Door Leonie Cornips en Vincent de Rooij
Eind 1997 brak er in Nederland een moral panic los over de vermeende verloedering van het Nederlands van jongeren van vooral Surinaamse, Turkse, Marokkaanse of Antilliaanse afkomst. In een artikel van Frans van Deijl in Het Parool van 24 december 1997, werd dit taalgebruik door middelbare schooldocenten aangeduid als ‘smurfentaal.’ Met deze benaming wilden ze aangeven dat het hier ging om een lexicaal verarmde variant van het Nederlands. Een variant die bovendien voor buitenstaanders onverstaanbaar was door het mengen van Nederlands, Arabisch, Turks, Surinaams en garant zou staan voor achterblijvende leerprestaties. De docenten in van Deijl’s artikel legden verder een sterk verband tussen het spreken van ‘smurfentaal’ en gewelddadig gedrag. Sociolinguïst René Appel bestreed deze negatieve beeldvorming rondom het gemengde taalgebruik van jongeren. Het voor de buitenwacht vaak grove en beledigende van ‘straattaal’uitingen had volgens Appel vaak het karakter van ‘ritual insult’ en was dus eerder speels en gespeeld dan echt gewelddadig. In de media en in wetenschappelijk onderzoek legde hij uit dat een gebrekkige kennis van het Nederlands niet de enige verklaring is voor deze nieuwe manier van spreken. De soepele, vloeiende manier waarop jongeren Nederlands mengen met woorden uit andere talen maar ook vorm en betekenis van Nederlandse woorden veranderen, veronderstelt juist een solide kennis van het Nederlands. Appel introduceerde ook -met succes- de term ‘straattaal’ als alternatief voor het denigrerende ‘smurfentaal.’
De term ‘straattaal’ vond vlot ingang, ook bij de sprekers ervan. En we hoorden ook steeds meer ‘straattaal’ op tv en op de radio, vooral van bekende hiphopartiesten. Veel mensen, niet alleen jongeren, wilden meer weten over ‘straattaal’ en gingen zelf woorden afkomstig uit ‘straattaal’ gebruiken. Ook veel witte Nederlandse jongeren gingen ‘straattaal’ begroetings- en afscheidsformules gebruiken (‘fa(wa)ka G’ hoe gaat het man/vriend? G is een afkorting van gangster). Meerdere websites, aosl http://straatwoordenboek.nl en straattaal.com, begonnen ‘straattaal’woorden te verzamelen waardoor deze voor iedereen toegankelijk werden.
‘Straattaal’ brak als het ware uit de negatieve beeldvorming en werd tot op zekere hoogte genormaliseerd. Zo inspireerde het vrijelijk mengen van talen door ‘straattaal’ sprekers Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr in 2009 tot zijn gedicht ‘mi have een droom’ waarin een 66-jarige Rotterdammer in het jaar 2059 tot ons spreekt in het ‘Rotterdams van de toekomst’ (NRC, 25 september 2009) :
wullah, poetry poet, let mi takki you 1 ding: di trobbi hier is dit
ben van me eigen now zo 66 jari & skerieus ben geen racist, aber
alle josti op een stokki, uptodate, wats deze shit? ik zeg maar zo
mi was nog maar een breezer als mi moeder zij zo zei: “azizi
doe gewoon jij, doe je gekke shit genoeg, wees beleefd, maak geen tsjoeri
toon props voor je brada, zeg ‘wazzup meneer’, ‘fawaka’ – en duh
beetje kijken op di smatjes met ze toetoes is no trobbi
beetje masten, beetje klaren & kabonkadonk is toppi
aber geef di goeie voorbeeld, prik di chickies met 2 woorden
Youth for Christ, het Nederlands Bijbelgenootschap en Ark Mission kwamen zelfs met een vertaling, of beter een adaptatie, van het evangelie van Mattheus in ‘straattaal’ om jongeren te bereiken voor wie gewone bijbelvertalingen ontoegankelijk zijn: De torrie van Mattie (2011):
De gewoonte was toen om geen seks voor het huwelijk te hebben. Maar Maria bleek ineens pregno te zijn. Jowie kwam er achter en hij was omin depressed, want hij dacht dat ze met een ander gebald had.
Zelfs minister Edith Schippers die in haar H.J. Schoo-lezing van 2016 stelde dat de westerse Nederlandse cultuur met haar normen en waarden superieur zijn aan alle andere, sprak haar positieve waardering uit voor de uitkomsten van contacten tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ Nederlanders en voegde daaronder ook ‘straattaal’:
In heel veel zaken ontstaan nieuwe vormen, nieuwe muziek, nieuwe keukens, mode, nieuwe straattaal. Dat is mooi en voegt veel toe aan de samenleving.
Naast wat je een positieve herwaardering van ‘straattaal’ zou kunnen noemen, bestaat het negatieve beeld waarin een direct verband gelegd wordt tussen het spreken van ‘straattaal’ en deviant, gewelddadig gedrag ook nog steeds. Veel middelbare scholen voeren een anti-‘straattaal’-beleid gemotiveerd door socioloog Ilias el Hadioui’s die stelt dat met ‘straattaal’ de gewelddadige cultuur van de straat de school binnendringt. Er zijn natuurlijk ‘straattaal’sprekers die het schoolklimaat verzieken maar dat wil niet zeggen dat dat geldt voor alle ‘straattaal’sprekers. En daar zit gelijk het probleem met het label ‘straattaal’: het verwijst niet zoals vaak gedacht wordt naar één specifieke variant van het Nederlands met een eigen woordenschat en grammatica die door één specifieke groep jongeren wordt gesproken. ‘Straattaal’ is beter op te vatten als een vrije en creatieve manier van omgaan met de talige middelen die sprekers tot hun beschikking hebben. De functie en waarde van ‘straattaal’ als middel tot identificatie met wisselende groepen mensen en veranderlijke lifestyles zorgt ervoor dat ‘straattaal’ in vele vormen opduikt en steeds in flux is. Wat ‘straattaal’ genoemd wordt is dus niet een taal, of taalvariant in de traditionele zin zoals een dialect, ethnolect of sociolect.
Sinds de nuanceringen die Appel en latere onderzoekers aanbrachten in het negatieve beeld van ‘straattaal’ leiden negatieve en positieve waarderingen van ‘straattaal’ min of meer parallelle levens in de Nederlandse samenleving. Mensen in het onderwijs en gezagdragers die geconfronteerd worden met grensoverschrijdend gedrag van jongeren die ‘straattaal’ spreken houden vaak – begrijpelijk maar ook onnodig – vast aan een uitsluitend negatieve beeld, terwijl mensen die alleen het positieve benadrukken uit het oog kunnen verliezen dat ‘straattaal’ verbonden kan zijn met een lifestyle die grensoverschrijdend is.
Een verkorte versie verscheen onlangs in Vaktaal 3:14-15.
Anton zegt
Flinterdunne sociobabbels.
Marc van Oostendorp zegt
U bent al een tijdje aan het trollen. Maak uzelf dan ook aanspreekbaar; gebruik voortaan op zijn minst uw volledige naam wanneer u dit soort mededelingen wilt doen.
msvandermeulen zegt
Een opmerking als het bovenstaande is niet een “stekelige randopmerking”, het is niet-onderbouwd geleuter. Persoonlijk vind ik de verworvenheid van neerlandistiek.nl dat meningen, hoe afwijkend ook, tenminste worden onderbouwd. Ik ga er vanuit dat bij herhaald gedrag de redactie ingrijpt. Bovendien: als het sop de kool niet waard is, dan kunt u het ook gewoon voor u houden.
Anton zegt
Ik maak wel eens een stekelige randopmerking, toegegeven, maar de sop is de kool niet waard. Dat zou echt teveel eer zijn. Grt.
Michel zegt
As ’n Nederlander, een generasie verwyder, is dit hartseer om te sien hoe die taal verbaster. Ek vrees dis reeds te laat vir julle.