Door Marc van Oostendorp
Dingen kunnen niets bezitten. Een mens kan wel een boek hebben, maar een boekenkast kan dat niet. Je ziet dat verschil tussen mensen (en dieren) enerzijds en dingen anderzijds ook terug in de grammatica: je kunt wel zeggen:
- De professor en zijn boeken
maar niet:
- De boekenkast en zijn boeken
Het gaat nog verder: je vindt het verschil ook als het helemaal niet gaat om eigenschappen zoals kleur en smaak. De Amsterdamse taalkundige Suzanne Aalberse kwam onlangs met dit voorbeeld van een website over honing:
Kwalitatief, gezond, maar bovendien ook lekker. Zijn smaak is nadrukkelijk aanwezig en heeft een hint van hout en een duidelijk dennenaroma. Sommigen vinden ‘m ook een beetje smaken naar karamel, maar dat is waarschijnlijk voornamelijk door zijn zoete smaaksensatie.
Dat zijn smaak klinkt hier gek. Je zou hier liever zeggen de smaak ervan of nog liever de smaak. ‘Zijn smaak’ kun je aan de andere kant wel over mensen zeggen (al ligt dan, toegegeven, een andere interpretatie van smaak voor de hand: niet hoe hij smaakt, maar wat hij mooi vindt.)
De Leidse taalkundige Jenny Audring kwam met de volgende voorbeelden:
- Zijn poot is gebroken.
- Zijn band is plat.
Bij de eerste zin denk je aan mensen of dieren, maar niet aan tafels. De tweede zin zeg je niet over een fiets – dan zeg je de band is plat – maar wel over de eigenaar van de fiets (“Piet kan niet komen. Zijn band is plat.”)
De Algemene Nederlandse Spraakkunst wijst nog op een curieus aspect van dit verschijnsel: het werkt eigenlijk vooral als het woord waarnaar wordt verwezen in een andere zin staat. In bovenstaande zin is naar mijn gevoel het tweede zijn (bij smaaksensatie) minder slecht dan het eerste, en dat komt dan omdat door ‘m al naar de honing is verwezen. De volgende zin klinkt ook niet zo heel slecht:
- Deze honing staat bekend om z’n nadrukkelijk aanwezige smaak.
Ook is z’n hier wel wat beter dan zijn. Zijn verwijst te duidelijk naar personen. Voor mijn gevoel gaat het met haar ook al beter. Naar zelfstandig naamwoorden die een collectief aanduiden (bestuur, Amsterdam) wordt weten we uit het proefschrift van Audring vaak met zij en haar verwezen in plaats van het en zijn:
- Amsterdam heeft wat problemen met zijn inwoners.
- Amsterdam heeft wat problemen met haar inwoners.
- Het bestuur heeft hiervoor zijn verantwoordelijkheid genomen.
- Het bestuur heeft hiervoor haar verantwoordelijkheid genomen.
Naar mijn gevoel is zijn echt onmogelijk als je Amsterdam of bestuur in een andere zin zet. Haar is ook nog raar, maar wel minder:
- Amsterdam heeft wat problemen. Zijn inwoners komen in opstand. [onmogelijk]
- Amsterdam heeft wat problemen. Haar inwoners komen in opstand.[wat beter]
De ANS wijst erop dat het bij meervoudige objecten sowieso vaak beter gaat; die collectieven (met haar) sluiten zich daar dan misschien bij aan:
- (Het zijn vreemde bloemen.) Hun kelken sluiten zich namelijk nooit.
Omgekeerd kun je bij die levenloze objecten gemakkelijker helemaal geen persoonlijk voornaamwoord gebruiken: De kelken sluiten zich nooit, de inwoners komen in opstand, de poot is gebroken, de band is plat. Bij die voorbeelden denk je juist niet meer aan de band van Piet en de poot van een tafel.
Ook andere vormen van bezitsconstructies lijken voorbehouden aan levende wezens of mensen. Je kunt wel zeggen ‘de vrouw wiens boek ik gelezen heb’, maar niet ‘de honing wiens smaak ik zo goed ken’; je kunt het wel hebben over ‘ieders verantwoordelijkheid’ of ‘iemands moeder’, maar niet over ‘alles’ schoonheid’ of ‘iets’ geur’.
En nog een grappig aspect: niet alle talen hebben deze asymmetrie, maar ook sprekers van die andere talen voelen iets ongemakkelijks bij bezittelijk voornaamwoorden die niet naar personen verwijzen. In het Engels heb je natuurlijk het voornaamwoord its (its leg) dat alleen naar niet-mensen kan verwijzen. De Britse taalkundige Max Wheeler meldt:
The English ‘King James’ Bible (1611) has only one occurrence of “its” (Leviticus 25.5), and even there the original print seems to have “That which groweth of it owne accord”. While there are many examples in it of “his” with neuter reference (e.g. “if the salt have lost his savour” Mat. 5.13), that also seems often to have been felt to be unsatisfactory, and “thereof” was pressed into service (though surely not used in speech), e.g. Lev. 25.3 “sixe yeeres thou shalt prune thy Vineyard, and gather in the fruit thereof.”
Het is kennelijk iets menselijks om bezittelijk voornaamwoorden te associëren met bezit, en bezit alleen aan mensen en andere levende wezens toe te schrijven.
Ludo Permentier zegt
‘Zijn prijs hebben’ zeg je dan weer alleen van niet-levende (abstracte) dingen.
Ingrid den Hartog zegt
Ik zou eerder zeggen: ‘de vrouw wier boek ik gelezen heb’. Of verdwijnt het verschil tussen wiens en wier? Vermijden van wiens/wier zie je vaker: ‘de vrouw van wie ik het boek gelezen heb’.
James Sjaalman zegt
Er is dus een Verkade-album (uit 1934) genaamd “de bloemen en haar vrienden”..Ik heb het altijd raar gevonden, ouderwetsig.
Nico Spilt zegt
De vrouw wiens boek. Tja.
Mient Adema zegt
Het valt niet mee de les van het met het grammaticale geslacht corresponderende relativum te vergeten. Wier hoort bij een vrouwelijk en meervoudig antecedent.
Maar als we naar het meisje die neigen, waarom dan niet naar de vrouw wiens?
Ik moest warempel even opzoeken of vrouw grammaticaal niet mannelijk was, dat kan toch? Nu helemaal.
Mensen staan boven de spelling, dus waarom niet ook een beetje boven de spraakkunst?
We hebben al zo weinig in te brengen tegen de taal.
U bent met tja op de goede weg.
Yoïn zegt
U mag me bellen als u een keer iemand in het wild ‘wier’ hoort gebruiken. Het is weinig meer dan een schrijftaalvorm. Van Oostendorp bespreekt hier de taal zoals hij gesproken wordt, niet zoals de schoolmeester wil dat hij is.
Operation X zegt
“Het is kennelijk iets menselijks om bezittelijk voornaamwoorden te associëren met bezit, en bezit alleen aan mensen en andere levende wezens toe te schrijven.”
Is het verschil tussen dingen en wezens wel zo voor de hand liggend?
Als je een animistisch wereldbeeld hebt, dan maak je geen duidelijk onderscheid tussen mensen en dingen.
Veel oervolkeren hebben zo een wereldbeeld en behandelen dingen en mensen als dragers van een geest/ziel.
Deze neiging zie je ook nog wel eens terugkomen in Indo-Europese talen waarom men oorspronkelijk een animistisch wereldbeeld heeft.
Het is mij opgevallen dat men in het Schiermonnikoogs, bijvoorbeeld, sterk de neiging heeft dingen te personificeren. Een vuurtoren wordt bijvoorbeeld algauw gezien als levend wezen. Met name komt deze al bestaande neiging tot uiting in de Schiermonnikoogse poëzie.
Nico Spilt zegt
Op Schiermonnikoog woont nog steeds een oervolk. Kijk, dat wist ik dan weer niet.
Operation X zegt
Dan zijn Nederlanders ook een soort oervolk want zij gebruiken weleens “zijn” met objecten. Vergelijk: De honing z’n smaak & de man z’n jas.
Mient Adema zegt
Bezit veronderstelt een vooraf geleverde prestatie. Als een ding geen gepersonifieerd object is, heeft het geen bezit, maar een eigenschap. En dan meestal een bijzondere of negatieve.
Een tafel heeft een poot, ja hèhè.
De tafel met z’n gebroken poot: daarmee leg je het accent op het gebrek.
Je zou het hier een eigenschappelijk voornaamwoord kunnen noemen.
Operation X zegt
Je zou hier ook gewoon kunnen zeggen dat er geen onderscheid tussen ding en wezen gemaakt wordt.
Mient Adema zegt
Dat kan, maar het stuk zoekt de diepte. We zoeken het onderscheid en de taal heeft dat blijkbaar.
Operation X zegt
Echter waar dat onderscheid niet bestaat heeft het geen zin een onderscheid te maken.
Gosse Bouma zegt
Bezoek onze hoofdstad Amsterdam met zijn prachtige musea, grachtengordel en het mooie Vondelpark.
Een cabriolet is doorgaans weinig comfortabel , is zelden wind- en waterdicht en is met zijn piepkleine koffer als gezinswagen totaal ongeschikt .
Het verdwijnen van ‘ wintergraanschuren ‘ op het platteland , nodig voor de overleving van de mus in de winter , droeg zeker zijn steentje bij , net als de groeiende huiskattenpopulatie en het stadsverkeer met zijn voor een klein vogeltje moordende concentraties aan vervuilende stoffen .
De constructie X met zijn Y associeer ik met vertaald Frans, maar de bovenstaande voorbeelden lijken me onverdacht origineel Nederlands. Waarom in deze constructie de antecedent niet een levend wezen hoeft te zijn is me niet duidelijk.
Daarnaast zijn er vaste uitdrukkingen zoals zijn beslag krijgen waar de antecedent ook niet een levend wezen hoeft te zijn.
Daardoor vond in Duitsland niet de staatsvorming plaats die in Frankrijk , Engeland of de Nederlanden wel zijn beslag kreeg .
Privatisering van IJsbaan Eindhoven krijgt eind dit jaar haar beslag