Door Henk Wolf
In het oosten van Nederland en het noorden van Duitsland worden Germaanse dialecten gesproken die in de taalwetenschap traditioneel als Nedersaksisch worden benoemd. Die term is een paar decennia geleden wat algemener bekend geraakt, vooral door de streektaalbeweging in het Nederlandse deel van het verspreidingsgebied. In 1996 kreeg de naam zelfs een plaatsje in de wet, toen het Nederlandse parlement het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden goedkeurde. Dat is een document waarin nationale overheden beloven goed voor hun erkende kleine inheemse talen te zorgen. De Nederlandse regering erkende het Nedersaksisch als een van die talen.
Het Fries heeft altijd een veel specifiekere vorm van stimulering gekregen dan de andere erkende kleine inheemse talen van Nederland (Nedersaksisch, Jiddisch, Limburgs en Romani). De vorm van die stimulering hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en het provinciebestuur van Friesland uitgewerkt in een serie schriftelijke afspraken, zogenaamde convenanten of bestuursafspraken. Nu was er afgelopen woensdag nieuws: de besturen van de provincies waar Nedersaksisch wordt gesproken, hebben voor die taal toen ook zo’n convenant met het Rijk gesloten.
“Deel van de Nederlandse taal”
De media hebben van de ondertekening van dat convenant iets heel vreemds gemaakt. Verschillende nieuwssites, omroepen en kranten melden namelijk dat het Rijk het Nedersaksisch “als deel van de Nederlandse taal” zou hebben erkend. Zelfs het Genootschap Onze Taal deed dat op z’n website. Hier een paar voorbeelden:
De uitspraak werd op een paar plaatsen aan minister Kajsa Ollongren toegeschreven. Vermoedelijk heeft ze in plaats daarvan gezegd wat ze volgens de NRC zei, namelijk dat het Nedersaksisch werd erkend als “een wezenlijk, zelfstandig en volwaardig onderdeel van de taal in Nederland” – met taal als niet-telbaar zelfstandig naamwoord. Dat is natuurlijk iets heel anders, al zullen er vast meer mensen zijn die ‘de taal in Nederland’ automatisch als ‘het Nederlands’ lezen. Maar dat de minister het Nedersaksisch ‘deel van het Nederlands’ zou hebben genoemd, is niet waarschijnlijk.
Nedersaksisch is geen Nederlands (meer)
Sterker nog: het is een officieel overheidsstandpunt dat het Nedersaksisch niet bij het Nederlands hoort. De erkenning van het Nedersaksisch als kleine inheemse taal in 1996 was zelfs op die visie gebaseerd. Het Europees Handvest was dan ook uitdrukkelijk niet bedoeld voor ‘dialecten van de officiële taal’. Twents, Gronings en Stellingwerfs zijn volgens de Nederlandse overheid daarom geen vormen van Nederlands.
Nou is Nederlands best een ingewikkeld begrip. Simpel gesteld omvat die naam steeds meer, naarmate je verder teruggaat naar het verleden. Vandaag de dag is de term misschien nog niet helemaal synoniem met Standaardnederlands, maar Germaanse dialecten die daar sterk van afwijken, worden er doorgaans niet meer onder gerekend. In Vlaanderen wordt de naam overigens wel wat breder gebruikt dan in Nederland, met een politiek motief, om het aantal Nederlandstaligen in België zo groot mogelijk te kunnen voorstellen.
Tot in de twintigste eeuw spraken de inwoners van Nederland en Vlaanderen in grote meerderheid dialect. Voor de zestiende eeuw kon je zelfs helemaal niet van een Standaardnederlands spreken. Beschrijvende grammatica’s van het Middelnederlands gaan dan ook over dialecten, in grammatica’s van nieuwere taalfasen wordt de rol van het dialect kleiner en die van het Standaardnederlands groter. Daarmee wordt de term Nederlands ook smaller. In een grammatica van ‘het Nederlands’ van de twintigste of eenentwintigste eeuw zul je dan ook niet snel meer een beschrijving tegenkomen van een in Oost-Nederland gesproken dialect. Hoogstens zullen regionale apartigheden van het Standaardnederlands aan bod komen.
Officieel standpunt
Mensen vragen weleens naar ‘de officiële betekenis’ van een woord. Meestal zijn dat vragen met een verkeerde aanname. Overheden stellen immers doorgaans geen woordbetekenissen vast. In het geval van Nedersaksisch en Nederlands is dat echter voor een deel wel gebeurd. De Nederlandse overheid is in 1996 meegegaan met de begripsverenging van Nederlands, door het Nedersaksisch er in volle officiëligheid buiten te plaatsen. Dat gebeurde overigens niet zonder slag of stoot. In 1995 was het regeringsstandpunt nog dat Nedersaksisch als dialect van het Nederlands beschouwd moest worden. Zie hier voor de argumentatie.
Verschillende leden van de Tweede Kamer waren het daar niet mee eens en na een paar discussies veranderde de verantwoordelijke secretaris Kohnstamm uiteindelijk van standpunt. Zie hier een verslag van het debat waarin dat gebeurde. Een paar maanden later keurde de Tweede Kamer het Handvest goed met daarbij een bijlage waarin het Nedersaksisch officieel de status van andere taal dan het Nederlands kreeg.
Rob Alberts zegt
Een andere taal?
Krijgt het Nedersaksisch hiermee toch dezelfde status als het Fries?
Vragende groet,
Henk Wolf zegt
Nee, dat niet. Voor het Fries zijn internationaal bindende afspraken gemaakt, die zijn gehaald uit deel 3 van het Handvest. Daar hoort een heel circus aan nationale en internationale visitaties en rapportages bij. Daar is bij het Nedersaksisch geen sprake van.
De afspraken voor het Nedersaksisch zijn heel erg vaag en bovendien ‘niet afdwingbaar’, terwijl die voor het Fries betrekking hebben op concrete en gedetailleerde inspanningsverplichtingen van de verschillende partijen.
Zie hier de tekst van het convenant voor het Nedersaksisch:
https://bit.ly/2NB356g
En hier voor de laatste bestuursafspraak voor het Fries (op basis van afspraken in het Handvest):
https://bit.ly/2ycXb6M
Marc van Oostendorp zegt
Gegeven de vaagheid van de afspraken is het opvallend hoe positief men in Nedersaksische kring gemiddeld lijkt te zijn. Ik neem aan dat men denkt dat dit het hoogst haalbare is?
Henk Wolf zegt
De Nedersaksische bewegers die ik erover heb gehoord, bejubelen vooral de symbolische waarde. Ik heb het voorzichtige idee dat die symboolwaarde het belangrijkste is. Een paar jaar geleden probeerden verschillende provinciale en gemeentelijke overheden ook een erkenning van het Nedersaksisch als ‘deel 3’-taal los te krijgen. Daarbij zeiden ze dat dat geen extra geld hoefde te kosten en dat het ook niet de bedoeling was dat het Nedersaksisch dezelfde plaats als het Fries zou krijgen in rechtspraak, onderwijs en openbaar bestuur.
Drenthe lijkt wel wat ambitie te hebben en het Huus van de Taol heeft daar waarschijnlijk veel aan bijgedragen. In Drenthe zijn de afgelopen tijd wat tweetalige komborden verschenen, de provinciale website is deels in het Drents, er zijn verschillende scholen die wat doen met het Drents en NHL Stenden Hogeschool heeft zelfs een lector die ‘Drents in het onderwijs’ als werkgebied heeft. Maar in de rest van het Nedersaksische gebied is de ambitie niet zo groot.
Ik kom bijna elk jaar op de Dag van de Grunneger toal en elke keer valt het me weer op dat het onder Groningers soms een kwestie van prestige lijkt om steun te betuigen aan de bestaande diglossische situatie. Toen Goffe Jensma aan het Groningse publiek vroeg of het niet eens tijd werd voor tweetalige borden, klonk er wat gemopper en gemor en vooral de woordgroep ‘Vraize toustanden’ was vaak te horen – niet in complimenteuze zin. En dat was bij een gelegenheid waar naar verwachting de belangstelling voor het Gronings door zelfselectie al bovengemiddeld groot is.
Rutger Kiezebrink zegt
De tekst op de site van Onze Taal is gisteren al aangepast. (Maar het stond er inderdaad eerst verkeerde.)
Ton Kolkman zegt
En zelfs dat ‘verkeerde’ staat er verkeerd…