Door Henk Wolf
In het Engels is iedereen die je aanspreekt you. Dat is makkelijk. In het Frans moet je kiezen tussen tu en vous. Dat is al wat lastiger. Het Nederlands is nog een stapje complexer: daarin moet je kiezen tussen je, combinaties van je/jij/jou en u. Kies je verkeerd, dan oogst je hilariteit of bega je zelfs een faux pas.
De complexiteit ontstaat doordat er verschillende schalen zijn die mede bepalen welk voornaamwoord als gepast wordt gezien. Dat zijn in elk geval:
- solidariteit (hoezeer is de ander iemand die ik als mens zie): een hoge mate van solidariteit maakt het gebruik van u onwaarschijnlijk
- respect (hoezeer verdient de ander een eerbetoon): een hoge mate van respect maakt u waarschijnlijk en jij onwaarschijnlijk
- vertrouwdheid (hoe intiem is de relatie met de ander): een hoge mate van vertrouwdheid maakt u onwaarschijnlijk en jij en je/jij waarschijnlijk
- formaliteit (hoe formeel is de gesprekssituatie): een hoge mate van formaliteit maakt u waarschijnlijk en jij onwaarschijnlijk
De verschillende factoren concurreren geregeld en dat zorgt voor menig ongemakkelijk moment. Waar de een met ‘mag ik je wat vragen?’ solidariteit wil uitdrukken, hoort de ander gebrek aan respect. Waar de een met ‘mag ik u wat vragen’ respect voor een oudere uitdrukt, hoort de ander gebrek aan solidariteit. Sommige Nederlandstaligen zeggen u tegen ouders of grootouders uit respect, terwijl anderen daarin het ontbreken van solidariteit of vertrouwdheid horen en jij/je zeggen.
In het Fries is het voornaamwoordelijk systeem nog veel complexer. Wie een leerboek openslaat, krijgt dat idee niet. Doorgaans wordt daarin jij/je als do vertaald en u als jo. Maar de werkelijkheid is een stuk complexer. Ik geef daarom een aantal vertalingen van de zin ‘wil jij/je/u wat drinken?’.
- Wol hy/hij/sy/sij/hja/hju wat drinke? – gebruikt door volwassenen tegen kinderen, of vriendelijk spottend tegen andere volwassenen. In deze variant wordt het voornaamwoord van de derde persoon enkelvoud gebruikt. Deze vorm zou ik tegen mijn kleine buurjongetje gebruiken.
- Wolst do/dû (wolsto/wolstû) wat drinke? – gebruikt tussen leeftijdsgenoten en in situaties waarin solidariteit of vertrouwdheid vanzelfsprekend is, uitgezonderd in formele situaties. Deze vorm zou ik gebruiken tegen mijn vrouw, tegen vrienden en tegen de meeste collega’s. De meeste oudere (deeltijd)studenten spreken mij zo aan.
- Wolste wat drinke? – variant die niet door alle Friestaligen wordt gebruikt en die ook in net iets formelere situaties gebruikt kan worden dan de vorige variant. Deze vraag zou ik stellen aan een oudere collega met wie ik niet zo veel contact heb.
- Wolst wat drinke? – vergelijkbaar met de vorige twee varianten, maar iets breder toepasbaar. Deze vraag kan ik ook aan vrouw, vrienden en collega’s stellen.
- Wol Henk wat drinke? – variant waarin de voornaam het voornaamwoord vervangt, alleen ongebruikelijk in zeer formele contexten, maar tussen kennissen en collega’s van verschillende leeftijden en in harmonieuze docent-studentrelaties heel gebruikelijk. Het is een variant waarmee zowel solidariteit als respect wordt uitgedrukt. Deze vraag zou ik stellen aan een paar oudere kennissen of collega’s. De meeste Friestalige voltijdstudenten spreken mij zo aan.
- Wol heit/mem/pake/beppe wat drinke? – variant waarin de familierelatie het voornaamwoord vervangt, tussen familieleden doorgaans de enige optie. De eerste vier varianten zouden te amicaal zijn en te weinig respect uitdrukken, de varianten hierna zouden te weinig vertrouwdheid uitdrukken. Zo vroeg ik het aan mijn grootouders.
- Wol dûmny wat drinke? – variant waarin een beroepsaanduiding met status het voornaamwoord vervangt. Kan formeel zijn, drukt respect uit, maar ook solidariteit. Toen ik nog in Friesland woonde, sprak ik de huisarts en de tandarts zo aan.
- Wol(le) jim (wojm) wat drinke? – deze variant met jim is alleen in noordelijk Woudfries in gebruik. In het grootste deel van het taalgebied is jim alleen in gebruik als voornaamwoord van de tweede persoon meervoud. Deze variant is iets minder formeel of afstandelijk dan de volgende varianten, maar scoort niet zo hoog op solidariteit en redelijk hoog op respect. Mij is deze vorm niet eigen, maar ik heb studenten met een bijbaantje in een snackbar, die deze vorm tegen klanten gebruiken.
- Wol(le) je (wojje) wat drinke? – deze variant is in modern Fries onwaarschijnlijk in situaties met een hoge mate van vertrouwdheid. Ze drukt of meer formaliteit, of meer respect uit dan de vorige varianten. Dit zou ik vragen aan een journalist of een ambtenaar bij wie ik verwacht dat we in de loop van de tijd wel op do overgaan.
- Wol(le) jo wat drinke? – deze variant kan gebruikt worden om formaliteit of respect te benadrukken, maar ook om aan te geven dat er weinig solidariteit of vertrouwdheid tussen de sprekers bestaat. In een eerste contact tussen mensen zal deze vorm vaak worden gekozen, om later te worden vervangen door een van de voorgaande varianten. Dit zou ik vragen aan een journalist of ambtenaar die ik voor het eerst tegenkom, maar ook aan mensen met wie ik de relatie strikt zakelijk wil houden, zoals een leverancier die niet op tijd levert.
- Wol de boer/boerinne wat drinke? – in modern Fries ondertussen ongebruikelijke variant waarin voor de beroepsnaam een lidwoord staat, typisch gebruikt door werknemers tegen een werkgever. Mij is deze vorm niet eigen, maar in vooroorlogse literatuur kom ik ‘m geregeld tegen.
- Wol menear/mefrou wat drinke? – dit is een zeer formele variant, die ofwel door personeel tegen een werkgever of klant wordt gebruikt, of door iemand die zich in een zeer formele situatie nadrukkelijk dienstbaar opstelt. Deze variant drukt naast formaliteit ook veel respect uit. Op solidariteit scoort deze variant juist erg laag. Deze vorm is mij niet eigen, maar in de horeca hoor ik ‘m weleens. Heel af en toe is er ook een eerstejaarsstudent die deze vorm tegen mij gebruikt.
(Met dank aan Liuwe Westra, die me door zijn briljante essay Twa tuorren yn Fryslân tot dit stukje heeft geïnspireerd en aan wie ik zeker schatplichtig ben.)
Liuwe H. Westra zegt
Hjir hat Liuwe Westra fansels net folle oan ta te heakjen. Heechút dat yn stee fan ‘mefrou’ ek noch ‘de frou’ mooglik is. Bygelyks (eefkes hearlik rolbefestigjend): in frou hat in nije stofsûger útsocht, en dan freget de winkelman: Hie de frou oars ek noch wat nedich?
Nammers Henk, skriuwsto ek noch in kear oer it ûnderskied tusken doetiid en notiid yn sokke sitewaasjes?
Henk Wolf zegt
Jawis, ‘de frou’ is foargoed in trettjinde mooglikheid. Tige! De tiidkwestje lit ik ris yn my omgean.
Sarah zegt
Bedankt voor dit fascinerende inkijkje in een taalsysteem waar ik geen idee had van de complexiteit.
Als NL/VL-talige Brusselaar worstel ik dagelijks met de Franse ’tu’ en ‘vous’, een systeem dat weinig nuances toelaat en in het merendeel van mijn professionele contacten gevoelsmatig de bal misslaat, welke vorm ik ook gebruik. ‘Vous’ is voor mij prima voor hiërarchische situaties, maar bij mijn studenten vind ik dit veel te ver. Maar ’tu’ vind ik wel erg opdringerig bij mensen die ik nog niet ken. Ik mis een ‘jij’/’je’/’ge’-speelruimte.
Als Vlaming ben ik dus erg blij met ons vierlagige systeem:
– ge/’a’ en andere dialectische/tussentalige varianten, in combinatie met aangepaste regels voor de vervoegingen van de werkwoorden: naar mijn aanvoelen uitsluitend voor vertrouwelijke contacten, en ook in bepaalde situaties van solidariteit (luister maar eens naar filmpjes van de vakbonden die oproepen tot staking: nergens meer tussentaal en dialect dan hier te horen!)
– gij/u (als object: met u, aan u,…) voor vertrouwelijke contacten, maar ook voor een aanzienlijk deel van mijn professionele en deels formele contacten. Het prachtige aan ‘gij’ is immers dat het van oorsprong erg formeel was, en pas gaandeweg evolueerde tot spreektaal. Zeker in oudere literatuur of bij oudere sprekers hoor je nog duidelijk de deftige achtergrond. En dan hebben we natuurlijk nog het dubbele gebruik van u: ofwel formeel, ofwel de objectvorm van het meer gevulgariseerde ‘gij’. Zelf beslis ik – onbewust! – heel vaak pas in de loop van het gesprek met onbekenden of ik zal verdergaan met ‘u’ of ‘gij’ of ‘jij’, wat ongemerkt kan als je kan starten met iets als ‘hoe gaat het met u?’
– jij/je/jou voor eerder formele situaties. Ik gebruik dit voor verreweg het grootste deel van mijn professionele contacten, mondeling en schriftelijk. Deze vorm gebruik ik ook met mijn zoon en met meerdere vrienden, dus is voor mij in de loop der jaren ook meer familiair geworden. Daarentegen worstel ik nog steeds ten zeerste om deze vormen voor grote groepen te gebruiken waar ik vriendelijk gezag wil uitoefenen. ‘Jij’ en ‘je’ is voor mijn aanvoelen mezelf een fake persoonlijkheid aanmeten, hoewel ik precies deze vorm, zonder dat ik dit bewust plande, tegen mijn zoon gebruik.
– ‘u’ gebruik ik spontaan in vastomlijnde situaties: bazen en ouderen. Al sprekend gebruik ik dit eerder zelden, als schrijvend wél courant, nl. voor bijna alle onbekenden + anonieme instanties. Als mensen mij (jonge vrouw in coöperatieve functie) aanspreken met ‘u’ voel ik me echter uitgesproken ongemakkelijk – want ‘u’ kan heel subtiel ook de antipathie voor de aangesprokene uiten.
Henk Wolf zegt
Prachtig in kaart gebracht en fascinerend om te lezen. Dank je, Sarah!