Door Marc van Oostendorp
Ruim zeventig boeken heeft Herman Brusselmans in de afgelopen vijfendertig jaar geschreven, maar aan dat in ieder geval in omvang imposante oeuvre zijn nog maar weinig studies gewijd. Rick Honings wijst er in zijn Majoor van het menselijk leed herhaaldelijk op. Er is een enkel opstel van Joost Zwagerman of Kees ’t Hart, maar op de universiteiten heeft men tot nu toe nog geen woord aan de Vlaamse schrijver gewijd. Met dit boek van Brusselmansiaanse omvang (390 pagina’s) maakt Honings dat in een klap goed.
Honings deelt zijn boek in drie delen in: leven, werk en imago. Tegelijkertijd is er misschien geen Nederlandse schrijver bij wie deze drie aspecten zo onontwarbaar vervlochten zijn.
Al het leven zit in het werk; Brusselmans verzint er weliswaar voortdurend allerlei sappige details bij, maar je krijgt de indruk dat alles wat hij wérkelijk meemaakt in ieder geval in de boeken verwerkt is. Dat hij niet zo heel veel meemaakt – hij is de afgelopen decennia slechts twee keer op vakantie geweest, in Italië en in Zuid-Frankrijk, beide keren verregend – komt vooral doordat het leven omgekeerd grotendeels in dienst staat van het werk.
Salinger
Dan onderhouden leven en werk allebei ook nog een bijzondere relatie met het imago. Ze zijn zo ingericht dat er een zo duidelijk mogelijk imago kon worden opgebouwd: dat van de schrijver met de lange haren, het leren jack en de sigaret, dolend door Gent en lijdend aan het leven én dat van de succesauteur wie de vrouwen vanzelf in de armen vallen én dat van de grofgebekte tv-gast die zo leuk iedereen en alles kan beledigen om hun uiterlijk. Brusselmans beschrijft zichzelf zo in zijn boeken en gedraagt zich zo in zijn openbare optredens. Zoals omgekeerd het imago natuurlijk invloed heeft op zijn leven en werk – waarin de literaire roem al heel lang een thema is.
Die mix is een modern-romantische, laat Honings zien: Brusselmans is een mengeling van Lord Byron, Gerard Reve en J.D. Salinger in tijden van De Wereld Draait Door.
Politieke carrière
Er verschijnen de laatste jaren meer studies over Nederlandse schrijvers en de manier waarop ze aan hun imago bouwen – behalve Honings’ eerdere eigen boek De dichter als idool en zijn biografie van Bilderdijk kun je denken aan de boeken van Edwin Praat over Gerard Reve en van Sander Bax over Harry Mulisch.
Dat is om minstens twee redenen terecht. In de eerste plaats zijn schrijvers ook duidelijk met hun imago bezig, en misschien wel meer dan veel anderen. Ook politici bekommeren zich natuurlijk om hun imago, maar in de eerste plaats gaat dat vaak over een kleiner deel van hun wezen (ze willen zich neerzetten als betrouwbaar zonder meteen de indruk te geven hun hele hebben en houwen te willen delen) en bovendien duurt de gemiddelde politieke carrière korter dan die van de schrijver. Imago, leven en werk zijn daardoor minder aan elkaar verbonden.
Nut
Tegelijkertijd zijn wij allen inmiddels Brusselmannetjes in het klein, met oeuvretjes van Facebook-posts en tweets, waarin we een beeld van onszelf neerzetten dat vervolgens gaat beïnvloeden wat we werkelijk doen (eten bestellen om op Facebook te kunnen zetten). Leven, geschrift en imago raken zo voor ons allen steeds meer met elkaar vervlochten, zodat je straks van niemand meer precies weet waar feit begint en fictie ophoudt. Brusselmans zit zelf weliswaar niet op de sociale media, maar voor hem is de literatuur één groot sociaal medium.
Alleen al om beter te snappen hoe dat werkt, is het goed om te onderzoeken hoe het werkt bij mensen wiens hele leven één lange tweet is met honderden miljoenen tekens! Dát lijkt me een duidelijk nut van de literatuurwetenschap.
Rick Honings. Majoor van het menselijk leed. Leven, werk en imago van Herman Brusselmans. Amsterdam: Prometheus, 2017. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter