Door Henk Wolf
In het Nederlands kun je zeggen dat er ‘over een week’ iets staat te gebeuren. In het Fries kan dat net zo goed: ‘Oer in wike is it klear’. Je kunt ook het woord vandaag of hjoed toevoegen om aan te geven dat die week begint op de dag dat je de zin uitspreekt. Je krijgt dan zinnen zoals de volgende:
Vandaag over een week zijn je schoenen klaar.
Hjoed oer in wike binne dyn skuon klear.
Je kunt de week ook op een ander tijdstip laten beginnen. Als je morgen of moarn toevoegt, dan vindt je gebeurtenis acht dagen na het uitspreken plaats:
Morgen over een week zijn je schoenen klaar.
Moarn oer in wike binne dyn skuon klear.
Veel sprekers kunnen in het Fries het woordje oer (‘over’) in zulke zinnen makkelijk weglaten. Ze spreken dan zinnen uit als de volgende:
Hjoed in wike binne dyn skuon klear.
Moarn in wike binne dyn skuon klear.
Mijn indruk was al dat dat in het Nederlands niet wil, ook niet in het Nederlands van Friezen. Een mini-onderzoekje onder mijn Friestalige Facebookcontacten bevestigt die indruk. Niemand van hen vindt de volgende Nederlandse zin acceptabel:
Morgen een week zijn je schoenen klaar. <uitgesloten>
Het is wat apart dat in het Nederlands over verplicht is en in het Fries oer niet, want de grammatica’s van het Fries en Nederlands zijn onderling nogal besmettelijk en zeker in informeel gebruik glipt er nogal eens iets uit de ene taal de andere in.
In het verleden moet de constructie zonder over ook eigen zijn geweest aan het Nederlands. Zo kwam ik in een oud kinderliedje de volgende regel tegen:
Lou, Lou, trek aan ’t touw, vandaag een week is ’t kermis.
Het liedje staat op de website van het Meertens Instituut en de onderzoeker die het heeft opgeslagen, heeft er als modern-Nederlandse vertaling bij geschreven: ‘Louw, Louw, trek aan het touw. Over een week is het kermis.’ Die vond de zin uit het liedje dus zo raar dat ie een variant met over erin heeft bedacht.
Het Engels heeft een constructie die erg op de Friese lijkt. Als je wilt vertellen dat iets acht dagen na het spreekmoment gaat gebeuren, dan kun je zeggen ‘a week tomorow’ of ’tomorrow week’. Voorbeeldzinnen van internet zijn:
The parcel will arrive a week tomorrow.
The parcel will arrive tomorrow week.
De Friese constructie is niet beperkt tot de toekomst; net als oer kunnen veel sprekers ook het woordje foar (‘voor’) weglaten dat een gebeurtenis in het verleden plaatst:
Juster (foar) in wike wienen myn skuon al klear.
Hjoed (foar) in wike wienen myn skuon al klear.
Het Engels doet ook hier met het Fries mee. Een paar internetvoorbeelden:
They gave me the assignment a week yesterday.
This Company met yesterday week at Manchester.
Mient Adema zegt
Met een voorzetsel kun je een tijdsbepaling beter duiden dan zonder, lijkt me.
Als “morgen een week zijn je schoenen klaar’ uitgesloten is, wat dan te denken van “morgen een week waren je schoenen klaar”? Je kunt met die tijdsbepaling zonder tijdsbepalend voorzetsel of een andere woordsoort (zoals aanstaande of geleden) niet altijd impliciet duidelijk maken of je naar het verleden, heden of toekomst verwijst. De tijd van het werkwoord moet dan veelal de bedoeling vertellen.
En dan die kermis die er vandaag een week is. Komt die er over een week of staat die al een week op het plein?
Maar meestal snap ik wel of iemand zes dagen geleden iets deed of over acht dagen iets gaat doen. Daar heb je niet altijd woorden voor nodig. Maar het misverstand ligt op de loer.
Henk Wolf zegt
Met een moderne bril op zou je inderdaad verwachten dat een voorzetsel extra duidelijkheid schept. Alleen kunnen voorzetsels soms verwarrende dubbelfuncties hebben. Met het voorzetsel ‘over’ kon je tot in de vroege twintigste eeuw zowel een tijdstip in de toekomst als een tijdstip in het verleden aangeven. Zelfs teksten van maar ongeveer een eeuw oud kunnen daardoor voor moderne lezers al verwarrend zijn.
Een paar Nederlandse voorbeelden van ‘over’ in een verledentijdsbepaling:
– Ik weet dat hij over twee dagen … vertrokken is. (= twee dagen geleden, 1806)
– … over éénen stond, toen ik … u voor mij zag knielen. (= één uur geleden, 1882)
En een Fries voorbeeld:
– Oer … twa jier krigen wy ús fanke en oer trije jier binne wy troud. (= twee jaar geleden, drie jaar geleden, 1903)
“Over … twee jaar kregen we onsze dochter en over drie jaar zijn we getrouwd”
Mient Adema zegt
Die laatste Friese redenering naar het verleden kan ik ook in het Nederlands nog wel plaatsen tegen een wat beschouwelijke achtergrond. Je vertelt een verhaal en blikt terug naar een tijd die je qua tijdspanne en -richting meet met een voorzetsel “over”.
Maar dat zijn voorbeelden uit een andere streek en een andere tijd.
De vraag blijft dan over of je zo’n gemis van een voorzetsel ook mist in het onderling begrip.
En dat lijkt me een kwestie van gewenning en contekst, of eigenlijk net andersom: De situatie vertelt wat je taal is.