt het weer minder? In hoeverre geldt dit voor mensen die niet hoger opgeleid zijn (de vraag die we altijd kunnen stellen bij psychologie natuurlijk)?
Er is natuurlijk methodologisch en analytisch sowieso een hoop aan te merken op het experiment. Zelf-evaluaties in zo’n experiment zijn bijzonder weinigzeggend; p-waardes leveren je vrijwel niks op; de hypothese was dat alcohol slecht zou zijn, dus je kunt dan al niet meer concluderen dat alcohol je beter maakt (het idee van NHST is immers dat je een nulhypothese en een alternatieve hypothese hebt, en de nulhypothese was hier beter of gelijk, die moet je handhaven; dat is een slechte methode, maar een slechte methodiek slecht toepassen maakt het niet beter); en zo kan ik nog wel even doorgaan;.
Daarbij wil ik nog een geheel andere hypothese opwerpen: mensen zijn zelfbewuster tijdens experimenten, wat inherent van invloed is op hun tweede taal. Ik heb meegedaan aan experimenten en mijn Nederlands wordt er dan ook niet beter op. Alcohol remt dat iets af, waardoor in een experimentele setting je iets beter je tweede taal spreekt.
Dit onderzoek laat één ding goed zien: genoeg psychologen hebben maar weinig geleerd van de crisis de laatste jaren.