Deze weken bespreek ik de ‘grote opdrachten‘, dat zijn ongeveer: de grote lijnen die de docententeams van Curriculum.nu aan het opstellen zijn voor het schoolvak Nederlands van de toekomst. Vandaag grote opdracht 6:
- Leesbevordering en literaire competentie stimuleren leerlingen om lezers te worden en te blijven.
Een voor de hand liggende vraag is hier: waaróm zouden die leerlingen eigenlijk lezers moeten worden en/of blijven? De opstellers van deze grote opdracht komen met een hele zwik redenen, waaronder de volgende:
(…) Meer dan het lezen van alledaagse teksten zorgt het lezen van literaire teksten voor een vertraagd leestempo, waardoor deze teksten kunnen aanzetten tot dieper nadenken.
Literaire teksten laten meerdere interpretaties toe en geven een inkijk in het hoofd van iemand anders. Dit kan bijdragen aan het empathisch vermogen en kan leiden tot genuanceerder communiceren en handelen.
(…) Ten slotte heeft het werken met literatuur een gunstig effect op taalvaardigheid, woordenschat en op onderwijsprestaties in het algemeen.
Dit zijn allerlei functies van buiten de literatuur zelf: je gaat beter nadenken, wordt empathischer en genuanceerder, krijgt een betere woordenschat en wordt ook nog eens beter op scho
Maar in dit hoekje van het internet mag ik er misschien toch ook wel op wijzen dat het belang van de literatuur toch vooral in die literatuur zelf ligt: verhalen laten je zien dat er alternatieven zijn en maken het je mogelijk die alternatieven te beleven, ze halen je uit het enorm kleine wereldje van je eigen hersenpan. Dankzij verhalen kun je af en toe ook in andere werelden leven. Verhalen geven structuur aan ons eigen leven. Ons leven kan gezien worden als een verhaal, en door te begrijpen wat een verhaal inhoudt en wat de beperkingen zijn, kunnen we ons eigen leven beter begrijpen. Het lezen van literatuur wordt zo voorgesteld als een vorm van krachttraining: heel gezond voor lijf en leden ook als het zelf niet per se leuk is. Dat is waarschijnlijk nodig om de boze buitenwereld te overtuigen van het belang van literatuuronderwijs, maar die effecten zijn lastig te bewijzen (al zijn er wel wat deelresultaten).
Zoiets geldt ook voor gedichten: die maken het mogelijk om de taal even buiten de alledaagse werkelijkheid te zetten. Mensen grijpen op emotionele momenten en tijdens Sinterklaas en masse terug op gedichten en dat is niet voor niets. Ze hebben dan behoefte aan de buitenpersoonlijke stem die het gedicht doet klinken. Dat is niet zomaar iets, en ook niet iets waardoor je leert ‘langzaam te lezen’; het is ook geen hobby zoals sommige leden van ons kabinet denken die op hetzelfde niveau staat als het bezoeken van de motorcross (iets wat mensen minder geneigd zijn te doen als ze aan de groeve van een geliefde staan) – het is een belangrijke waarde in het menselijke bestaan.
Wouter van der Land zegt
Het probleem met de argumentatie voor deze Grote Opdracht is dat ‘hogere’ literatuur er niet per se voor nodig is. De verhalen waarmee we onze gedeelde werkelijkheid vormen zijn ook niet literair maar de oude schema’s van het leven als reis, als strijd van de eenling, als verhaal dat ‘volbracht’ moet worden, etc. Die vind je bijvoorbeeld ook in de popmuziek, in games, films, bouquetreeksromans, religieuze teksten. De meeste mensen willen leven volgens zulke eenvoudige, betekenis-scheppende schema’s, niet in een ‘sadistisch universum’. Op begrafenissen hoor je bijna altijd zulke verhalen en metaforen. Gerrit Komrij was dan ook geschokt toen hij een keer dichtregels van zijn hand in een rouwadvertentie had gezien.
Eigenlijk wordt hier gepleit voor een breed cultuuranalytisch vak, waar ook plek is voor populaire cultuur, volkscultuur, etc.