Door Marc van Oostendorp
Slecht nieuws voor de liefhebber van het zelfstandig naamwoord: werkwoorden zijn gemakkelijker uit te spreken. Dat blijkt uit een nieuw artikel in het tijdschrift PNAS door de Amsterdamse onderzoeker Frank Seifart en een groep collega’s.
Seifart deed iets wat op het eerste gezicht heel eenvoudig was: hij analyseerde geluidsopnamen van sprekers van zes heel verschillende talen: niet alleen Nederlands en Engels, maar ook twee indianentalen uit Latijns Amerika (Bora en Baure), en twee uit Noord-Amerika (Hoocąk), een Eskimotaal (Even) en een taal uit de Himalaya (Chintang).
Lastiger
Daarbij stelden hij en zijn mensen heel nauwkeurig vast wanneer sprekers vertraagden of versnelden, en wanneer ze even korte pauzes inlasten. En wat bleek: steeds werden mensen iets trager voor zelfstandig naamwoorden dan voor werkwoorden en bouwden ze ook eerder een korte pauze in voor zo’n zelfstandig naamwoord dan voor een werkwoord.
Hoe komt dat? De onderzoekers houden het erop dat zelfstandig naamwoorden vaker gebruikt worden voor nieuwe informatie. Wanneer je het al vaak over de loodgieter of het everzwijntje hebt gehad, is het logischer om naar hen te verwijzen met hij en het. Nieuwe informatie is net wat lastiger uit het geheugen op te diepen.
Dat is een mogelijke verklaring, maar er zijn meer verschillen tussen zelfstandig naamwoorden dan werkwoorden die een rol kunnen spelen. Zo hebben de meeste (of misschien alle) talen meer van de eerste dan voor de tweede, simpelweg omdat er meer objecten, abstracties en personen te benoemen zijn dan handelingen en manieren van bestaan. Nieuwe woorden zijn ook bijna altijd zelfstandig naamwoorden – kijk er de lijsten van Van Dale maar op na. In een grotere verzameling is het allicht net wat lastiger zoeken naar precies dat ene exemplaar dat je nodig hebt.
Regenwoud
Bovendien zijn zelfstandig naamwoorden vaak wat ingewikkelder van vorm. In het Nederlands heb je bijvoorbeeld best lange zelfstandig naamwoorden zoals encyclopedie, maar zijn er maar betrekkelijk weinig werkwoorden van meer dan een lettergreep. Bovendien kom je in zelfstandig naamwoorden allerlei ‘moeilijkere’ klanken tegen (zoals zj in page) die je veel minder in werkwoorden vindt. Die grotere moeilijkheid komt overigens misschien voort uit het feit dat er nu eenmaal ook meer zelfstandig naamwoorden zijn: je moet dus lastigere en ingewikkeldere vormen gebruiken om ze allemaal uit elkaar te kunnen houden. Maar die lastigheid wreekt zich misschien ook een beetje in de snelheid.
Hoe dan ook, de onderzoekers wijzen er terecht op dat we hier een verschil te pakken hebben dat in ieder van de door hen onderzochte talen aantoonbaar aanwezig is – en dat het ons dus mogelijk iets vertelt over de manier waarop onze hersenen met taal omgaan, of we die taal nu spreken in de grachtengordel, op de toppen van de Himalaya of in het regenwoud.
Gerard van der Leeuw zegt
Wat ik niet snap: werkwoorden met maar een lettergreep? ‘Globaliseren’, ‘onttrekken’ ‘definieëren’, ‘stapelen’, ‘handhaven’, ‘optellen’, ‘rangschikken’, ‘ontmythologiseren’?? Goed: hij loopt, denkt, fietst en praat, maar verder?
W.Steenstra zegt
Dat trof mij ook. Maar iedereen gaat natuurlijk op zoek naar woorden die het tegenovergestelde aanduiden.
Wat mij meer trof aan het verhaal is, dat analyse moeilijker gevonden wordt dan analyseren. En dat page meer vertraagt dan pagen en globe meer dan globaliseren.
En ook: “Goed analyseren van gegevens is moeilijk; als je dat goed wilt doen, heb je kennis van zaken nodig”. Zoals naar “de loodgieter” verwezen wordt met “hij” wordt naar “het analyseren van gegevens” verwezen met “dat”.
Ton van Erp zegt
Ik las die zin ook twee keer Gerard. En wilde een zelfde soort opmerking maken. Helemaal mee eens.
Mient Adema zegt
Misschien moeten we uit de zinsnede “betrekkelijk weinig werkwoorden van meer dan een lettergreep” niet afleiden dat het aantal werkwoorden van 2 of meer lettergrepen niets voorstelt (wat natuurlijk nooit kan kloppen omdat de werkwoorden van één lettergreep op de vingers van een hand te tellen zijn: slaan, gaan, doen, staan en dan heb je het zo’n beetje gehad, terwijl het totale aantal werkwoorden met 3, 4 of 5 cijfers geschreven worden), maar dat het aantal langere werkwoorden bij dat van langere zelfstandig naamwoorden ver achterloopt.
Zowel het uitspreken als het horen/begrijpen moet bij zelfstandig naamwoorden meer zoektijd hebben. Die werkwoorden flanzen we er wel uit, zij het soms onder enige hilariteit.
Gerard van der Leeuw zegt
Ha Ton, ja, ik snap het nog steeds niet. Ook al omdat zelfstandige naamwoorden, zeker voor elementaire zaken (poep, pies, rats, kuch, mes, vork etc.) vaak lekker kort zijn en zelfs de neiging hebben steeds korter te worden: automobiel wordt auto, omnibus wordt bus vélocipède wordt vélo, bicycle wordt bike, goedenmorgen wordt môge. Dat is misschien in andere talen, zoals het formelere Duits wat minder, maar ook daar is het aanwezig: Hauptbahnhof wordt HBf etc. etc. Daarbij moet je bij werkwoorden ook nog eens nadenken tijd en wijs. Het blijft raadselachtig
Gerard van der Leeuw zegt
Misschien heeft het er ook mee te maken dat ij veel talen zelfstandige naamwoorden worden verbogen. Het Nederlands kent dat niet of nauwelijks meer, maar b.v. het Pools des te meer. Daar horden zelfs de plaatsnamen vebogen. En in het Duits Moet je je ook realismen in welke naamval het bijbehorende lidwoord moet staan. Lastig/
gevangasteren zegt
Het onderzoek is interessant, maar waar komt het idee vandaan dat de langzamere uitspraak een probleem is, veroorzaakt door een te langzaam werkend brein?
Mijn visie op deze “zaak” is een beetje anders: taal heeft communicatie als doel, dus ligt het volgens mij bij zo’n ontdekking voor de hand om te kijken hoe dit verschijnsel de communicatie bevordert. Dank zij de details in het artikel kan ik zo een paar ideeën opnoemen:
– Omdat er erg veel zelfstandig naamwoorden zijn, met wat ingewikkelder klanken erin, kost het een luisteraar meer moeite om ze op te nemen en te begrijpen. Het is dus belangrijk voor een succesvolle communicatie dat ze wat langzamer uitgesproken worden.
– De iets langere pauze voor zelfstandig naamwoorden zou een signaal aan de luisteraar kunnen zijn: “Hier komt een nieuw/belangrijk woord” – zoiets als een beklemtoning.
Verder lijken zelfstandig naamwoorden bij de communicatie in het algemeen belangrijker te zijn dan alle andere woordsoorten: Wanneer ik een zin niet goed versta en navraag, herhaalt de spreker vaak alleen het onderwerp. Dan is het aan mij om aan te geven dat ik dat gesnapt heb en verder te vragen naar het gezegde: “En wat is daarmee?”
De volgorde “Wie? Wat? Waar?” schijnt dus ook een prioriteit weer te geven.
Wat inzichten vanuit de kennis over spreekritme en -tempo en hun belang voor communicatie zouden ook heel goed in deze bespreking passen en wellicht zelfs een in die context natuurlijke verklaring voor het verschijnsel kunnen leveren.
gevangasteren zegt
Ik zie trouwens, nu ik ook de grafiek bekeken heb, dat zowel het langzamer uitspreken als de pauze vóór een woord lang niet even sterk optreedt in alle onderzochte talen.
In het Engels is de pauze zelfs waarschijnlijker voor een werkwoord dan voor een zelfstandig naamwoord, wat ik zo uit de losse pols en “ongehinderd door enige kennis van zaken”, zoals men zegt, wel kan verklaren: in het Engels zijn er – denk ik – in verhouding veel meer werkwoord-constructies dan in andere talen.
Een verklaring waarom het verschijnsel in het Nederlands zo zwak is laat ik verder maar aan de experts over…