Door Marc van Oostendorp
Is de wetenschap wel zo’n beetje ten einde? Met die curieuze vraag houdt de Amerikaanse wetenschapsjournalist John Horgan zich al een tijdje bezig. Hij schreef er onlangs weer een artikel over voor het tijdschrift Scientific American, waarin hij een groot aantal bewijzen aanvoert, zoals deze grafiek: hoe meer wetenschappers er in de afgelopen decennia kwamen, des te minder resultaten (patenten, bijvoorbeeld) kwamen er.
In de moderne wetenschap wordt steeds meer in steeds grotere teams gewerkt, die eigenlijk niet zo heel veel meer opleveren dan de enkeling op zijn zolderkamertje vroeger vermocht. Bovendien moeten mensen steeds langer en specialistischer worden opgeleid om nog iets te presteren. Dat houdt ooit op: ooit wordt het zo kostbaar om nog iets nieuws te vinden, dat de mensheid het beter kan opgeven.
Nieuwe gebeurtenissen
Dat alles is natuurlijk nog geen bewijs dat de wetenschap ook inderdaad echt op zijn einde zou zijn, alleen dat het steeds moeilijker wordt om nog iets te bereiken. (En er is natuurlijk een logische grens: wanneer de hele mensheid dag en nacht wetenschappelijk werk gaat doen, dan kan er daarna niet nóg meer gedaan worden. Tenzij je meent dat computers ons gaan helpen, maar ook zij hebben uiteindelijk maar beperkte middelen.)
Het gaat natuurlijk alleen over bepaalde soorten wetenschap: de soorten die meetbare vooruitgang maken, en waarin die vooruitgang niet bestaat uit het verzamelen van almaar nieuwe feiten. Het beschrijven van de geschiedenis kan waarschijnlijk doorgaan zolang de mensheid bestaat, al is het maar omdat ieder etmaal weer een bak van vierentwintig uur met nieuwe gebeurtenissen over ons uitstort. Maar het begrijpen van wat de mens drijft, en wat er in de wereld om ons heen gebeurt, daar komt ooit misschien wel een einde aan.
T-shirt
Daar zijn verschillende mogelijke redenen voor. Bijvoorbeeld dat we als mensheid natuurlijk eerst de eenvoudige problemen hebben opgelost – kwantumfysica en zo. De ingewikkelde problemen zijn misschien wel zó ingewikkeld dat we er nooit een oplossing voor vinden. Ze zijn gewoon te moeilijk voor zelfs de knapste koppen onder ons. (We zijn ook maar beperkte mensen; zoals we van hamsters niet verwachten dat ze alles snappen, kunnen we ook niet van onszelf verwachten dat wij dat wel doen.) Bovendien weten we simpelweg niet hoe ingewikkeld de werkelijkheid is – hoe zouden we dat kunnen weten.
Tegelijkertijd: juist omdat we dat niet weten, kunnen we ook niet weten of de wetenschap inderdaad ten einde is. Misschien vindt morgen stomtoevallig een of andere jonge gast (m/v) met een heuptasje maar zonder onderzoeksbudget wel dé formule waarmee we alles kunnen begrijpen en die ook nog eens op een T-shirt past. We hebben er tot nu toe misschien wel voortdurend overheen gekeken.
Onvolmaakt en onvolledig
Maar ik denk dat we in ieder geval wel moeten bedenken wat we moeten doen als Horgan inderdaad gelijk heeft. Wat gaan we dan beginnen? Hoeveel wetenschappers hebben we eigenlijk nodig als de wetenschap onverhoopt inderdaad niet meer zoveel vooruitgang blijkt te boeken? Dat we wetenschappers nodig blijven hebben, lijkt me duidelijk: een groep om de inzichten die we wel hebben toe te passen op de werkelijkheid om ons heen, een nog wat kleinere groep om te zien of er écht niets nieuws te ontdekken valt.
Maar vooral: een grote groep die de kennis blijft overdragen op steeds weer nieuwe generaties. Het gevaar van het vooruitgangsdenken dat de wetenschap zolang heeft voortgedreven – en dat er ook voor heeft gezorgd dat mensen bereid waren steeds verder te gaan om ook steeds meer uit te vinden – is natuurlijk dat je zou kunnen denken: waartoe dient de wetenschap nog als hij niet steeds verder verfijnd en verbeterd wordt? Maar hij dient dan natuurlijk nog steeds ergens voor. Ook als onze kennis altijd onvolmaakt en onvolledig blijft is ze het beste wat we hebben.
Jona Lendering zegt
Wat een leuk, verrassend, fascinerend stuk om de dag en de week mee te beginnen! Hier word ik dus blij van.
Wouter Steenbeek zegt
Interessant. Bovendien een probleem waar ik ook dagelijks tegenaan loop. Ik werk nu aan een proefschrift over een buitengewoon specifieke vraag, en tijdens het lezen van de bestaande literatuur denk ik steeds weer: als je met een paar echte deskundigen een uurtje over dit onderwerp discussieert, heb je het wel genoeg behandeld. Over indringersyndroom gesproken…
Aan de andere kant denk ik dat het in onze disciplines nog wel meevalt. Zeker, ook daar lagen de onderwerpen vroeger meer voor het oprapen. De tijd dat je met een monografie over het Roermonds, of met een over de pianoconcerten van Mozart, braakliggend terrein in cultuur bracht liggen wel achter ons. Maar de taal verandert elke dag, en er wordt steeds nieuwe muziek gemaakt. Dat kunnen we nog blijven bestuderen. Terwijl de kwantumfysica al sinds kort na de oerknal dezelfde is – al zo’n vijftien miljard jaar dus.
Ook niet onbelangrijk is het reductionistische model waarmee onze wetenschap is ingericht. Taalkunde kun je reduceren tot psychologie, psychologie tot biologie, biologie tot scheikunde, scheikunde tot natuurkunde. Tenminste, dat is de zienswijze die in de natuurwetenschappen overheerst. Dat betekent wel: hoe fundamenteler het vakgebied, hoe minder onderwerpen er mogelijk zijn. Theoretische natuurkundigen zijn op zoek naar de Theorie van het Alles: één formule die alle natuurkundige verschijnselen, en daarmee ook alles wat bestaat, moet kunnen verklaren. Als die gevonden wordt, is de natuurkunde (althans de fundamentele kant ervan, niet de meer toegepaste disciplines zoals sterrenkunde of materiaalkunde) af.
Bij letterenwetenschappen ligt dat anders. De praktijk leert nu eenmaal dat je de Vijfde van Beethoven niet het doelmatigst verklaart met superstrings uit de Theorie van het Alles. Ieder afzonderlijk muziekstuk is voor de musicoloog een relevant onderzoeksonderwerp. En bovendien: in de letterenwetenschappen zijn diverse benaderingen mogelijk. Als ik bij mijn eigen vakgebied blijf, denk ik aan de positivistische, analytische benadering (naar de noten kijken – zelfs dat kan al volgens verschillende invalshoeken omdat er niet maar één mogelijke muziektheorie is), hermeneutiek (wat per definitie op diverse manieren kan), muzieksociologie, muziekpsychologie/ -cognitie… Mede dankzij een interdisciplinaire benadering kun je schier eindeloos hetzelfde onderwerp opnieuw bestuderen. Probeer dat maar eens in de natuurkunde. Een ster kun je niet hermeneutisch of sociologisch benaderen, een natuurwet al helemaal niet…
Dit alles maakt het ook – eindelijk een keer – aantrekkelijker om letterenwetenschapper te worden. Als een theoretisch natuurkundige zijn hele werkzame leven wijdt aan het zoeken naar de Theorie van het Alles, en op zijn sterfbed is deze nog niet gevonden, dan is zijn leven in professionele zin vruchteloos geweest. Wij hebben met onze onderzoekjes naar de Gooise r of de opera’s van Stockhausen misschien niet onze kijk op de wereld revolutionair hervormd, maar we hebben wel een tastbare staat van dienst!
Herman Callens zegt
Inderdaad: zo’n Einstein, al op zoek naar de Theorie van Alles voor dat zo heette, en velen na hem, wat een sufferd(s), toch, wat een “vruchteloos leven”. Overigens is de Alomvattende Theorie van Taal ook nog niet gevonden, dacht ik zo, maar gelukkig hebben we wat over de Gooise r, wat vast een onmisbare bijdrage zal blijken te wezen aan het vinden van die Theorie, als we dat ooit doen, want je zou het woord “vruchteloos” in deze context niet willen gebruiken, natuurlijk.
Wouter Steenbeek zegt
U begrijpt niets van mijn betoog. Of u begrijpt het expres verkeerd. Einstein heeft van alles ontdekt. Veel theoretische natuurkundigen willen ook Einstein worden en de theorieën van hem en zijn tijdgenoten uitbouwen tot, uiteindelijk, de Theorie van het Alles. Maar het is zeer de vraag of ze ooit een ontdekking van vergelijkbaar belang zullen doen.
Letterenwetenschappers doen misschien ook geen ontdekkingen van dat kaliber, maar die zijn anders bezig: ze zijn helemaal niet op zoek naar een wereldschokkende doorbraak, omdat hun vakgebied niet zo in elkaar zit.
Herman Callens zegt
Inderdaad, de ironie ervan ontging me.
Gerard van der Leeuw zegt
Interessant, maar ik geloof er niks van. Natuurlijk de universiteiten werken -gij zult publiceren, wat het dan ook is- met hun management mentaliteit aan hun eigen ondergang. Zie ook de getoonde grafiek!! Maar de wetenschap? Er is nog zo ontzettend veel te onderzoeken, in de natuur, in de literatuur, in de muziek. En gelukkig, we zullen nooit als weten, want daar wordt je -zie Heer Bommels weetmuts- donders ongelukkig van. Ik geloof met Hermann Hesse in de oneindigheid van het kralenspel. Inderdaad: vaak de spreekwoordelijke kunstenaar op z’n koude zolderkamertje
Marc van Oostendorp zegt
Wetenschap is altijd een sprong in het onbekende. Het is dus per definitie mogelijk dat geen van de nog niet bestudeerde onderwerpen ooit nog bestudeerd kan worden. Dat geldt dan vooral voor een studie de diepte in: als we alle romans van Jan Wolkers kapotgeanalyseerd hebben kunnen we ons aan Marieke Lucas Rijneveld wagen. Maar de vraag is vooral of we ooit dieper het fenomeen literatuur zullen kunnen doorgronden dan we nu doen. Op die vraag is per definitie geen rationeel antwoord mogelijk.
Lucas Seuren zegt
Sinds wanneer is de kwantummechanica opgelost? Bij mijn weten is er daar nog altijd meer dat men niet weet, dan wat men wel weet. En daaronder zitten best wel wat fundamentele vragen.
En in die sfeer kan ik iedereen het boek “We Have No Idea” aanbevelen; dan is snel duidelijk dat er nog altijd oneindig veel meer is waar de wetenschap geen verklaring voor heeft (en dan gaat het alleen nog maar om de harde wetenschappen, en laten we de rest voor wat het is), dan wel een verklaring.
Laten we wel wezen, binnen de taalkunde weten we eigenlijk ook nog altijd maar verrekte weinig. Er zijn vooral veel conflicterende theorieën en modellen.
DirkJan zegt
Natuurkundige Robbert Dijkgraaf verkondigt min of meer ook dat alle grote wetenschappelijke ontdekkingen in de fysica en biologie wel zijn gedaan, maar ligt er daardoor nu juist een enorme toekomst open om met die gereedschapskist aan fundamentele kennis nieuwe, revolutionaire dingen te gaan maken. Waar blijft de quantumcomputer, de dna-gemanipuleerde mens, de zelfrijdende auto? Wat dat aangaat is wetenschap nooit af.
( Bij de geesteswetenschappen wordt er nauwelijks iets nieuws gemaakt, maar blijft het bij onderzoeken en analyseren van hun onderzoeksgebieden. In de taalkunde is wel geprobeerd om een universele taal te maken, zoals Esperanto, maar die experimenten bleken heilloos tot mislukken gedoemd. )
Gerard van der Leeuw zegt
Ha, het is natuurlijk niet waar dat er in de geesteswetenschappen nooit iets nieuws gemaakt wordt. Ik ben geen kunsthistoricus, maar weet wel wat er in dat vak allemaal de laatste jaren veranderd is: C 14, dendrochronologie, röntgenstralen, infra-rood, verfanalyse … etc. In de muziekwetenschappen: onderzoek naar watermerken in het gebruikte papier, onderzoeksmodellen in de computer etc. Toegegeven: men maakt gebruik van de de voortgeschreden beta-wetenschappen, maar dat bewijst toch alleen maar dat de disciplines naar elkaar toe groeien?
Melchior Vesters zegt
Goede provocerende titel van Van Oostendorp, maar erg interessant is het artikel van Horgan niet. Van Oostendorp geeft zelf eigenlijk al aan waarom: “Het gaat natuurlijk alleen over bepaalde soorten wetenschap: de soorten die meetbare vooruitgang maken, en waarin die vooruitgang niet bestaat uit het verzamelen van almaar nieuwe feiten.” Tja, wat hebben Geesteswetenschappers hiermee te maken? Horgans benadering geeft blijk van een eenzijdige opvatting van progressie.
Ter beantwoording van mijn eigen vraag: ik vind het niet zo belangrijk of de natuurwetenschappen het fysieke bestaan oplossen. Zelfs als we dankzij dergelijke progressie het welhaast onmogelijke stadium van onsterfelijkheid bereiken, zijn wat mij betreft de echt belangrijke vragen nog niet eens aangeroerd: we moeten dan nog (een eeuwigheid…) samen weten te leven.
Een prikkelende gedachte: wetenschappers zijn een product van hun tijd en samenleving, de stand/progressie van de wetenschap dus ook. Zou het kunnen zijn dat, indien het al waar is (hetgeen ik betwijfel) dat vooruitgang stagneert in de wetenschappen die Horgan bekijkt, deze stagnatie een gevolg is van stagnatie op samenlevingsniveau? Je zou zóveel meer kunnen halen uit de 7,6 miljard mensen op deze wereld, maar we slagen er maar niet in om een fatsoenlijke oplossing voor de mondiale ongelijkheid, onrechtvaardigheid, ecologische druk etc. te Realiseren.