Door Anne Dykstra
Joost Hiddes Halbertsma (1789-1869) wordt gezien als de founding father van de lexicografie van het moderne Fries. Daar valt wat voor te zeggen, want zijn postuum uitgegeven Lexicon Frisicum (1872) heeft uiteindelijk geleid tot het wetenschappelijke Woordenboek der Friese taal (1984-2011) van de Fryske Akademy, en daarmee tot allerlei andere woordenboeken die bij de Fryske Akademy zijn verschenen.
Toch schreef Halbertsma het Lexicon Frisicum uitdrukkelijk niet voor de Friese bevolking, maar voor een internationaal publiek van (taal)wetenschappers. Om zijn doelgroep te bereiken, heeft hij als metataal voor zijn woordenboek het Latijn gekozen, terwijl het Latijn als wetenschapstaal toentertijd eigenlijk al op zijn retour was.
Al bij het verschijnen van het Lexicon Frisicum is er kritiek op Halbertsma’s keuze voor het Latijn. Eekhoff laat in zijn in 1869 uitgesproken necrologie van Halbertsma zijn ergernis bijvoorbeeld duidelijk blijken. Hij denkt dat veel Friezen zich met hem
[…] dáárover zullen beklagen, dat de bewerker de vertaling en woordverklaring alleen in het Latijn geschreven en de Nederduitsche beteekenis der woorden bij het drukken weggelaten heeft, in weerwil deze laatste er bij was geschreven in de Handschriften A en B, in het testament vermeld. Het zal hen bedroeven, daarin weder een zijner caprices te zien, waarop hij zoo dikwijls jagt maakte, als hij voor zijne bewerkingen andere vormen koos dan die zijner geestverwanten. […] [H]et (is), alsof de schrijver zijn werk alleen voor geleerden en voor buitenlandsche bibliotheken bestemde, zonder acht te geven op de groote ontwikkeling van den lust voor taalstudie, welke zich, vooral op zijn voortgang, in Friesland zelf onder ongeleerden heeft geopenbaard, en welke hij had behooren te bevredigen en niet voor het hoofd te stooten. Daar het getal geleerden, die hier werk maken van taalstudie, gering is, zoo zullen weinige Friezen genot kunnen hebben van een arbeid over hunne taal.
Feitelijk geldt de door Eekhoff bijna 150 jaar geleden geuite klacht nog steeds. Nog altijd is het Lexicon Frisicum door de gekozen metataal niet toegankelijk voor de gewone Fries. Tegenwoordig geldt dat ook voor menig (taal)geleerde, want ook daar is de beheersing van het Latijn gering of, vaker nog, afwezig. Dat is jammer, want Halbertsma’s woordenboek is een interessant fenomeen in de internationale 19de-eeuwse, sterk door de Romantiek beïnvloede, lexicografie. Het besteedt bijvoorbeeld ruim aandacht de rijke geschiedenis en de cultuur van Friesland (en Nederland). Uit voorbeeldzinnen blijkt daarnaast dat Halbertsma zijn woordenboek niet alleen als wetenschapper, maar ook als Fries heeft geschreven. Zijn romantische idealisering van de Friezen en hun karakter komt hier en daar duidelijk naar voren. Het woordenboek staat bovendien bol van verwijzingen naar andere talen, maar vooral naar het Engels. Halbertsma wilde met zijn woordenboek namelijk aantonen dat het Fries en het Engels nauw verwant waren. Daarnaast wilde hij laten zien dat het Fries onmisbaar was bij het oplossen van etymologische problemen in de Germaanse talen.
Om het Lexicon Frisicum voor onderzoekers beter toegankelijk te maken, heb ik van de provincie Fryslân een mooie subsidie gekregen om het Latijn (en het Grieks) van een aanzienlijk aantal artikelen door classici te laten vertalen in het Fries. Ik vertaal daarna het Fries weer in het Engels. De originele artikelen, plus de vertalingen komen online op de website van het Instituut voor de Nederlandse taal (IVDNT). Het IVDNT zorgt ervoor dat alles goed doorzoekbaar wordt.
De website van het IVDNT, waar al veel lexicografisch materiaal toegankelijk wordt gemaakt, is de aangewezen plaats voor het drietalige Lexicon Frisicum. Het is immers een woordenboek dat geschreven en gepubliceerd is in de periode dat het Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) in Leiden is begonnen. Halbertsma is daar zijdelings nog bij betrokken geweest. Het WNT heeft trouwens ook citaten uit zijn woordenboek opgenomen. Anders dan de titel doet vermoeden, geeft het Lexicon Frisicum namelijk ook veel materiaal uit (oudere stadia van) het Nederlands en andere Germaanse talen.
De royale subsidie van de provincie Fryslân is niet genoeg om het hele Lexicon Frisicum te vertalen. Dat hoeft misschien ook niet, want er zijn genoeg artikelen die niet zo interessant zijn. Toch is extra hulp om een substantieel deel van het woordenboek toegankelijk te maken zeer welkom. Ik vraag me af of er onder de lezers van Neerlandistiek classici zijn die als vrijwilliger een of meer artikelen willen vertalen. De vertalingen mogen in het Fries, Nederlands of Engels zijn.
Onderstaande artikelen geven een goed beeld van wat de vertalers kunnen verwachten:
ADEBAR, cg. F.b. F.o. ciconia, âribâr Johan. 3. Sleswik ârbar. F. eárrebarre, eabarre, eibert. (Ags. ead, m. felicitas; bird, avis; avis fausta, Lat. pia avis. Idem notat Sax. n. heiloever, heil-euver. heil salus.) Poeta G. J. ciconiam vocat réa-schonck avis cruribus rubris, Ang. red-shank, avis quædam rubris cruribus, mihi ignota. – Hij beklagge him as d’æbarre di pod, (miserabatur eum ut ciconia bufonem) commiseratio inimici fucata. Burman. 31. Prov. Nl. Gelukkig als de ooijevaar u toevliegt. – Waar de ooijevaars nestelen sterven geene kraamvrouwen. – Waar de ooijevaars weggaan komt er ruzie in de kerk. – Olim nefastum habebant Frisii hos nuncios pacis et felicitatis abigere; quæque villa, sive in domus tecto, sive in vicino arbore, suam habebat ciconiam, eamque vulgus credebat villico gratiam rependere pro hospitalitate duobus ovis vel uno pullo, quos mater e nido amovebat. Prov. n’ Déa’ pyk âz ’n âi is eabars hier pullus mortuus aut ovum est ciconiæ locarium. – Inter pueros Frisios fabella est ciconiam, cum sursum deorsum moto rostro crepitat, fundere preces ad deum. Nunc mundities villicorum prævalet religioni patrum et impedit quo minus excrementa spurcæ avis in ædibus vel hortis suis patiautur.
ADEL, n.p.v. idem quod F.v. éthel, édel, nobilis, Ags. æthel, æthel-boren, nobilis, quæ vox in multis nominibus propriis apud omnes gentes ex stirpe Germanorum frequentatur. Adelen, nomen gentilitium nobilis familiæ Frisicæ, forsan idem est cum Adilin n.p. seculi decimi.: cf. Förstemann. p.138. Animadvertendum tamen Adeelen sæpius scribi, quasi audivisset Adélen.
déa-kiste, cg. îken-déakiste, F.o. doodholt, id. sandapila quercea, capulus. Prov. Ien jong wiif is ien âldmans déakiste, uxor puella emacit senem. As ien âldman by syn jung wiif it himd oplight siucht er yn syn deà-kiste. Antiquis in more erat capulorum asseres ligneos tantum dolare, eosque absque ullo fuco adeoque albicantes terræ mandare; posteri contra eos colore nigro obducebant; Hindelopenses soli ad hunc usque diem capulis albis utuntur. Mastrichtæ mortui Romano-Catholici capulis albis, Reformati vero capulis nigris conduntur; albi igitur ante Reformata, quæ dicuntur, sacra, in communi usu fuisse videntur. Omma templa Christiana in eandem coeli plagam sunt versa; turris in occidentem, altare in orientem ut adorantes respicerent orientem, unde Christus insidens nubibus coeli venturus credebatur ultimi judicii die. Mortui recubantes in sepulchro ad eandem normam pedes exserunt in orientem, caput in occidentem, ut surgentes Christo obviam irent. Veteres capulos, in quibus sui mortui jam cubabant, quoque ante sepulturam eodem modo orientem et occidentem versus collocabant, quem morem Hindelopenses adhuc sequuntur. Hi præterea capulos, dum domi manent, non fulcris, sed humo ipso ponunt, e quo more residua est phrasis, It lyk is noch oer ierde, cadaver (adhuc supra humum est, i.e.) nondum sepelitum est. – Capuli Frisiorum simplices et supra plani, non fastigiati sunt, more communi veterum. Confer imaginem æneam apud Roemer Visschers Sinnepoppen, p. 123.
Lijkt het je leuk om te helpen het Lexicon Frisicum gemakkelijker toegankelijk te maken? Ik hoor het graag. Stuur een e-mail aan: Anne Dykstra.
Literatuur
Dykstra, Anne (2011), J.H. Halbertsma als lexicograaf: studies over het Lexicon Frisicum (1872).
Eekhoff, W. (1873) ‘Voorlezing over het leven van Dr. Justus Hiddes Halbertsma en zijne verdiensten omtrent de Geschiedenis, Taal- en Letterkunde, vooral van Friesland’, [uitgesproken in de Vergadering van het Friesch Genootschap van 22 april 1869], in: De Vrije Fries, XII, pp.‑81.
Laat een reactie achter