Door Marc van Oostendorp
Toen motorfietsen nog motorfietsen waren en taalfouten nog met een krachtig FOEI werden begroet, kwam ik gemiddeld een dag per week naar de burelen van Onze Taal. Wat ik daar precies kwam doen, weet ik niet meer. Veel goeds zal het dus wel niet geweest zijn, maar ik keek altijd gefascineerd naar het werk dat alle mensen daar deden. Zelden zag men een groep harder én met meer plezier werken dan aldaar.
Het gefascineerdst was ik door de helden van de Taaladviesdienst. Eigenlijk had ik daar wel willen werken, aan de telefoon mensen te woord staan (veel vragen kwamen toen nog binnen via de telefoon, ik zei toch al dat het gouden tijden waren). En dan bijvoorbeeld een dag tot germanismedag verklaren en tegen iedereen over elke kwestie zeggen: dat is een germanisme! Groter als? Germanisme! Een aantal mensen die? Germanisme! Hoogbouw? Germanisme! Enzovoort.
Maar daar moet je nu niet meer mee aankomen. De jeugd van tegenwoordig weet niet meer wat een germanisme is! En schrijft tweets als de volgende:
Dat heb je niet vaak, een Duitse anglicisme (ik weet het woord er niet eens voor) #grappig
— M. Theresiasdochter (@Theresiadochter) 25 september 2017
Twee bewijzen in één tweet! M. Theresiasdochter denkt dat ze niet vaak voorkomen (haar bericht was een reactie op de mededeling dat ‘we het niet geschäfft gaan krijgen) én dat ze ook niet weet hoe ze heten.
Oosten én westen
Hoe heten ze dan wel? Duitse anglicismen, natuurlijk, naar het enige soort leenwoord dat we nog overhebben: het Engelse.
(Even tussendoor: de ergernis aan anglicismen slaat met alle macht om zich heen. Probeer het maar uit, en noem in gezelschap een willekeurig verschijnsel waaraan men zich zal ergeren. Er zal altijd binnen de kortste keren iemand opstaan die als verklaring voor dit verschijnsel oppert: invloed uit het Engels.)
Ik schreef begin 2012 al (mannen waren nog wel mannen, maar taalfouten werden slechts nog met een aarzelend foei? begroet) al over het curieuze verschijnsel dat het achtervoegsel –vol (schaamtevol) ooit een ‘germanisme’ werd genoemd, inmiddels bij sommigen een bekend staat als een ‘anglicisme’, zonder dat overigens ooit duidelijk gemaakt wordt waarom het Nederlands niet kan hebben wat onze buren in het oosten én in het westen ook hebben.
Maar inmiddels weten we het: omdat ze in die buurlanden allemaal in anglicismen praten: in het westen in gewone, in het oosten in Duitse. Het wordt tijd voor een Duitse anglicismendag!
Gerard van der Leeuw zegt
Oraw Der weetniet. Hemeldonderweder Dit is ja alles gans onwetenschappelijk.
Zbygniew Prlwytzkofsky
msvandermeulen zegt
Geïnspireerd door je stukje schreef ik iets over germanismen in 20e eeuws taaladvies. Wat blijkt: de veroordeling verdwijnt. https://martenvandermeulen.com/2017/11/16/taaladvies-in-de-20e-eeuw-1-de-verdwijning-van-het-germanisme/
Bas Jongenelen zegt
Misschien kan Frans Duyts er een liedje over zingen over. https://www.telegraaf.nl/nieuws/1159253/vvd-pleit-tegen-subsidie-voor-popmuziek
Marcel Plaatsman zegt
Dat doet me denken aan het oordeel over “het kost duur”. In Nederland wordt dat meestal ’n contaminatie genoemd, in Vlaanderen hoor je dan weer eerder zeggen dat ’t ’n gallicisme is (“ça coûte cher”). Hóe we een verschijnsel veroordelen zegt uiteindelijk ook veel over onze taal en cultuur.
Dat er in Onze Taal ooit veel te doen was om germanismen blijkt ook uit de aardige bloemlezing “Taaltumult!”, door Ewoud Sanders. ’n Aardige aanklacht in dat boek komt uit 1940, toen klagen over germanismen natuurlijk extra aantrekkelijk was (afhankelijk van je toehoorders, uiteraard). ’n Lezer beklaagt zich over het woord “weermacht” en voegt aan z’n klacht toe dat de “ziekte” van germanismen gelijk met de oorlog uitgebroken is. Het aardigst is echter de naam van deze lezer, J.H.F. Grönloh. Zou het echt dé J.H.F. Grönloh zijn geweest, de grote schrijver Nescio? Het moet haast wel.
msvandermeulen zegt
Ook Nederlandse taalgidse veroordelen ‘kost duur’ in mijn ervaring wel als gallicisme, bijvoorbeeld Charivarius (1940), de Taalclub (1943), Damsteegt (1954). Maar inderdaad, het merendeel van de gidsen schaart het onder contaminatie.
De opvallendste uitspraak over de kwestie die ik ken komt overigens van De Geus, die in zijn (überhaupt zeer interessante) ‘Indische Fouten’ (1922) stelt dat ‘kost duur’ een typisch Indische fout is. Dit versterkt mijn mening dat het contaminatie noch gallicisme is, maar eerder een gevolg van een vrij algemene neiging tot dubbele markering (ik schreef daar op Milfje weleens over, maar om nou weer een link naar een eigen sigaar te zetten gaat me wat ver).
Esther Bouma zegt
In Berlijn is er een vrij grote Nederlandstalige gemeenschap aanwezig en het wemelt in de algemene communicatie van de germanismen, een fascinerend taalfenomeen. De taalverwervingsbeginners vertalen hun Nederlands vaak te letterlijk naar het Duits waardoor je de meest wonderlijke zinnen krijgt (prachtige en hilarische voorbeelden zijn te vinden in de boekjes van Reinhard Wolff “lass mal sitzen” en “kommt wohl gut” ) en hoe beter het Duits vordert, hoe meer het Nederlands soms een te letterlijk vertaald Duits wordt. En nee, er valt weinig tegen te doen. Een paar voorbeelden en bijna algemeen ingeburgerd zijn hier: Lieve groeten (Liebe Grüße) Ik kom voorbij (ich komme vorbei) We zien ons (Wir sehen uns) en dan nog alles wat interessant of boeiend is, (en dat is héélvéél in B) “spannend” vinden. Maar dat is strict genomen een valse vriend.