Door Marc van Oostendorp
Het Nederlands heeft twee soorten zelfstandig naamwoorden, de-woorden en het-woorden. Ja, geniet er nog maar even van, want over tweehonderd jaar of zo, is het niet meer zo. Maar tot die tijd moeten we nog wel ieder nieuw zelfstandig naamwoord in een van de twee hokjes stoppen. Leenwoorden, bijvoorbeeld, moeten de of het krijgen. Hoe doen we dat?
We maken er een rommeltje van, blijkt uit een nieuw artikel van drie Leuvense taalkundigen in het (of de?) Journal of Germanic Linguistics. Zij lieten proefpersonen een aantal Engelse leenwoorden classificeren. Is het de of het jack? De of het aquaplaning?
Schaatsplank
Niet alle resultaten uit dit onderzoek zijn verrassend. We wisten al dat we een grote voorkeur hebben voor de, en ook in dit onderzoek koos men in ongeveer tachtig procent van de gevallen voor dat lidwoord. Dat heeft waarschijnlijk niet eens zoveel met de vormovereenkomst met het Engelse the te maken: ook in onderzoek naar andere nieuwe woorden blijkt de de voorkeur te hebben.
Maar afwijkingen zijn er dus ook. Als een woord een verwant woord in het Nederlands heeft met het, neemt het leenwoord dat soms over. Het tweede deel van skateboard lijkt op bord en dus krijgt dat woord het. Sowieso krijgen woorden die niet naar mensen of dieren verwijzen iets makkelijker het onzijdig lidwoord het. Aan de andere kant is het Nederlandse equivalent schaatsplank en dan kan misschien verklaren waarom sommige mensen de kiezen.
Dood
Al die factoren waren al wel bekend uit eerder onderzoek. Het onderzoek van de Leuvenaren onderscheidt zich vooral door het gebruik van geavanceerde statistische technieken. Daaruit blijkt hoe chaotisch het toch nog vaak toegaat. Ja, we kiezen vaak de, en als een woord al in het woordenboek staat met een bepaalde keuze, houden veel mensen zich eraan. Maar voor heel veel van de woorden is er verwarring.
Ik denk dat dit betekent dat het systeem nog lang niet dood is. Wanneer er nog maar één woordgeslacht bestaat, is er natuurlijk geen probleem, dan kiest iedereen de. Geniet er nog maar even van, zo ver is het nog lang niet.
Sander Bink zegt
Detail aangaande dit specifieke voorbeeld: Het toeval wil dat ik zowel Neerlandicus en kunsthistoricus en allerlei ander sjieks ben maar in de eerste plaats skater [uiteraard]. Ik kan je zeggen dat ik in 30 jaar skaten een skater nooit maar dan ook nooit het woord ‘de’ of ‘het’ voor het woord ‘skateboard’ heb horen plaatsen. Dat is sowieso een woord dat door skaters zelden wordt gebruikt, enkel door buitenstaanders. Het is ‘mijn deckie’, ‘waar is mijn board?’, ‘houten vriendin’ wordt ook wel door sommige skate-idioten gebruikt. Kan geen zinnen verzinnen die gebruikt worden of die ik ooit gehoord heb met ‘de skateboard’ of ‘het skateboard.’ Oh ja, misschien ouders van jeugdige skaters: ‘Waar is het skateboard, Constantijn?’ [dit met bekakte stem].
Frans zegt
En is het dan ’t deckie en ’t board dat gevonden wordt of de deckie en de board? 😉
Daan Wesselink zegt
Maar hoor je ‘Vet board’ (wat ik zou zeggen: onzijdig dus) of ‘Vette board’?
Sander Bink zegt
En als iemand serieus het woord ‘schaatsplank’ gebruikt kan ‘ie meteen een stomp op zijn neus verwachten uiteraard.
sander zegt
‘vet’ en ‘het’.
Frans D. zegt
De koppeling van ‘een nieuw artikel’ is blijkbaar niet in orde. Ze brengt je bij iets van Radboud …
Redactie Neerlandistiek zegt
Dat zou inmiddels hersteld moeten zijn; al is het artikel daarmee helaas nog steeds alleen toegankelijk met mensen met een abonnement via een universiteit of onderzoeksinstelling.
Jos Van Hecke zegt
Ja, dat krijg je dan met het (ongewijzigd) overnemen van woorden uit andere talen, niet alleen uit het Engels overigens maar ook uit het Frans, het Duits, het Italiaans…. zoals bv. het Franse ‘la chanson’ dan ‘het chanson’ wordt. De Duitstaligen en nog veel meer de Italiaanstaligen kunnen er een hartig boompje mee over opzetten hoe ‘lastig’ dat kan zijn (is het nu il show, lo show of la show enz. enz.). Ik zou zeggen: laat de taalsprekers hun taalgevoel maar vrijuit spreken (en neerschrijven) en laten we ons – althans op het vlak van het ‘juiste’ lidwoord – geen nodeloze zorgen maken. Wél zorgwekkend – vind ik – aan het overdadig en dikwijls ook nodeloos (ongewijzigd) overnemen van woorden uit andere talen, is het integreren van X- aantal vreemde spellingswijzen in de moedertaal. Niet iedereen kan daar zomaar ‘correct’ mee uit de voeten en bovendien is het dikwijls verwarrend en oogt het ook niet zo mooi. Voor ‘spellingboekenmakers’ is dit natuurlijk wel een gedroomd winstgevend zaakje, maar dus niet voor de taalgebruiker en ook niet voor de klaarheid, de schoonheid en de functionaliteit van de taal op zich. Veel liever zou ik willen zien dat (jonge) taalgebruikers vindingrijk met de eigen rijke (basis) woordenschat zouden willen en kunnen omspringen en dus ook een goede kennis en inzicht zouden hebben in de diverse mechanismen van woordvorming, m.a.w. een beetje meer geïnspireerde ‘dichter’ zouden zijn of worden, zonder zich van andere talen te moeten bedienen of te denken dat ze zich daar ‘moeten’ van bedienen. Een nobele opdracht voor ons onderwijs?
DirkJan zegt
“zoals bv. het Franse ‘la chanson’ dan ‘het chanson’ wordt.” Is dat een logische conclusie? Het is toch ook ‘la femme’, ‘de vrouw’? Het had net zo goed ook ‘de chanson’ kunnen heten.