Door Marc van Oostendorp
Wat bedoelen we als we zeggen dat iets waar is? Vele generaties filosofen hebben zich inmiddels over die vraag gebogen, en dat heeft zeer dikke boeken opgeleverd en/of ingewikkelde mathematische formules, maar in een nieuw artikel stelt de Duitse taalkundige Friederike Moltmann voor om eens wat nauwkeuriger te kijken naar wat we precies in alledaagse taal lijken te zeggen als we bijvoorbeeld zeggen:
- Carolines bewering dat de primula in bloei staat is waar.
- Carolines overtuiging dat de primula in bloei staat, is waar.
- Carolines oordeel dat de primula in bloei staat, is waar.
In het typische geval, zegt Moltmann, gaat het in dit soort zinnen over beweringen, overtuigingen, oordelen en andere zelfstandig naamwoorden die een menselijke geestesgesteldheid (of houding) beschrijven: attitude-objecten noemt Moltmann die. Ze laat daarbij wat verrassende eigenschappen van die woorden zien. Stel dat je bijvoorbeeld zegt:
- Mieke deed gedeeltelijk dezelfde bewering als Inge.
In zo’n geval gaat het er niet om dat de manier waarop Mieke iets beweerde leek op de manier waarop Inge dat deed: de zin kan enkel en alleen betekenen dat de inhoud van Miekes en Inges beweringen op elkaar leken. Die attitude-objecten zijn wel dingen met een inhoud, maar niet met een bepaalde vorm.
Het bijvoeglijk naamwoord waar zegt dan dat die attitudeobjecten aan een bepaalde norm voldoen. Dat is dus wat waar betekent: het voldoet aan een norm. (In de filosofie gaat het juist vaak over zinnen als “Dat de primula in bloei staat, is waar”, waarin zo’n attitude-object ontbreekt, maar volgens Moltmann is dat eigenlijk een beetje abnormaal taalgebruik.)
In die zin is het woord waar te vergelijken met correct of juist. De bovenstaande zinnen kun je ook met die bijvoeglijk naamwoorden uitdrukken:
- Carolines bewering / overtuiging / oordeel dat de primula in bloei staat is correct / juist.
Correct heeft alleen een bredere betekenis dan waar: je kunt op allerlei manieren aan een norm voldoen om correct te zijn. “Deze zin is correct” betekent niet hetzelfde als “deze zin is waar”: voor het eerste hoeft de zin (alleen maar) aan de regels van de grammatica te voldoen. En zoiets geldt ook voor:
- Deze danspas is correct / juist / [niet:] waar.
Toch kan ook weer niet ieder vorm van voldoen aan normen worden beschreven met correct. Je kunt bijvoorbeeld niet zeggen:
- Deze bestraffing is correct. [vreemd]
Maar hoewel correct en juist hun grenzen kennen, kun je ze met veel meer attitude-objecten gebruiken dan waar. Dat geldt bijvoorbeeld voor woorden die een ‘speculatieve’ inhoud hebben:
- Het vermoeden dat Maria gewonnen heeft, is juist / correct / [niet:] waar.
- De voorspelling dat Maria zou winnen, is juist / correct / [niet:] waar.
Ook als het gaat over waarnemingen, kun je wel correct of juist gebruiken, en niet waar:
- Maria’s indruk was correct / juist / [niet:] waar.
- Maria’s herinnering dat het vorig jaar regende in Parijs is correct / juist / [niet:] waar.
Waar kun je dus alleen gebruiken bij zaken die in iemands hoofd zitten, en we van een bepaalde soort: zij gaan niet over nog niet gebeurde of door de zintuigen of het geheugen gecreëerde nieuwe overtuigingen, maar ze hebben voor die persoon bij wijze van spreken eeuwigheidswaarde. Dat we ook in ons dagelijks taalgebruik zo’n feilloos gevoel hebben wanneer je waar kunt zeggen en wanneer correct, laat zien dat we ook echt een gevoel hebben voor die dingen. We weten wat het verschil is tussen een geloof en een vermoeden: de eerste kan waar of onwaar zijn, het tweede alleen juist of onjuist.
Laat een reactie achter