Door Marc van Oostendorp
Er schijnen mensen, zelfs intelligente mensen, te zijn die niet precies willen weten hoe de zinnen die ze iedere dag uitspreken precies in elkaar zitten: Ze rijgen de hele dag woorden aan elkaar en ontrafelen de woordenstroom van anderen, maar hoe ze dat allemaal precies doen, dat laat ze koud. Dat zijn de mensen die niet ineens verwonderd stil kunnen staan bij zinnen als:
- Rond de twintig gasten kwamen op het feest.
- Over de duizend kinderen zaten er in de zaal.
- Ik heb tegen de honderd mensen uitgenodigd.
- Er waren tussen de vier- en de vijfhonderd mensen uitgenodigd voor het feest.
Wat doen die voorzetsels rond, over, tegen, tussen daar in die zin? De woordgroep rond de twintig gasten begint weliswaar met een voorzetsel, maar is toch eerder een zelfstandignaamwoordgroep: hij fungeert bijvoorbeeld als onderwerp van de zin (het werkwoord kwamen staat in het meervoud omdat gasten meervoud is). Het rond hoort dan ook niet bij gasten, maar bij twintig. Rond de twintig fungeert als een soort bepaling bij gasten, zoals enkele (enkele gasten kwamen op het feest) of talrijke (we hadden talrijke mensen uitgenodigd).
Maar hoe zit dat rond de twintig dan op zijn beurt in elkaar? Daarover zijn de geleerden het niet met elkaar eens. (Ja, sta eens stil bij het wonder van de taal: iedere dag gebruiken mensen deze constructie gedachteloos, en de geleerden weten eigenlijk niet precies hoe zij in elkaar zit.) Enkele jaren geleden schreven de Utrechtse geleerden Norbert Corver en Joost Zwarts een artikel waarin ze probeerden aan te tonen dat rond de twintig, over de duizend, tegen de honderd, enz. voorzetselgroepen waren. In het wetenschappelijke tijdschrift Glosse publiceerde Duitse taalkundige Andreas Pankau nu een artikel waarin hij beweert dat Corver en Zwarts ongelijk hadden, althans voor het Duits.
Pankau laat zien dat tegen de honderd helemaal niet lijkt op normale voorzetselgroepen. In zo’n groep kun je het voorzetsel bijvoorbeeld van de zelfstandignaamwoordgroep splitsen met een bijwoord: ik heb dat tegen alleen de vrouwen gezegd. Je kunt niet zeggen ik heb tegen alleen de honderd vrouwen uitgenodigd (ich habe an rund die hundert Frauen eingeladen).
Een ander argument heeft te maken met naamval. In een enkel geval zie je die in het Duits ook op het telwoord:
- Ich traf zehn Frauen, aber Peter nur fünfe.
- Ich begegnete zehn Frauen, aber Peter nur fünfen.
De eerste zin heeft een vierde naamval (fünfe) omdat het werkwoord treffen daarom vraagt. De tweede heeft een derde naamval (fünfen) vanwege begegnen. Die situatie verandert niet als we um die toevoegen:
- Ich traf zehn Frauen, aber Peter nur um die fünfe.
- Ich begegnete zehn Frauen, aber Peter nur um die fünfen.
Um wil normaliter de vierde naamval, maar fünf trekt zich daar niets van aan, en kijkt alleen naar het werkwoord. Dat laat volgens Pankau zien dat er geen sprake is van een echt voorzetsel.
In plaats daarvan stelt hij voor dat het oorspronkelijke voorzetsel en het lidwoord in de loop der tijd tot één woord aaneengesmolten (al schrijf je ze nog steeds als één woord): um-die, of in het Nederlands rondde, tegende, overde, enz. Dat zijn nu bijwoorden zoals ongeveer: rond-de veertig heeft dus niet alleen dezelfde betekenis als ongeveer veertig, maar ook dezelfde structuur.
Het vreemde is wel dat Pankau’s argumenten voor het Nederlands minder goed werken. We hebben geen naamvallen, en zeker niet op telwoorden, Ik vind ik zeg het tegen alleen de vrouwen bovendien ook een beetje raar klinken.
Dat geldt ook voor Pankaus laatste argument. Hij zegt dat je in het Duits het volgende kunt zeggen:
- Ich füttere ihn jeden Tag um die an die hundert Gramm Rindfleisch.
Maar de letterlijke Nederlandse vertaling daarvan vind ik niet echt goed (zij het misschien ook weer niet helemaal ongrammaticaal):
- Ik voer hem iedere dag rond de tegen de honderd gram rundvlees.
Het idee is hier natuurlijk dat je voorzetselgroepen niet op die manier kunt stapelen: na een lidwoord als de komt normaal gesproken geen voorzetsel.
Het zijn interessante argumenten, en je zou kunnen zeggen dat het Duits doordat het toevallig toestaat dat gewone voorzetselgroepen worden opgesplitst en doordat het naamvallen heeft een paar diagnostische toetsen heeft die laten zien hoe dit soort groepen in elkaar zitten. Maar het raadsel is dan hoe Nederlandse kleine kinderen zonder al die aanwijzingen toch dezelfde conclusies zouden kunnen trekken – want de woordgroepen lijken in de twee talen natuurlijk wel erg op elkaar.
Henk zegt
Als je toch aan het puzzelen bent, kun je misschien het Fries ook meenemen, waarin het paar ‘om … te’ rond telwoord en zelfstandig naamwoord gezet kan worden (1). Gebruik van z’n woordgroep als onderwerp kan alleen als er geen duidelijke meervoudsinterpretatie mogelijk is (2/3), maar gebruik in een andere positie is geen probleem (4). En er komt een variant voor met alleen ‘hinne’ (5).
(1) Dat boek kostet om ‘e tsien euro hinne.
(2) ?? Der wienen om de tachtich minsken hinne op it feest.
(3) Om de tsien graden hinne is net waarm foar distiid fan it jier.
(4) Ik seach dêr om ‘e tachtich minsken hinne.
(5) It wurdt moarn tsien graden hinne.