Een huwelijksdicht
Nu zal hij met een pak aan, bloemen erbij en zij in een jurk
als een droom, in een warme zaal wat dingen beloven.
Aardige dingen want aardige dingen wil iedereen
horen, aardige dingen zijn schaars.
Zult u altijd denken aan het meisje dat ze was voor ze u zag
en u, zult u onthouden hoe hij verloren leek, maar
aangenaam verloren? Bent u bereid nu
plaats te maken voor elkaar?
Het kost tijd. Alleen de voorbereiding al: de kerk, de cadeautjes,
de auto, de drank en de broodjes, een keuzemenu
van zoveel maal vis, zoveel maal vlees.
En op een dag komt zij thuis, hij kijkt op uit de krant.
Zij zien elkaar. Het valt ze mee. Hun kind
zelfs, het huis, de gordijnen –
alles zal er aardig zijn. De liefde
lastig te vermijden.
Ester Naomi Perquin (1980)
Celinspecties (2012)
———————————–
- Ester Naomi Perquin: wikipedia • kb • dichter des vaderlands • website • leest voor
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Herma zegt
Ai, maar dan, jaren later:
Het huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd
in d’oogen van zijn vrouw de vonken uit kwam dooven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard
en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeeren,
hij zag de grootsche zonde in duivelsplicht verkeeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar tòch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wasschen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in eenig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tusschen droom en daad
staan wetten in den weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zoo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,
bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke’ aanblik bood.
Rotterdam 1910
Willem Elsschot (1882-1960)
Uit: Verzameld werk
Uitgever: P.N. van Kampen en Zoon N.V., 4e druk, Amsterdam 1960