Door Marc van Oostendorp
De dactylus! Het is de oudste vorm van de westerse poëzie, want Homerus schreef er in. In zijn geval, en dat van zijn talrijke navolgers in de klassieke oudheid, ging het om een opeenvolging van een lange lettergreep gevolgd door twee korte (de eigenlijke dactylus), of van twee lange lettergrepen (de spondee). Ik ben de beroerdste niet, dus ik kopieer een voorbeeldje uit Wikipedia:
- μῆνιν ἄ | ειδε, θε | ά, Πη | ληϊά | δεω Ἀχι | λῆος
mênin á | eide, the | á, Pē | lēïá | deō Akhi | lêos
dactyl, dactyl, spondee, dactyl, dactyl, spondee.
In dit voorbeeld zijn mê, ei, á, Pē, lēm, deō en lê allemaal lang, en de andere lettergrepen kort.
Het Nederlands heeft (zo min als de meeste andere moderne Europese talen) een verschil tussen lange en korte lettergrepen. Wij hebben dan ook eigenlijk geen gevoel voor die klassieke dactyli. Toch worden hier wel vormen gebruikt die dactylisch genoemd worden, bijvoorbeeld in vertalingen van Homerus en Vergilius. Toen er in de jaren negentig twee verschenen van de Odyssee (een van Imme Dros en een van H.J. de Roy van Zuidewijn) alsmede een van Aeneis door Piet Schrijvers, zijn een aantal interessante betrekkelijk gedetailleerde studies gepubliceerd over de metriek van die vertalingen <Beltman e.a. over Dros; Zonneveld over dRvZ; Neijt over dRvZ; Bons en Neijt over Schrijvers>.
Terug moeten keren
Eén interessante conclusie in dat werk (met name in het artikel van Zonneveld) is dat Nederlandse vertalers wel voeten schrijven als de volgende (de nummering verwijst naar de editie van De Roy van Zuidewijn die Zonneveld gebruikte; het gaat hier steeds om de voorlaatste voet van iedere regel omdat deze altijd dactylisch is en niet soms trocheïsch):
4:276 | … van haar / rijke / vader te / rug moeten / keren |
84:201 | … doen ons de / godspraken / iets, waar / aan, oude / heer, u |
86:250 | … be / leven en / vond in zijn / strijd tegen / velen |
87:302 | … en / hem bij zijn / naam noemend, / sprak hij |
97:240 | … hoe / diep het ons / raakt, over / zwijgen |
99:316 | … onder el / kaar en je / reis zonder / nut blijft |
109:149 | … voeten als / hij en / net zulke / handen |
204:435 | … als de / Eenoog ge / daan heeft, / toen onze / vrienden |
406:509 | … uit / blonken op / heel deze / aarde |
In al deze gevallen wordt een beklemtoonde lettergreep (rug, aan, strijd, naam, raakt, reis, net, toen, heel) gevolgd door een tweelettergrepig woord, met klemtoon op de eerste lettergreep. Dat geldt kennelijk als een goede dactylus, ook al heeft de eerste lettergreep van dat woord natuurlijk klemtoon. In de door Zonneveld gebruikte terminologie: ssw is een goede dactylus in het Nederlands, waarbij s staat voor een sterke lettergreep en w voor een zwakke (‘weak’).
Daarnaast is sww natuurlijk ook een goede dactylus, zoals in bovenstaande voorbeelden bijvoorbeeld geïllustreerd wordt door vader te, de voorvoorlaatste voet in de eerste regel: een beklemtoonde lettergreep gevolgd door twee onbeklemtoonde.
Uw hartje verlept
In een Nederlandse dactylus moet de eerste lettergreep in ieder geval s zijn; de tweede kan s of w zijn. Hoe staat het met de derde? Volgens Beltman e.a.d en volgens Zonneveld is die in ieder geval bij Dros en De Roy altijd w. Met name de logische mogelijkheid sws komt niet voor. Tweelettergrepige voltooid deelwoorden staan bijvoorbeeld nooit in de tweede en derde positie van een dactylus. De volgende, door Zonneveld geconstrueerde voorbeelden, vind je niet in ‘echte’ vertalingen van Homerus:
… en / hem bij zijn / naam genoemd / hadden
… een / nieuw of / oud gerucht / opvangt
… be / leefden en / toen weer op / nieuw gedaan / hadden
… hoe / breed ze nog / steeds gebouwd / werden
Zulke voltooid deelwoorden beslaan in plaats daarvan altijd de derde lettergreep van een versvoet en de eerste van een volgende:
69:49 | … zo / lang van de / zijnen ver / wijderd, ge / kweld wordt |
75:282 | … van / iemand iets / nieuws of / vangt een ge / rucht op |
75:300 | … zijn / alom be / roemde / vader ver / moord had |
101:373 | … die het / stom van ver / bazing ge / zien had |
200:251 | … drongen wij / door het stru / weel / heen |
325:385 | … hoe / breed ze ook / mogen ge / bouwd zijn |
361:231 | … jullie. En / laat dan / dit het sig / naal zijn |
Behalve voor vertalingen van klassieke literatuur is de dactylus incidenteel in de Nederlandse literatuur ook gebruikt voor oorspronkelijk werk. Heel vaak gaat het daarbij – om intrigerende redenen waar ik nu niet op zal ingaan – om luchtigere genres. Dat begint bij P.C. Hooft (Klaere, wat heeft er uw hartje verlept), en bereikt zijn voorlopig hoogtepunt in het werk van H.H. Polzer (pseudoniem: drs. P).
Hartelijk groetend
Polzer ontwikkelde in de vroege jaren zeventig een genre, de ollekebolleke, dat bestaat uit 2 strofen van ieder zeven dactyli, gevolgd door een extra klemtoon. (Er zijn nog wat andere eisen op strofebouw, maar die doen er voor ons niet toe.) Hij heeft er vele honderden geschreven in zijn leven, en schreef er zelfs een voor zijn overlijdensadvertentie:
In dit overlijdensollekebolleke voldoen alle voeten aan de eisen die ook de vertalers gebruiken: ze zijn sww (korte be-) of ssw (-richtgeving), en sws-voeten komen niet voor.
Bijklemtoon
Dat verandert echter zodra we het gehele corpus aan ollekebollekes van de doctorandus in beschouwing nemen; of althans de verzamelbundel Zeslettergrepigheid (2010). Ik heb daarin gekeken naar de slotvoet van de eerste regel van alle gedichten. Daarin blijken we zowel sww, ssw én sws te vinden. Ze komen alle drie ongeveer even vaak voor, de laatste zelfs een klein beetje meer dan de andere twee:
sww | ssw | sws |
Dactylus! Dactylus! Motto ter opening Dartele dactylus Ollekebollekes Zeslettergrepigheid Lusteloos? Malende? Lekker je zin doen zeg! Wat ook het oogmerk zij Even serieus nu, graag ‘Heerlijk, die huid van jou’ Welk een veelzijdigheid Totok in Indië Bloedsomloop aarzelend Mannelijk-vrouwelijk Lees dit met huivering Kijk, dit is Morges, nu Roemrijk in Mexico Oerwoud, Columbia Kijk eens, daar is het dan Weet u die namen nog? |
Hè, wat een opluchting! Welkome uitdaging Lastige versregel Zwarte magie-avond ‘t Is weer zover, jongens! Mensje, hoe oud zijt ge? Lezers en liefhebbers! Twijfel- en twistpunten Economiecursus Mokumse trekpleister Aanspraak in Antwerpen Gruwelijk droomlandschap Dit is een krab, vrienden Schunnige postzegels? Eenzame broodwinning? Wallen in opschudding? |
Vraag aan de lezer(es) Prachtige versstructuur Moet u proberen, zeg Tijdrovend tijdverdrijf Opera? Strandvermaak? Stevige opdracht, hoor! Etymologenklus Thans aan het licht gebracht Dr. P. Biedermann G.L. de Kneupe, arts Lelijke tegenslag Wonder in zakformaat Lente in ‘t Vondelpark Avond in ‘t lentegroen In het nudistenpark Stadsplein met redenaar Handelaars opgelet Oosterse liefdeskunst Spiegels der ziel, nietwaar? Cardiologenvoer Ingewandsnarigheid Schemerig onderwerp ‘t Was even wennen, hoor Onrust, onzekerheid Stukje natuurgebied Individuoplay Biologie vandaag Zeer groot parkeerterrein Ordelijk slaapvertrek In uniform gehuld |
Het voorbeeld (In uni)form gehuld laat zien dat Polzer voltooid deelwoorden precies op de plaats gebruikte waar de vertalers het niet deden. Het voorbeeld (Vraag aan de) lezeres laat zien dat op de laatste lettergreep zelfs de hoofdklemtoon van het woord kan liggen; op le ligt slechts een bijklemtoon.
Keurig
De vorm van de dactylus is bij Polzer dus echt anders dan die in de klassieke talen: de eerste lettergreep moet klemtoon hebben, aan de andere twee lettergrepen worden geen eisen gesteld. Logisch gezien zou dus ook sss een dactylus kunnen zijn; mogelijk hoort (Lekker je) zin doen zeg! in die categorie en niet in sww waarin ik hem hierboven heb geplaatst. We hebben dus vier mogelijke dactyli: sww, sws, ssw en sss.
De vraag is nu waarom Polzer wel goedkeurde wat de vertalers niet konden: een s in de laatste lettergreep van de dactylus. Een sleutel tot het antwoord op die vraag ligt, denk ik, in het feit dat sws ook niet lijkt voor te komen in de eerste dactylus van de eerste regel (al moet ik toegeven dat ik dat nu nog iets minder systematisch heb nagegaan).Die eerste voeten zijn keurig sww of ssw.
Traditie
Wat kan hier aan de hand zijn? Ik denk dat je zou kunnen zeggen dat de eerste lettergreep van een dactylus niet zozeer klemtoon moet hebben, maar een heffing moet zijn: hij moet méér klemtoon hebben dan de voorafgaande lettergreep in dezelfde regel. Maar dat betekent dat de voorafgaande voet (de eerste) dus niet op een s mag eindigen. Alleen de laatste voet van een regel biedt de mogelijkheden sws of sss.
In de eerste positie van de dactylus kan zelfs (heel incidenteel) een lettergreep staan die eigenlijk geen klemtoon heeft; als de voorafgaande lettergreep maar nóg minder klemtoon heeft:
Adem-, ook menigmaal
Eetlustbenemende
Weergave van
’s Mensen jacht op genot.of
Haar liquidatie door
Ononderworpenheid
En strategie
Wordt een doorslaand succes
Hier fungeren van ’s mensen en en strate als dactyli, hoewel je bij normale lezing geen nadruk kan leggen op van of en. Het werkt, volgens mijn hypothese, alleen omdat de ve of de heid ervoor nog mínder klemtoon heeft. Ik heb zelfs een voorbeeld kunnen vinden met (vermoedelijk) een sjwa in de eerste positie van een dactylus:
Zeg het met stoplappen
‘Eh, ’t is dus zo dat eh’
Dwaas om te horen en
Mal à propos
En dat verklaart dan waarom die mogelijkheid zich bij de vertalers helemaal niet voordoet. Zij schreven dactylische hexameters, dat wil zeggen: regels van zes dactylen of spondeeën. En in die traditie is de laatste voet (de enige die sws of sss kan zijn) altijd een spondee (ss), of een trochee (sw). Er is in die vertalingen dus helemaal geen mogelijkheid voor het soort voeten dat Polzer in zijn Ollekebollekes zo graag gebruikte.
Ton Harmsen zegt
Beste Marc, dit vind ik een geweldige waarneming! Wat een prachtige voorbeelden voor het analyseren van de metriek, die immers een betekenisvol onderdeel van de poëzie is. Ik zou er wel bij vertellen dat de voorlaatste voet van het eerste Iliasvers een synizesis bevat, dat ‘deo’ hier niet twee voeten zijn maar ongeveer klinkt als ‘djo’. Je schrijft ‘In dit voorbeeld zijn mê, ei, á, Pē, lēm, de en lê allemaal lang’; dat moet dus niet ‘de’ maar ‘deō’ zijn. Bij mij komt ook de vraag op of ollekebolleke nu een de- of een het-woord is (‘een genre, de ollekebolleke’ en ‘dit overlijdensollekebolleke’. Ik ben geneigd ‘de ollekebolleke’ te zeggen. En tenslotte, de sjwa in de eerste positie van een dactylus in het laatste voorbeeld, bedoel je ‘Eh’? Dat kan volgens mij als aandachtvragend stopwoord juist heel veel klank en klemtoon hebben. Ik ga dit artikel nu meteen voor de tweede keer lezen!
Marc van Oostendorp zegt
Dank je wel. Ik heb de verschrijving in de lijst met lange lettergrepen verbeterd. Ik weet duidelijk niet goed welk woordgeslacht ik aan ‘ollekebolleke’ toeken. Door die uitgang heeft het natuurlijk ook wel iets van een diminutief, vandaar – denk ik – dat ik ook wel tot het neutrum wordt aangetrokken.
Marc van Oostendorp zegt
En over die ‘eh’ heb je natuurlijk gelijk: die it geval een soort zinsklemtoon, vooral doordat het een citaat is, voorafgegaan door de mededeling dat je op ‘stoplappen’ moet passen.
Niels Blomberg zegt
Plezierdichters spreken van HET ollekebolleke
Mient Adema zegt
De dactylische hexameter gaat in mijn herinnering terug naar Ovidius waar deze met zijn “Pyramus et Thisbe iuvenum pulcherrimus alter altera quas Oriens habuit praelata puellis contiguas tenuere domos” onder woorden bracht dat die twee schoonheden gewoon naast elkaar woonden. We leerden er toen bij dat een lettergreep lang was, als die dat van zichzelf al was of doordat er twee medeklinkers op volgden. Klemtonen volgden elkaar met de regelmaat van één of twee onderbrekingen op. Eigenlijk best lekkere rapteksten.
Dat principe deed me altijd wat gekunsteld aan. Drs. P zal, met alle andere versvoetigen, gewoon op zijn gevoel afgaan en zich wellicht helemaal niet afvragen of de theorie van de ollekebolleke ook met de praktijk overeenstemt. Maar dat is niet meer dan een inschatting.
De theorie hierboven lees ik met graagte weg, maar ik ben al blij dat een ander het geduld op kan brengen de zaak wat uiteen te rafelen. Dubbel gevoel, als niet-wetenschapper aan wetenschap te ruiken.
Tegen Sinterklaas moet iedere rijmer maar even dit artikel lezen.
Anton zegt
“In uniform gehuld” is in de spreektaal geen dactylus. Drs. P. heeft hier heel sneaky de klemtoon van het bijvoeglijk naamwoord ‘uniform’ geleend.
Marc van Oostendorp zegt
Het is volgens de hier uiteengezette theorie dus wel een sequentie van twee dactyli, de eerste van de vorm ssw en de tweede van de vorm sws. Dat in net zelfstandig naamwoord ‘uniform’ de hoofdklemtoon op ‘u’ ligt’, betekent niet dat er op ‘form’ geen bijklemtoon ligt. Die bijklemtoon geldt als een heffing en dat is genoeg.
Jos Houtsma zegt
Je schrijft: “Ik denk dat je zou kunnen zeggen dat de eerste lettergreep van een dactylus niet zozeer klemtoon moet hebben, maar een heffing moet zijn: hij moet méér klemtoon hebben dan de voorafgaande lettergreep in dezelfde regel. Maar dat betekent dat de voorafgaande voet (de eerste) dus niet op een s mag eindigen.”
Maar houdt dat steek?
Een heffing is niet zo maar een beklemtoonde lettergreep: het is een lettergreep die in een versregel de klemtoon krijgt: de overige lettergrepen zijn dalingen. De klemtoon van de lettergreep die in een versregel ‘geheven’ wordt kan sterk verschillen: hoofdklemtoon, bijklemtoon, zelfs een onbeklemtoonde lettergreep kan geheven zijn. En lettergrepen die in een daling staan kunnen een sterkere of minder sterke klemtoon hebben. Het gebruik van heffingen en dalingen zijn belangrijke middelen om het ‘ritme’ van een vers te bepalen. Dat wisten de oudste ‘metrische’ dichters al:
Het hémelsé gerécht heeft zích ten lángen léste .
Polzer hield – net als veel andere metrische dichters sinds, zeg, Vestdijk en Slauerhoff – kennelijk van het effect dat ontstaat als de heffingen en dalingen in een versregel ‘wringen’ met de klemtonen.
Als er in vertalingen van epische poëzie minder vrijpostig met de verdeling van heffingen en dalingen wordt omgegaan, is dat misschien omdat de vertalers beducht voor effecten die de leesbaarheid van hun tekst schaden?
Marc van Oostendorp zegt
Ik vermoed dat Polzer de vergelijking met Slauerhoff en Vestdijk slecht zou verdragen. Hij ging juist prat op, en werd geroemd om zijn regelmatigheid. Dit is een beschrijving van waar die regelmatigheid uit bestond. Misschien had ik voor lezers als u beter niet het woord ‘heffing’ kunnen gebruiken, want ik geef er hier een licht andere betekenis aan: een lettergreep die meer klemtoon heeft (of niet minder) dan de onmiddellijk voorafgaande. Zo’n ‘heffing’ staat dus bij Polzer altijd in de positie die u heffing zou noemen.
Jos Houtsma zegt
Polzer gebruikt, lijkt mij, antimetrieën om een koddig effect te bereiken.
DirkJan zegt
Volgens mij is de correcte spelling van de schuilnaam van Heinz Polzer, Drs. P, met twee hoofdletters en zonder punt achter de P. De naam is bedacht door Willem Duys. Volgend jaar wordt uitgebreid de honderdste geboortedag van de doctorandus gevierd.
jaap van den Born zegt
De correcte spelling is inderdaad Drs. P en het is hét ollekebolleke.
jaap van den Born zegt
Eventjes rechtzetten
Dit is geen genre hoor
Dit is een versvorm
Terecht zeer beroemd
Iedere lijder aan
Versificatiedwang
Weet dat het genre
Light verse wordt genoemd
jaap van den Born zegt
Ik heb het boeiende artikel gedeeld op Het vrije vers, maar wel je naam fout gespeld. Dat zal je leren ‘drs. P’ te schrijven. http://hetvrijevers.nl/index.php/jaap-van-den-born/4776-wat-we-van-drs-p-van-de-dactylus-kunnen-leren
Niels Blomberg zegt
Op het forum van Het Vrije Vers heb ik mijn stokpaardje bereden. Eigenlijk gaat het maar om 1 versvoet: de 2e dactylus in regel 6, die uit één woord bestaat. In bovenstaand voorbeeld van Jaap van den Born is dat versificatiedwang. De vierde lettergreep bevat de hoofdklemtoon van het woord en duldt eigenlijk geen klemtoon naast zich. Daarom zie ik hier liever sws dan ssw. Ik heb al twee steunbetuigingen.
Moderne plezierdichters stellen dus andere eisen aan dactyli dan oude Grieken.
http://hetvrijevers.nl/index.php/forum/3-Doe-een-suggestie/14487-wat-we-van-drs-p-kunnen-leren-over-de-dactylus#26855
DirkJan zegt
Van Drs. P wordt gezegd dat hij een zware purist was en dat hij daarom ‘meid’ nooit op ’tijd’ zou laten rijmen. Dat is in ieder geval niet waar, blijkens de regels uit zijn lied De baardmijt:
“U moet vooral beseffen dat u juist door uw behaardheid
U blootstelt aan het woeden van de zo gevreesde baardmijt”