Door Ton Harmsen
Pieter Bernagie, professor in de medicijnen aan het Athenaeum Illustre in Amsterdam, had onder literatoren een ruime vriendenkring. Zelf schreef hij vijftien toneelstukken; hij zat jarenlang in het bestuur van de Amsterdamse Schouwburg. Zijn toneelstukken lopen uiteen van ernstige tragedies tot vermakelijke kluchten. Het enige dat in de twintigste eeuw herdrukt is, is de klucht Het huwelyk sluyten (1685), door A. Thenaar in 1954 voor Noorduijns Schoolbibliotheek. Het is een gekuiste uitgave… Niet dat het origineel zo schunnig was, maar iedere toespeling op de slaapkamer is er zorgvuldig uit weggepoetst, en daarmee is heel wat van de aardigheid verdwenen. Gelukkig is de complete tekst nu bij Ceneton te lezen.
De huwelyken staat, dat Bernagie een jaar eerder schreef, is veel genuanceerder. Dankzij een geslaagde actie van ‘crowd transcription’ is ook deze tekst sinds vandaag bij Ceneton beschikbaar. De grappen zijn subtieler en de personages minder vlak: de hoofdpersoon van Het huwelyk sluyten is een hebzuchtige oudeheer die zijn naam (Warnaar) ook al niet mee heeft. Maar Jeronimus, de vader in De huwelyken staat, heeft meer kanten. Voor de lezer is het nog een hele kunst om zijn ernst van zijn ironie te onderscheiden; en soms blijken zijn woorden alleen te dienen om te provoceren. Zo voelt hij zijn vrouw en kinderen aan de tand, en zo test hij de door zijn kinderen beoogde huwelijksparners.
De huwelyken staat begint al helemaal anders dan men verwacht in een zeventiende-eeuwse klucht. Meestal is het de brommige vader die zijn dochter zo duur mogelijk wil verkopen, en de liefhebbende moeder die haar liever gelukkig ziet met een toegewijde echtgenoot. Hier is Dieuwertje degene die haar dochter Magdaleentje aan een rijke weduwnaar wil koppelen. Opvallend is dat zij haar zoon Henderik wel het meisje van zijn dromen gunt. Jeronimus, de vader, verzet zich überhaupt tegen een huwelijk. Hij voorspelt dat een huwelijk met een man die al ‘voorkinderen’ heeft – zoals Dieuwerje voor Magdaleentje wil regelen – desastreus zal aflopen: als hij dood blijft zal de erfenis tot ruzies en processen leiden. Ook zijn zoon Henderik raadt hij een huwelijk af, met een epigram van Constantijn Huygens uit 1654:
. Jeronimus.
. De Oude Philosophen, dat waaren zulke wyze, en verstandige lie,
. En die zeiden, de Zé, de Hel, en het Vuur zyn drie kwaaden, maar één kwaad Wyf is slimmer, als deze alle drie.
. Henderik.
. Dat ’s recht. Maar heeft het Vader wel onthouwen?
. De Wyzen zeggen dit, geenzins van alle Vrouwen,
. Niet van de goeje. Neen, daar schryven zy niet van.
. Die plaats gaat maar alleen de kwaade Wyven an.
. Jeronimus.
. Dat ’s waar. Die plaats raakt maar alleen de kwaade Wyven.
. Maar goeje zynder niet. Hoe kan mer dan van schryven?
. Hoor hoe Heer Huygens dit uit legt.
. Hoor wat hy van de Vrouwen zegt.
. Ik heb veel zaaken aan Goê Mannen zien verblyven.
. Maar nimmer aan Goê Wyven.
. (De huwelyken staat, vs. 103-114)
Daarna ontspint zich een discussie over het bestaan van goede vrouwen. Die waren er in de oudheid nauwelijks, stelt Jeronimus, en Henderiks pogingen om dit tegen te spreken stranden allemaal:
. Jeronimus.
. ’k Zal daarom liever van de Oude Vorstinnen spreeken, die door de heele Waereld zyn vermaart.
. ’t Zyn lievertjes geweest. De een heeft geheel ontaard
. Der Man vermoord. d’Ander……
. Henderik.
. Maar Vader, indien ik ook eens mogt spreeken,
. Ik zou je veel vroome Vorstinnen konnen noemen. Ik heb meê in de Historien gekeeken.
. Jeronimus.
. Tel die eens op. En laat jou Moeder jou vry
. In het rekenen helpen. O! het getal van de kwade Wyven gaat dat van de goede ver voorby.
. Nu luister, ik zal eerst beginnen;
. Medea. Dat was een Duivel van een Vrouwmensch: wat kwaad wist die niet te verzinnen?
. Waar is de goede, die jy der tegen zult zetten? noem die.
. Henderik.
. Alreê.
. Hier tegen zet ik de vroome Vrouw van Ulisses, de schoone Penelope.
. Dieuwertje.
. Dat prys ik je myn Zoon. Spreek uit je mond. Laat blyken,
. Dat het getal van de kwaade Wyven voor de goede Vrouwtjes moet wyken.
. Jeronimus.
. Laat hy zyn best doen. Wy zullen het zien.
. Klytemnestra. Dat was een Varken. Want die pry heeft dien
. Vermaarden Agememnon, ten gevallen van haar Pol doen sterven.
. Nu jy.
. Henderik.
. Wel stil….
. Jeronimus.
. Hoe moet jij jou al bedenken?
. Henderik.
. Neen. Hier tegen stel ik Alcestis, die om haar Mans leeven te verwerven
. Zelf storf.
. Dieuwertje.
. Wat dat niet een vroome, en deugdzaame Vrouw?
. Jeronimus.
. Ja, dat beken ik. Maar ’k geloof niet, dat men der zulk ééne nu vinden zou.
. Maar al verder. Phaedra. Dat was een Heks. Zy is oorzaak, dat die braave Hippolitus zo deerlijk om is gekomen.
. Wie hebje der tegen? lustig! waar blyfje met de vroomen?
. Henderik.
. Wacht een beetje Vader. Stil, dat ik my eens verzin.
. Moeder weet jij der niet één? Ze schieten my nou juist niet in.
. Dieuwertje.
. Ja, noem my.
. Jeronimus.
. ’t Is gezeid maar van de Oude Vorstinnen te zullen spreeken.
. En die ordre mag hy niet breeken.
. Hadden wy die van onze tyd moogen noemen, jy had de eerste by my zekerlyk geweest.
. Dieuwertje.
. Wel Jeronimus….
. Jeronimus.
. Nu lustig. Hoe staaje zo bedeest?
. […]
. Daar zynder pas twe van jou genoemt, en jy hebt al gedaan,
. Daarder zo veel kwaade zijn, dat men ze in één dag nauwelyk op zou konnen haalen.
. Circe, Agave, Semiramis, Mnestra, en altemaalen
. De Dochters van Danäus, die zo veel kwaad bedreeven hebben, dat het ons noch een afschrik van’er geeft.
. En ik zou jou der noch wel vyftig, sestig duizend konnen noemen, die vry slimmer hebben geleeft.
. Daarom, wilje wel doen Hend’rik, wachtje van de Wyven.
. Wie wil gaerne een slaaf weezen, als hy in vryheid kan blyven?
. (De huwelyken staat, vs. 139-175)
Jeronimus’ kennis van de klassieke mythologie is bewonderenwaardig. De naam Mnestra kom je alleen tegen als je je verdiept in het mythologisch compendium van Hyginus; zij is een van de 50 ‘Dochters van Danäus,’ die zijn dochters beval in de huwelijksnacht hun man te vermoorden. Als enige spaarde Hypermnestra haar man Lynceus. Voor het verhaal van Agave (de moeder van Pentheus die in bacchische razernij haar zoon verscheurt) moet je goed thuis zijn in de Metamorfosen, of anders de Bacchae kennen van Euripides, die trouwens ook een tragedie schreef over de zelfopoffering van de door Henderik genoemde Alcestis (vs. 154).
Maar nu de omkering. In een latere scène, waarin Jeronimus met Dieuwertje onder vier ogen spreekt, zegt hij dat zijn tirade over slechte vrouwen alleen maar bedoeld was om zijn zoon wakker te schudden en te behoeden voor een ongelukkig huwelijk:
. Maar men moet tot alle stonden
. Gelyk ik van een wijs Man geleerd heb, zich zelve stellen het kwaadste voor.
. Valt het anders uit, ’t is niet als te aangenaamer. Als ze getrouwt zyn, en ’t gaat ’er kwalyk zo komen ze dat de Ouders klaagen, en je weet wel, dat ik dat niet geerne hoor.
. Had Hend’drik de Historien wat beter geleezen,
. Hy zou my strak wel goede Vrouwen hebben aangeweezen.
. Ze zynder genoeg geweest, ik zal je der een deel
. Op noemen. Crëusa, Andromache, Halcyone… Zie het gaat zo grif niet als de kwaade. Evenwel daar zynder al veel.
. (De huwelyken staat, vs. 294-300)
Tegen de vrijer van zijn dochter Magdaleentje benadrukt Jeronimus eveneens de kwalijke kanten van het huwelijk. Eelhart zal weldra genoeg krijgen van de tirades in het echtelijk bed, waarvoor Bernagie het prachtige (met de bedstee uitgestorven) woord ‘gordijnmis’ opvoert:
. Als ’t in jou keur staat, zo zul jy het Huisvrouwtje het huis bewaaren laaten.
. Jy zult die zorg haast moê zyn, jy hebt niet veel
. De Gordynmis gehoort. Waarom meen jy dat een deel,
. En noch al fatsoenlyke Mannen de Vrouwen altyd t’huis laaten? ’t Is om datze willen
. Al dat de Mans doen berispen, en bedillen.
. (De huwelyken staat, vs. 419-423)
Uiteindelijk blijkt toch geld het probleem van Jeronimus. De mooie som geld die hij zijn dochter als bruidschat had willen meegeven, is plotseling verdwenen met het failliet gaan van een zaak waarin hij geïnvesteerd had. Dat is het motief dat Jeronimus zo dwars maakt in zijn houding tegenover de huwelijken uit liefde van zijn kinderen. De truc van Henderik, Jeronimus voorspiegelen dat de verloofde van zijn zoon rijk genoeg is, overtuigt hem dan ook juist averechts: een rijke vrouw zal haar man alleen maar minachtend behandelen:
. Een arm Man, zegt zeker Philosooph, die een ryke Vrouw trouwt, wil in de schyn
. Gelukkig, maar in de daad ongelukkig zyn.
. Hy woont wel in een groot huis, maar hy mag het niet gebruiken,
. Op de beste kamer mag hy niet eens komen ruiken,
. Want de Vrouwen komen der zelf maar twe maal in ’t Jaar, dat zyn ze gewoon,
. Dat is te Mey, en te Alderheyligen, dan maaken ze schoon.
. (De huwelyken staat, vs. 593-598)
Als blijkt dat de rijkdom van Saartje op een leugen om bestwil berust, komt Jeronimus tot inkeer. Liefde overwint alles, dat ziet hij nu in, en zo eindigt de klucht met een dubbele huwelijksaankondiging.
Weesrijm
In moderne edities van oude toneelstukken is het gebruik dat de editeur de verzen nummert. Meestal is dat geen labeur: de eerste regel heeft dertien lettergrepen, de tweede rijmt daarop, en de derde heeft er twaalf en wordt rijmend gevolgd door de vierde. Iedere alexandrijn is een versregel, en als de eerste een staand rijmwoord heeft, heeft de vijfde dat ook.
In zijn afkeer van klassicistische regelmaat maakt Bernagie het een stuk ingewikkelder. Zijn verzen zijn soms vele regels lang. Door in te springen geeft hij aan dat met een nieuwe claus niet een nieuw vers begint, pas het rijmwoord maakt een einde aan het vers. En soms springt zijn tekst niet in – misschien heeft de zetter het uit verstrooidheid overgeslagen, of omdat hij het ingewikkelde systeem van Bernagie niet kon volgen. Dan heeft de editeur een moeilijke keuze te maken: een inspringing emenderen of het vers als weesrijm tellen? Een weesrijm is een vers dat nergens op rijmt. Bij een regelmatige tekst is een weesrijm gemakkelijk te herkennen. Maar bij de lange verzen van Bernagie is het vaak dubieus: gaat het om een slordigheid van de auteur, of van de zetter?
In de uitgave van De huwelyken staat hebben wij meer dan tien weesrijmen aangewezen. Weesrijmen zijn altijd vervelend: bij gepaard rijm verspringt de versnummering van oneven-even naar even-oneven: 1,2 dan 3,4, dan 5, dan 6,7. Het voelt aan als een gebrek. Maar Bernagie doet iets om het goed te maken: enkele van zijn weesrijmen zijn functioneel. Hij maakt een kort weesrijm dat op te vatten is als een terzijde, of als iets dat onaardig is en dus beter maar niet gezegd had kunnen zijn. Het weesrijm krijgt dan de betekenis van ‘vergeet dit maar’. Dit doet zich voor in de volgende passage:
. Dieuwertje.
. Tot noch toe heb ik niet gesprooken. Maar ik zal
. Nu niet langer zwygen. Wat meen jy? ik ben niet mal.
. Jeronimus.
. De wyste ben jy ook niet.
. Dieuwertje.
. Als jy eens sturft, waar zou ik met de Kinderen van leeven?
. Je weet ook wel, dat wy ze nu niet veel meê konnen geeven.
. (De huwelyken staat, vs. 15-19)
Het eerste vers rijmt op het tweede en het vierde op het vijfde; de interventie van Jeronimus kan men bezwaarlijk bij het vers van Dieuwertje trekken. Alleen aan het rijmschema laat Bernagie al zien: dit is een rotopmerking, die zij met recht en reden negeert. Iets dergelijks geldt voor de passage waarin Dieuwertje Eelhart aanspoort Jeronimus te overtuigen van het voordeel van een huwelijk:
. Dieuwertje.
. Leg jy hem eens uit, wat goed de Huwelyken Staat
. Al belooft aan die zich daar toe begeeven gaat.
. Jeronimus.
. Wel moog je zeggen belooft.
. Eelhart.
. Ik heb het reeds gezegt: ook heeft men een, daar men zyn hert recht uit tegen mag spreeken,
. Wiens lot met het onze gemeen is, die onze gebreeken
. Met vrindelykheid berispt. Is men ergens te gast
. Het Liefstentie zorgt voor de gezontheid, maakt dat de Man zich niet verbrast.
. ’t Is, Boutje heb je niet al genoeg? het zal jou kwaalyk bekomen.
. (De huwelyken staat, vs. 407-413)
Het sterkste voorbeeld is het ‘Ja, noem my’ (vs. 161) van Dieuwertje in de eerder geciteerde discussie over goede en kwade vrouwen. Voor Jeronimus valt deze opmerking buiten het gesprek, en het rijmschema geeft dat al aan. Pieter Bernagie is een auteur die zelfs met deze onregelmatigheden de lezer weet te boeien en te vermaken! Met deze klucht heeft de professor in de medicijnen zijn patiënten misschien wel meer geholpen dan met alle aderlatingen, pillen, poeders en zalfjes bij elkaar.
De huwelyken staat en Het huwelyk sluiten zijn te lezen bij Ceneton. De gekuiste schooluitgave van het tweede spel staat bij de DBNL. Voor crowd transcription van de overige stukken van Bernagie kan men zich aanmelden bij Ceneton
Anton zegt
… valt buiten het gesprek? In de aangehaalde passage met ‘Ja, noem my’ gaat Jeronimus er wel degelijk op in, rijmend en al.
Het zijn merkwaardige clausjes, terzijdes die eigenlijk geen terzijdes zijn.
Ton Harmsen zegt
Dat heeft u helemaal juist! Mijn formulering dat haar woorden voor Jeronimus buiten het gesprek vallen deugt niet: hij reageert onmiddellijk op haar. Ik had moeten schrijven dat Dieuwertje hier een korte interruptie plaatst die Bernagie niet weergeeft als een volwaardig vers. Ik verwarde dus de dichter Bernagie en zijn personage Jeronimus.