Verwarwoordenboek Vervolg (75)
Door Jan Renkema
In het Verwarwoordenboek worden zo’n 500 woordparen behandeld met vaak onduidelijke verschillen: afgunst-jaloezie, bloot-naakt, geliefd-populair, plaats-plek, enz. Talrijke lezers hebben woordparen aangedragen met het verzoek om ook die te behandelen. Vandaar deze wekelijkse rubriek.
Mocht u ook een ‘verwarpaar’ behandeld willen zien, plaats dan een reactie onder deze rubriek. Kijkt u dan wel even op de website om te zien of de woorden al zijn opgenomen.
zoeken / zoeken naar
Er is geen betekenisverschil, maar soms wel een subtiel verschil in ‘focus’.
zoeken proberen te vinden
Gek, altijd als ik iets zoek, vind ik het op de laatste plek waar ik kijk.
zoeken naar proberen te vinden
Hij was zo verbijsterd dat hij moest zoeken naar woorden.
In veel gevallen maakt het weinig uit of het voorzetsel naar erbij staat of niet. Maar toch licht er een interessant verschil op. Helaas begreep ik dat nog niet goed toen ik een paar jaar geleden het paar kiezen / kiezen voor behandelde. Daar staat iets over het onderscheid abstract-concreet dat bij nader inzien weinig hout snijdt. Excuus daarvoor. Hier een nieuwe poging met ook andere werkwoorden die al dan niet een voorzetsel bij zich hebben, dus of een lijdend voorwerp (zonder voorzetsel) of een voorzetselvoorwerp. Eerst genieten. Daar is het verschil heel duidelijk.
1a Zij genieten de maaltijd in het hotel.
1b Zij genieten van de maaltijd in het hotel.
Het voorzetsel van in 1b geeft in zeker zin ook de oorzaak aan. Waardoor genieten zij? Door de maaltijd. Zo wordt genieten van inderdaad iets concreter dan genieten in 1a, dat meer de algemene betekenis ‘gebruiken’ heeft. Maar beter lijkt het om de verklaring te zoeken in de extra focus die wordt opgeroepen door het voorzetsel. Vergelijk de volgende zinnen:
2a Hij vertelt een verhaal dat wij al eerder gehoord hebben.
2b Hij vertelt over een verhaal dat wij al eerder gehoord hebben.
Het lijkt net of het voorzetsel oproept dat er meer details bij gaan komen. In 2a gaat het over het verhaal, als geheel. In 2b gaat het er juist om dat er nog iets over verteld wordt. Dit ‘oproepen van details’ noem ik bij gebrek aan beter ‘focus’. Een focus kan ook een andere inhoud hebben dan details. Kijk maar naar het volgende zinspaar.
3a Zij begint een nieuwe zaak in een andere stad.
3b Zij begint met een nieuwe zaak in een andere stad.
Wat doet het voorzetsel met hier? Er komen geen extra details. Maar de beschrijving suggereert wel meer het proces, en dat zou je ook kunnen zien als extra focus. Terug naar zoeken. Is er een zinspaar dat het verschil in focus – het oproepen van extra details of een proces – kan illustreren? Misschien dit paar.
4a Ik zoek een man.
4b Ik zoek naar een man.
In 4a gaat het om eerder om een man in het algemeen, geen specifieke man. In 4b wordt veel meer het beeld van een specifieke man opgeroepen: een man die ... Vandaar mijn voorstel om het voorzetsel te zien als focusaanduider, waardoor de lezer eerder nadere informatie mag verwachten (details, het proces, of misschien nog iets anders).
Maar nogmaals, in de meeste gevallen maakt het voorzetsel geen verschil. Vergelijk bijvoorbeeld:
5a Piet heeft het Marie beloofd.
5b Piet heeft het aan Marie beloofd.
Er zijn taalonderzoekers geweest die iets hebben willen afleiden uit het feit dat in 5a Piet en Marie in de zin iets dichter bij elkaar staan en dus intiemer zijn dan in 5b. Maar dat valt toch lastig te bewijzen.
En dan nog dit. Soms zijn er ook combinaties met een heel bijzondere betekenis. Neem weer zoeken. Wat is de relatie tussen zoeken en zoeken achter (niet het schuurtje, maar iemand)? In Dat had ik nooit achter hem gezocht gaat het niet om de betekenis ‘proberen te vinden’ maar ‘denken te vinden’ of ‘verwachten’. Mocht u andere gevallen tegenkomen van werkwoorden die al dan niet een voorzetsel bij zich hebben, dan houd ik mij aanbevolen.
Dirk Pijpops zegt
Leuke observaties! Ik ben bezig aan een proefschrift over dit soort alternanties, met name over ‘zoeken’ vs. ‘zoeken naar’, onder begeleiding van Dirk Speelman, Freek Van de Velde en Stef Grondelaers. Je voorstel om ‘naar’ hier te zien als een focusaanduider zit volgens mij volledig op het juiste spoor. We stellen inderdaad vast dat, des te langer het object van ‘zoeken’ is, des te vaker ‘naar’ verschijnt. Er is dus meer kans op naar in (1a) dan in (1b).
(1a) De provincie zoekt (naar) een educatieve oplossing om toch enige greep te krijgen op minderjarige overtreders van het verkeersreglement.
(1b) De provincie zoekt (naar) een oplossing.
Dat zien we tenminste zolang het werkwoord ‘zoeken’ vóór het object staat. Staat ‘zoeken’ erachter, als in (2), dan stellen we plots het omgekeerde effect vast: des te langer het object, des te minder vaak ‘naar’ opduikt. Bij (2a) is er dus net minder kans op ‘naar’ dan bij (2b).
(2a) Omdat hij van het begin af aan (naar) een derde weg tussen het communistische oostblok en het vrije, kapitalistische westen zocht.
(2b) Omdat hij van het begin of aan (naar) een weg zocht.
Hoe kan zoiets? Het is cruciale idee is dat er erg veel werkwoorden een direct object bij zich hebben, maar slechts enkele een prepositioneel object met ‘naar’. Eén mogelijke verklaring luidt dan als volgt.
Stel dat je als spreker de zin in (2a) begint met “Omdat hij van het begin af aan…”. Wanneer je zo ver in je zin geraakt bent, moet je nu een behoorlijk ingewikkelde constituent in elkaar steken, die veel informatie bevat. Dat kost enige moeite. Je kan ervoor kiezen ‘naar’ te zeggen. Dat lijkt misschien een goede optie, want je koopt er jezelf enkele milliseconden mee om die ingewikkelde constituent in elkaar te steken. Er is echter een serieuze kostprijs. Door ‘naar’ te gebruiken, pin je jezelf immers al vast op een werkwoord. Dat betekent dat je niet alleen die ingewikkelde constituent in elkaar moet steken, je moet tegelijkertijd ook nog eens bedenken met welk werkwoord je je zin zal eindigen. Als je “naar een derde weg…” zegt, kan je gaan voor “zocht” of eventueel “streefde”, maar daarmee zijn je mogelijkheden zowat uitgeput.
Als je echter gewoon “een derde weg…” zegt, zonder ‘naar’, dan hoef je je nog niets aan te trekken van dat werkwoord. Je kan je dan eerst volledig concentreren op de vorming van “een derde weg tussen het communistische…”. Pas wanneer je daarmee klaar bent, hoef je na te denken over hoe je zin gaat eindigen. Eén mogelijkheid is “zocht”, maar evengoed lukt “probeerde te bereiken”, “nastreefde”, “wilde volgen”, enzovoort.
Dit verhaal is van toepassing op (2), maar natuurlijk niet op (1). Bij (1) heb je de keuze van werkwoord sowieso al gemaakt op het moment dat je ‘naar’ moet uitdrukken.
Mient Adema zegt
Zowel het semantische als het grammaticaaltechnische verschil tussen lijdende voorwerpen en voorzetselvoorwerpen is interessant, maar ik vraag mij toch in gemoede af of zelfs niet een zeer bedachtzaam spreker al bij voorbaat de zin in zijn hoofd heeft. Je kunt natuurlijk tussentijds wisselen van woordkeus doordat je je hebt laten verleiden een voorzetsel te gebruiken dat je bij nader inzien helemaal niet nodig had, maar het geheel van de boodschap heb je toch in concept al? Anders doe je je mond nog niet open.
En dat roept de vraag op of de taal ontstaat tijdens het spreken of daarvoor al ontstaan is (maar alleen nog met succes moest worden gerealiseerd).
Aan welke ingrediënten moet een spreker tegelijk denken om alles te vertellen wat hij wilde?
Dirk Pijpops zegt
Klopt! Er is inderdaad vrij veel psycholinguïstisch onderzoek dat laat zien dat de ‘planning scope’ van sprekers – zeg maar het aantal woorden dat ze plannen vooraleer ze uit te spreken – beperkt is (al zijn er wel grote verschillen tussen sprekers). Des te langer het object voor het werkwoord, des te minder kans er dus is dat ze zich al vastgepind hebben op een werkwoord.