Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (155)
Het Nederlandse sonnet bestaat 452 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
Sonnet voor mijn moeder
Gij hebt, Moeder, dit leven zwaar gedragen,
Gelijk ik het zwaar draag. Wij zijn verwant.
Wij horen in dit stormbevochten land
van kavels, tussen dijk en stroom geslagen.Ik heb uw gang: die driftige en toch trage
voetstap, die onverzettelijke trant.
Uw harde hand herken ik in mijn hand,
onwrikbaar om de schrijfstift heengeslagen.Machtig zijn wij, in liefde en in haat.
Gij hebt u doodgehaat, hatend het meest
uzelve, om de liefde die gij schond.Ik ben genezen van het bitter kwaad.
En eer in stugheid, wie gij zijt geweest:
van mijn talent de donkere moedergrond.(Ida Gerhardt, Het levend monogram, 1955)
Van alle stijlregels die gebroken kunnen worden is de stijlregel die zegt dat je geen woorden mag herhalen het duidelijkst een stijlregel die goede schrijvers regelmatig breken. Dit beroemde gedicht van Ida Gerhardt drijft er bijvoorbeeld op: de parallellie tussen het zwaar dragen de ik en het zwaar dragen van gij, van de hand van gij en de hand van ik, alsmede van beider liefde en haat.
Dat heeft natuurlijk een dubbele functie. Het benadrukt niet alleen hoe ontstellend veel moeder en dochter op elkaar lijken, maar het geeft tegelijkertijd ook een beeld van beider karakter: het eentonige almaar hameren, de zwaarmoedigheid, het gehaat, het zit allemaal in dat verbeten herhalen van dezelfde woorden.
Des te opvallender is het, daarom, dat in de regels vijf en zes juist drie verschillende woorden gebruikt worden voor vrijwel hetzelfde: gang, voetstap, trant. Er zijn subtiele betekenisverschillen tussen die drie: gang lijkt me het algemeenst, bij voetstap denk ik in ieder geval in de eerste plaats aan het geluid terwijl de trant voor mij vooral visueel is. De gang klinkt dus driftig en ziet er onverzettelijk uit. Maar de verschillen zijn subtiel en je zou bijvoorbeeld best drie keer stap kunnen invullen:
Ik heb uw stap: die driftige en toch trage
voetstap, die onverzettelijke stap.
Als je dat allemaal rijmend zou krijgen, zouden het geloof ik geen slechte regels zijn. Toch heeft Gerhardt er niet voor gekozen. Die keuze legt dan ook de nadruk op iets anders: dat moeder en dochter, hoe je ze ook beschouwt, zoveel op elkaar lijken. Het is niet alleen de klank van hun stap, maar ook hun hele onverzettelijke houding bij het lopen – het is dezelfde gang.
Anton zegt
Het woord dat zich nu zo opzettelijk opdringt is ‘stamp’.
Wouter van der Land zegt
Opvallend is ook het gebruik van de g’s en r’en, h’s en t’s als hagelslag. Ze probeert denk ik de naam ‘Gerhardt’ in het gedicht te verwerken. Zoals ook bijna compleet in ‘doodgehaat’.