Door Ton Harmsen
Ik hoor dat het niet gemakkelijk is oude boeken aan een bibliotheek te verkopen, of zelfs te schenken: een verzamelaar die een vroeg-achttiende-eeuwse Utrechtse druk (en nog wel iets heel bijzonders, een druk voor de Leidse en Haagse Schouwburgen, die normaal in Den Haag of in Leiden hun boeken uitgeven) aanbood aan de UB van Utrecht kreeg te horen dat men daar geen belangstelling voor had. Des te gelukkiger kunnen we zijn dat de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, ondergebracht in de Universiteitsbibliotheek van Leiden, wel bereid is te bieden voor bijzondere boeken. Met giften van particulieren, legaten, en als het moet met acties van publieksfinanciering kunnen boeken die echt in een bibliotheek thuishoren door de Leidse conservatoren worden verworven. Een van de mooie aanwinsten van de laatste tijd is het handschrift (76 pagina’s, ca. 1786) van de opera De vrijheydt, die in Leiden speelt. Waar wordt dit document meer gekoesterd en bestudeerd dan aan de Witte Singel in Leiden!? Haec libertatis ergo!
De Oranjegracht, de jeneverstoker Harteveld, de orangistische bakker Trago en veel andere namen en begrippen in deze opera doen het hart van de historisch geïnteresseerde Leidenaar sneller kloppen. Stadsgeschiedenis is belangrijk voor Leiden: al meer dan vier eeuwen lang is ‘Drie October’ een heilig begrip. Met haring en wittebrood, de optocht en de kermis is het voor de Leidenaren nog steeds een gebeurtenis om naar toe te leven. Het spel van Bontius over het beleg en ontzet van Leiden is eeuwenlang een kaskraker geweest. Behalve dit onbetwiste hoogtepunt in Leidens geschiedenis (met als direct gevolg de stichting van de Universiteit) valt er nog véél meer te bestuderen. Pamfletten en berichten over het Leidse oproer in de tijd van de Patriotten en de Prinsgezinden (1784) zijn er in overvloed, en er is inmiddels ruimschoots over gepubliceerd. Maar een geheel gezongen toneeltekst over de nasleep van dit oproer was nog nooit vertoond.
De auteur van De Vrijheydt, vaderlands opera in drie deelen noemt zijn naam niet, wel zijn initialen: I.O.D.H. Zeelandus. De Universiteitsbibliotheek van Amsterdam heeft een pamflet met de titel Zeeuwsche rymklanken, ter aanmoediging van de wapen-oeffening ten platte landen; toegeëigend aan alle weldenkende vaderlanders, door J. O. de Hase Zelandus. Dat moet hem zijn: ‘weldenkende burgers’ is de eretitel die de patriotten zich toe-eigenen. De opera is opgedragen aan de vrijheidlievende patriot, en de auteur haast zich te betuigen dat hij afkerig is van majesteitsschennis, maar dat de tirannie van eigenbaat hem een doorn in het oog is.
De personages van De vrijheydt zijn voor een groot deel allegorisch: in het eerste deel staan Heerzucht, Nijdt, Geweld en Oproer tegenover Vrijheydt en Eendracht. In het tweede deel zijn de personages beter te herkennen: Kaatje Blanketet (‘een gerieffelijk meysje’), de Vlaming Peerke Punt, de Waal Jerni Parlaphox, de Westfaal Selderhinke Holsblok en de kroegbaas Kees Dikbuyk. In het derde deel treden Vrijheydt, Eendracht, Minerva en de Leidse Maagd op, alsmede een rei van gewapende studenten. Samen met het patriottische vrijkorps jagen zij de muiters op de vlucht: Peerke, Jerni en Selderhinke ruimen het veld.
In de buitenlandse oranjeklanten zit een goed deel van het vermaak dat de opera te bieden heeft. De Hase wil blijkbaar laten zien hoezeer die zich misdragen: het zijn dronkelappen, nietsnutten en profiteurs. Hij laat ze allemaal in hun eigen taal spreken – of tenminste: hij doet zijn best om hun talen op satirische wijze weer te geven. In de kroeg van Kees Dikbuyk doen zij zich te goed aan worstebrood, maar het vergaat hen slecht. De Westfaal Selderhinke brandt zijn mond en zijn vuisten, of zoals hij het zelf uitdrukt zijn ‘maul’ en zijn ‘voesten’ en beklaagt zich dan zingend op de melodie van ‘Het Haags officiertje’:
. Dats dich der dibel du bist du zu heet
. Ich hab im lange nichts gefressen
. Haber wer kon dats wissen
. Ich brand scheun de voesten ond hab nich eijn beet
. Ich wohl dich jets am stukken gaan snieden
. De voesten t zu brenden wehr kon dats lieden
. Zo bistou vohr mayn maullijn gereed.
. (vs. 473-479)
Ook de Waal Jerny Parlaphox stilt zijn honger aan het worstebrood, dat in zijn maag danig opspeelt:
. Ha Parbleu se heb se gelike,
. Ma frike jai faim se motte niet kike,
. Se sal se ma foi de Pain de socies,
. Met smaake mangeer se bin se niet vies:
. Car ventre bleu se slaan al allarme,
. Van Binne min buke stomach ende darme,
. Se make getrommel gerommel allon,
. Te supe te frette is ma foi wel bon:
. (vs. 480-487)
Dan zingt de Vlaming Peerke Punt over het genereuze onthaal door de orangisten, het worstebrood doet voor hem niet onder voor de gebraden kippen in Antwerpen:
. Dat hedde Gaij baij mayn sike geroaade,
. Basjert Heer Baron k’en zweer au genoade,
. Gaij zayde Gaij morbleu een Broave Tractant,
. Gaij schenkt Goeyje Waijn, en betaaldse contant:
. Au bakkerken au, mot k’ik oak Praijse,
. K en loaat maij capoenen as auwe socaijsen
. Met smoaak zoo guet en zoa delicoaat,
. As het beste pouletke in de Lepelstraat,
. (vs. 488-495)
En tenslotte laat het ‘geriefelijke meisje’ Caatje Blanketet (dat is Cornelia Blansitet) met haar gezang horen hoe dankbaar zij de bakker is voor de warme worst in haar schoot:
. Viva Hoesee dat eeten en drinken,
. Geefd ons Couragie de moed zal niet zinken,
. Vrienden mijn Hartje Haakt al na Buijt,
. Ik word zoo krioelig als een Jonge Bruijt:
. Bakker je gooyt het socyse broodje,
. Zoo heet en zoo warm zoo vlak in myn schootje,
. Ik zeg niet met al maar ik denk niette min,
. Dit zweer ik je bakkertje ik ben jou vrindin:
. (vs. 496-503)
Ieder denkt er het zijne van.
De tekst van De vrijheydt, vaderlands opera in drie deelen, is door Julia Duijvekam getranscribeerd in het kader van een studie-opdracht bij de opleiding Nederlands. Zij heeft ook de melodieën (de teksten zijn contrafacten) achterhaald. Aanstaande donderdagmiddag is er in de Universiteitsbibliotheek een symposium over dit handschrift, waar Mart van Duijn, Olga van Marion en Julia Duijvekam het woord zullen voeren. Het programma staat op de nieuwssite van de universiteit. Koorleden van Collegium Musicum zullen delen van de opera zingen en het handschrift zal er in zijn fraaie doosje tentoongesteld liggen.
De transcriptie van Julia Duijvekam is te vinden op de site van Ceneton. Wie meer anti-orangistisch toneel wil lezen vindt daar ook Kaat Mossel voor den throon van Belzebub (ca. 1784), De halfgeschooren ouderling (ca. 1784), De bloed-raad, of de gevloekte zaamensweering op ’t Loo (1786) en Het gestoorde naaypartydje van Willem de Vde (1786). De dagen dat het Frans-klassicisme politiek en religie van het toneel verbande zijn dan voorbij.
Laat een reactie achter