Door Henk Wolf
Een paar dagen geleden stond hier een stukje van mij waarin ik beargumenteerde dat we in woordgroepen als ‘Jan z’n fiets’ het stukje ‘Jan z’n’ als één woord moeten beschouwen en dat dat woord in de tweede naamval staat, de genitief. (Het stukje is hier te lezen.)
Niet iedereen was overtuigd. Ik kreeg een aantal reacties en daarin zaten in elk geval twee gerechtvaardige kritiekpunten, die allebei een reactie verdienen. Het ene kritiekpunt is dat het gek is om elementen zoals z’n als naamvalsuitgang te beschouwen, omdat ze ook achter woordgroepen kunnen staan. Het andere kritiekpunt is dat je Jan in ‘Jan z’n fiets’ ook als bepaling bij het bezittelijk voornaamwoord z’n kunt beschouwen.
Punt 1: naamvalsuitgangen op woordgroepen
In m’n stukje schreef ik al dat de uitgang -s, die we traditioneel als genitiefuitgang benoemen, ook achter woordgroepen kan staan. Zo zijn er Nederlandstaligen die woordgroepen kunnen gebruiken als:
- Pa, ma en de kinderen’s verjaardag
Die zin komt uit de internetgrammatica Taalportaal. In deze zin kan hun ook de genitief-s vervangen. Daarin gaan de beide constructies dus gelijk op. Er is wel verschil bij zinnen met een bijvoeglijke bepaling achter het zelfstandig naamwoord, zoals deze:
- De kinderen uit de buurt hun fietsen staan vaak niet op slot.
Daarin is de genitief-s in plaats van hun niet mogelijk. Yannick Anné schreef daarom:
In veel gevallen kun je inderdaad stellen dat ‘z’n’ een soort genitiefuitgang geworden is. Alleen ben ik niet helemaal overtuigd van het argument over de woordgroepen. Daar bestaat er nog een duidelijk onderscheid tussen de constructie met ‘-s’ en die met ‘z’n’. De uitgang -s kan immers – althans naar mijn aanvoelen – alleen rechtstreeks aan het zelfstandig naamwoord in de groep (of aan het laatste zelfstandig naamwoord in de reeks) gekoppeld worden. Dus wel “pa, ma en de kinderens verjaardag” maar niet “de kinderen uit de *buurts fiets”. Het gebruik van ‘z’n, haar, hun…’ daarentegen is nog altijd veel losser.
Om misverstanden te voorkomen: ik wil beslist niet beweren dat de oude genitief met -s en de nieuwe met z’n/d’r/hun uitwisselbaar zijn. Ze hebben een verschillende geschiedenis en verschillende gebruikswijzen. Ook tussen talen zijn de combinatiemogelijkheden van de naamval die we genitief noemen niet gelijk.
Maar ik wil Anné er wel van overtuigen dat een woordgroep ook als genitivisch beschouwd kan worden als de uitgang niet direct achter het centrale zelfstandig naamwoord staat, maar na een bijvoeglijke bepaling. Volgens mij kan ik dat doen door voorbeelden te laten zien waarin dat het geval is en die traditioneel als genitief worden benoemd. Het volgende Engelse voorbeeld lijkt me daar geschikt voor:
- the man with the whistle’s book
En ook de volgende voorbeelden uit wat ouder Duits krijgen de genitief-s achter een bijvoeglijke bepaling:
- des hertzogen von burguns sun
- des künigs von frackrichs rath
- ViceKoenigs zu Neapels Sohn
De Engelse en Duitse voorbeelden komen allemaal uit het boek Attributive Genitivphrasen van Ulrike Demske (2001).
Wat in het Engels en Duits genitief mag heten, mag dat denk ik in het Nederlands ook, daarom zie ik geen reden om op grond van het voorkomen van ‘de kinderen uit de buurt hun fiets’ de benoeming van ‘Jan z’n’ als genitief af te wijzen.
Punt 2: is Jan geen bepaling bij z’n?
Jos Houtsma schreef als reactie op m’n stukje het volgende:
Interessant, maar ik ben niet helemaal overtuigd. Als we de geschiedenis even de geschiedenis laten: hoe zouden moderne taalgebruikers die Jan-zijn-fiets-constructie aanvoelen? Ik zou zeggen: als een uitbreiding en nadere specificatie van het bezittelijk voornaamwoord.
In principe kan Houtsma natuurlijk gelijk hebben. Dan is in ‘Jan z’n fiets’ het stukje ‘Jan z’n’ niet één woord met een genitiefuitgang, maar dan is z’n een bezittelijk voornaamwoord en Jan daarbij een bepaling. Dat zou zelfs een logische tussenstap zijn tussen de fase waarin ‘Jan’ en ‘z’n fiets’ twee zinsdelen waren en de fase waarin ‘Jan z’n fiets’ één zinsdeel is.
Gelukkig kunnen we dat testen. Dat kan allereerst door te kijken of z’n zich wel echt als bezittelijk voornaamwoord gedraagt. Volgens mij is dat niet zo. Ik schrijf het met opzet als z’n en niet als zijn, omdat in elk geval in mijn Nederlands de vorm met een volle ij-klank in deze constructie onmogelijk is:
- Jan z’n fiets is gestolen. <gewoon>
- Jan ze fiets is gestolen. <gewoon>
- Jan zijn fiets is gestolen. <uitgesloten>
Zou z’n een bezittelijk voornaamwoord zijn, dan zou er geen beletsel zijn om de volle vorm zijn te gebruiken. Immers, de volgende zinnen zijn allemaal gewoon in gesproken Nederlands:
- Z’n fiets is gestolen. <gewoon>
- Ze fiets is gestolen. <gewoon>
- Zijn fiets is gestolen. <gewoon>
En ook met een bepaling ervoor kan het bezittelijk voornaamwoord gewoon z’n volle vorm krijgen:
- Bijna al zijn fietsen zijn gestolen. <gewoon>
We kunnen ook kijken of Jan zich wel als bepaling gedraagt. Zo ja, dan zou je verwachten dat het zich net zo gedraagt als andere bepalingen die aan een bezittelijk voornaamwoord vooraf kunnen gaan, zoals ‘bijna al’ en ‘alle drie’ in de volgende zinnen:
- Bijna al hun fietsen zijn gestolen.
- Alle drie hun fietsen zijn gestolen.
In die zin kun je de bepaling en het bezittelijk voornaamwoord niet samen bevragen met het vraagwoord wie/wier/wie z’n. Je moet de bepaling laten staan:
- A: Bijna al hun fietsen zijn gestolen.
B: Bijna al wiens fietsen zijn gestolen? - A: Alle drie hun fietsen zijn gestolen.
B: Alle drie wiens fietsen zijn gestolen?
Jan kan, anders dan die bepalingen, niet blijven staan:
- Jan wiens fiets is gestolen? <uitgesloten>
Je moet ‘Jan z’n’ als geheel bevragen en dat is precies wat je zou doen met het woord Jans in ‘Jans fiets’:
- Wiens fiets is gestolen. <gewoon>
Rob Alberts zegt
Ik ben blij dat mijn fiets gewoon in mijn eigen schuur staat …..
Vrolijke groet,
Ton van der Wouden zegt
Ik denk wel dat je “z’n” (en ook “d’r” in “me moeder d’r fiets”) als een nieuwe naamvalsuitgang kunt opvatten, maar ik zou die liever benoemen als possessief, dus puur bezittelijk, dan als genitief. In talen met een echte genitief treedt die naamval ook op als complement bij sommige voorzetsels (in het Duits bijvoorbeeld “Wanderung abseits des Skizirkus”) en bij sommige werkwoorden (“Herr Dr. Diedrich hat sich der Stimme enthalten”). In het Nederlands (en in het Engels) heb je geen enkel voorzetsel en geen enkel werkwoord dat de genitief regeert, en een “van”-complement bij een werkwoord kan nooit door een (vermeende) morfologische genitief vervangen worden: “ik houd van Olga” is ok, “ik houd van Olga d’r” is volstrekt ongrammaticaal, “spreek mij niet van het lijden van de jonge Werther” is ok, “”spreek mij niet het lijden van de jonge Werther z’n” is onbegrijpelijk. Zie verder mijn “Nederlandse voorzetsels tussen Duitse en Engelse.” In “Nederlands tussen Duits en Engels. Handelingen van de workshop op 30 september en 1 oktober 2005 aan de Freie Universität Berlin”, red. Matthias Hüning, Ulrike Vogl, Ton van der Wouden, & Arie Verhagen, 183-206. Leiden: SNL, digitaal via http://tonvanderwouden.nl/index_files/papers/berlijntekst02.pdf
Ton van der Wouden zegt
te snel verstuurd: “ik houd van Olga d’r” moet zijn “ik houd Olga d’r”
Henk Wolf zegt
Dank, Ton. Als grammatica’s woorden op ‘z’n’ etc. als naamvalsvorm gaan behandelen, dan is ‘possessief’ waarschijnlijk een veel handiger term dan ‘genitief’ om de reden die jij noemt. Ik heb in dit stukje voor ‘genitief’ gekozen vanwege het publiek: het is een van de klassieke naamvalsnamen die iedereen van school nog wel kent.
Mient Adema zegt
Terwijl het toch allemaal nogal specialistisch oogde. 🙂
Nee, hoe je het noemt lijkt me secundair; het gaat erom dat we het waarom van de taaluiting kunnen traceren en dat is voor het verschijnsel “Jan z’n fiets” wat lastig doordat je je kunt afvragen of dit 2 of 3 woorden zijn en of je dat redekundig of taalkundig beoordeelt. Voorlopig beschouw ik het verschijnsel nog steeds als hulpje bij ons expressievermogen, want met de omschrijving met “van” of de uitgangs-s ben je van het hele probleem af. En het zal wat moeite kosten afwijkingen van het normale in taalwetten te vangen (alhoewel dit soort uitdrukkingen inmiddels de norm lijken te worden). Leuk om te doen, vooral als je leek bent. En om erover te lezen.
Sarah zegt
Ik heb me hier al het hoofd over gebroken sinds het vorige stukje, maar ik mis de taalkundige achtergrond om goed aan te voelen wat een naamval nu eigenlijk is. Als VL taalgebruiker kan ik echter wel melden:
ik gebruik dagelijks de constructie persoon + volle vorm van het bezitteijke naamwoord + object. Oneindig veel vaker dan de afgekorte vorm.
Ik heb er niet speciaal op gelet, maar ik maak me sterk dat ik echt niet de enige ben, en dat iets als ‘de studenten hun voorkennis’ prima NL is in veler ogen (hopelijk is die oude genitief nog correct vervoegd!).
Geen idee of dat je theorie meer/minder gewicht geeft wel.
Jos Houtsma zegt
Mag ik nog bijdragen:
“Bijna al Jan zijn fietsen.” “Bijna al wiens fietsen?”
Yannick Anné zegt
Bedankt, Henk Wolf, voor de reactie. Constructies zoals het duitse “des hertzogen von burguns sun” waren mij niet bekend, in tegenstelling tot de Engelse constructies die je aanhaalt. Zij bieden inderdaad parallellen voor de hypothese dat de ‘z’n’-constructie een genitiefconstructie (of possessiefconstructie, what’s in a name) geworden is. Je zou het Hoogduitse voorbeeld immers makkelijk als “de hertog van Bourgondië z’n zoon” kunnen vertalen.
Ik heb intussen het boek van Ulrike Demske (Merkmale und Relationen – De Gruyter: Berlin-New York, 2001; bedankt voor de tip) er even bij genomen, en op blz. 246 (waar het voorbeeld dat je aanhaalt, vandaan komt) schrijft ze: “Eine charakteristische Eigenschaft des pränominalen Genitivs im Gegenwartsenglischen ist dabei die Position des s-Suffixes: Anders als ein Flexionssuffix erscheint das Suffix nicht kopf- sondern phrasenfinal.” ‘Phrasenfinal’ lijkt mij inderdaad een goede term om de ‘hun’ in een geval zoals “de kinderen uit de buurt hun fiets” te beschrijven.
Zoals ook zij doet, zou ik misschien niet ontkennen dat de ‘z’n’-constructie een soort genitief- of possessiefconstructie is (of een ‘pränominales Genitiv’, zoals zij het noemt), maar – en dit is wel belangrijk – de vraag is of je die ‘z’n’ (‘d’r’, ‘hun’…) als een uitgang kunt beschouwen. De eind-s daarentegen is wel degelijk een echte uitgang, die alleen ‘kopffinal’ voorkomt. Misschien is het spijkers op laag water zoeken, maar een verschil is er wel degelijk.
De discussie gaat uiteindelijk over de vraag of je een ‘phrasenfinal’ geval zoals de Engelse eind-s nog als een naamval beschouwt of niet. Daarover zijn al boeken vol geschreven, en ik heb er ook geen overtuigde mening over, maar ik wilde het toch even aanhalen.