Door Roland de Bonth
Appendicitis, artritis, bronchitis en hepatitis. Zelfs al zou je niet precies weten wat er onder deze aandoeningen wordt verstaan, dan nog kun je een uitspraak doen over de aard van die ziektes. Het achtervoegsel –itis maakt namelijk duidelijk dat er sprake is van een ontsteking van het orgaan of lichaamsdeel dat het grondwoord noemt. Zo is appendicitis een ‘ontsteking van de appendix’ – in het dagelijks taalgebruik beter bekend als ‘blindedarmontsteking’ –, artritis ‘gewrichtsontsteking’, bronchitis, ‘een ontsteking van de bronchiën, kleine vertakkingen van de longen’ en hepatitis – ook wel geelzucht genoemd – ‘een ontsteking van de lever’.
Veelvuldig in het nieuws de afgelopen maanden was de term meningitis. Deze ‘ontsteking van het hersenvlies’ kan veroorzaakt worden door de meningokokbacterie. Om deze ernstige ziekte te voorkomen besloot de politiek om zowel voor kinderen van 14 maanden als voor tieners van 14 jaar een combinatievaccin tegen meningokokken typen A, C, W en Y in het Rijksvaccinatieprogramma te laten opnemen.
Meningnietes
Het suffix –itis wordt echter niet alleen gebruikt om daadwerkelijke ziektes aan te duiden, maar ook om te verwijzen naar denkbeeldige ziektes. Een mooi voorbeeld daarvan vormt het in vorm en uitspraak sterk op meningitis gelijkende woord meningnietes. Aan deze door Kees van Kooten en Wim de Bie gemunte ‘medische’ term werd op 26 februari 1989 aandacht besteed in hun satirische tv-programma Keek op de Week. Nadat ‘meningnietes-specialist’ dr. A.M.J. Jas, een rol van Wim de Bie, de kenmerken van de ziekte had besproken, werd daarna aan de hand van beelden uit het leven van meningnietes-patiënten H. van Dorp en P. Sluiks getoond hoe ingrijpend het niet hebben van een mening is. (De aflevering is hier terug te vinden; het item over meningnietes loopt vanaf 16’38’’.)
Hoewel in de introductie van dit nieuwsitem nadrukkelijk wordt gesproken van een ziekte, hebben Van Kooten en De Bie er niet voor gekozen dit tot uitdrukking te brengen in de spelling van het woord. Zij schrijven meningnietes in plaats van meningnitis. Daar is veel voor te zeggen. De schrijfwijze met het achtervoegsel –itis zou het woord onvoldoende onderscheiden van de geneeskundige term voor hersenvliesontsteking, meningitis. Bovendien benadrukt de spelling meningnietes dat een patiënt met deze ziekte niet een mening heeft. Wat bij hun keuze vermoedelijk ook een rol zal hebben gespeeld, is dat nietes het antoniem is van welles, twee woorden die bij uitstek gebezigd worden door personen die diametraal tegenover elkaar staan en dus juist wél een mening hebben.
Keek op de Week was eind jaren tachtig spraakmakende televisie. Op maandagochtend werd het programma tijdens de koffiepauze – althans in zekere kringen – steevast besproken, een beetje zoals tegenwoordig Zondag met Lubach. Daags na de uitzending – op 27 februari 1989 – verscheen het woord dan ook al in een column in NRC Handelsblad en twee dagen later betoogden ruim zeshonderd studenten tegen de gedwongen sluiting van de Groninger lerarenopleiding van de Noordelijke Hogeschool. Voorzien van spandoeken met leuzen als ‘College van Bestuur meningnietes’ trokken zij per trein van Groningen naar Leeuwarden om aan de voorzitter van het College van Bestuur een standpuntsbepaling te eisen (Leeuwarder courant, 28 februari 1989).
Wanneer het woord jaren later in NRC Handelsblad van 25 maart 2003 verschijnt, heeft de spelling ervan een kleine wijziging ondergaan. Volgens sociaal psycholoog Diederik Stapel lijden veel Nederlanders met betrekking tot de dan woedende oorlog in Irak aan – de spelling is van journalist Jutta Chorus – meningnieitis. Daaronder verstond Stapel dat Nederlanders zelf geen standpunt innemen maar zich wel in elk ander standpunt kunnen inleven.
Hollanditis
In hetzelfde artikel wordt meningnietis het tegenovergestelde van Hollanditis genoemd. Met deze term bedoelt men het brede verzet tegen plaatsing van kruisraketten door Amerikanen in de eerste helft van de jaren tachtig. Het woord kwam uit de koker van de onlangs overleden Pools-Amerikaanse historicus Walter Laqueur, die in augustus 1981 een artikel publiceerde met de titel ‘Hollanditis: A New Stage in European Neutralism’. Door de recente aankondiging van de Verenigde Staten om het in 1987 ondertekende INF-ontwapeningsverdrag met Rusland op te zeggen refereren journalisten de afgelopen weken geregeld aan zowel het woord als het begrip Hollanditis.
Bibberitis
Ondanks de Hollanditis wilde het toenmalige kabinet zich houden aan de uitvoering van het NAVO-besluit om in vijf West-Europese landen, waaronder Nederland, kruisraketten te plaatsen. Volgens Ger Vaders, hoofdredacteur van het Nieuwsblad van het Noorden, toonde deze houding van de Haagse bewindvoerders aan dat Nederland niet alleen leed aan de ‘Hollandse ziekte’ maar ook aan de bibberitis: ‘’We doen het plotseling in de broek, nu, anno 1981’’, schreef hij op 22 oktober 1981.
In de daaropvolgende jaren komen we dat woord in dagbladen voornamelijk tegen in de sportkaternen. Het drukt dan een (plotseling opkomende) verlammende angst uit, die sporters ervan weerhoudt een goede prestatie neer te zetten. Tegenwoordig wordt bibberitis ook gebruikt om echte lichamelijke klachten aan te duiden als trillen – bijvoorbeeld bij het schrijven – en rillen (‘’Lekker dan, in bed met koorts, spierpijn en de bibberitis’’, tweet van 3 november 2010).
Telefonitis
Doorgaans drukt het suffix –itis op sarcastische wijze aan dat er een overvloed is aan het grondwoord. Zo sprak het weekblad Opzij in januari 1998 over het woord telefonitis, een schertsende aanduiding voor het ‘voortdurend aan de telefoon hangen’. Maar dat is niet de oudst bekende betekenis van het woord. In het Bataviaasch Nieuwsblad van 19 juni 1915 beschrijft een journalist dat zijn collega’s op de redactie die aan deze ‘’hoogst-moderne’’ ziekte lijden, allen een ‘’overprikkeld zenuwgestel” hebben en bovendien telkens ‘’een doodschrik door[maken] bij het overgaan van de telefoonbel’’. Weer een andere betekenis lezen we in de Indische Courant van 7 oktober 1933. De baas van Toko Ban Sin die daarin ten tonele wordt gevoerd, heeft een broertje dood aan het ontvangen van importeurs en ook vindt hij het niet prettig zijn toko te verlaten. Het hebben van een telefoon maakt hem dit mogelijk. Zou de verslaggever in dit verband over telefonitis spreken, omdat hij het niet goedkeurt dat deze eigenaar zich zo terugtrekt?
Selfitis
Telefoneren is tegenwoordig niet het eerste waar je aan denkt bij een mobiele telefoon. Het grootste deel van de tijd brengen mensen daarop door met het opzoeken van informatie, het lezen van neerlandistiek.nl, het beluisteren van muziek, het bekijken van filmpjes of het versturen van berichten. Daarnaast wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met de ingebouwde camera selfies te maken. Sommige gebruikers zijn daar zo in doorgeslagen dat zij een ziekelijke neiging hebben ontwikkeld om voortdurend selfies te maken: zij lijden aan selfitis, een woord dat volgens het Algemeen Nederlands Woordenboek in 2014 voor het eerst opgetekend is in het Nederlands.
Reglementitis
Een woord dat met name in Vlaanderen voorkomt, is reglementitis. Met dit woord – dat volgens de onlangs gelanceerde website Nederlab al vanaf 1996 voorkomt – uit men zijn ongenoegen over het overdreven hanteren van regels en reglementen. Een mooi voorbeeld van reglementitis wordt besproken in de Gazet van Antwerpen van 21 december 2013. Leerlingen werden drie tot vier dagen voor het officiële begin van de kerstvakantie al naar huis gestuurd, omdat hun leraren drie tot vier dagen nodig hadden om elke leerling uitgebreid te bespreken en de uitkomsten daarvan schriftelijk vast te leggen.
Regulitis
Min of meer synoniem aan het vorige begrip is het wederom vooral in Vlaanderen gangbare woord regulitis. Die neiging van de Belgische overheid om regels en procedures zo precies mogelijk vast te leggen, heeft een averechts effect. Door deze regeldruk voelt men zich juist aan handen en voeten gebonden. Niet voor niets bracht de Belgische zorgorganisatie De Ambrassade in 2014 daarom een brochure uit onder de titel Regulitis. Met het boekje wilden de samenstellers de beleidsmakers wijzen op de drempels die het jeugdorganisaties moeilijk maakt hun kerntaken uit te voeren.
Vergaderitis
Af en toe realiseren ambtenaren zich dat ze lijden aan een ziekte en dat ze daar wat tegen moeten doen. De gemeente Dronten bijvoorbeeld probeerde de neiging om voortdurend en inefficiënt bij elkaar te komen een halt toe te roepen door het boekje Recepten tegen vergaderitis uit te geven. Of Dronten hiermee daadwerkelijk een medicijn heeft ontwikkeld tegen deze ziekte, zoals het Reformatorisch dagblad op 11 mei 2001 kopte, is natuurlijk zeer de vraag. Hoewel mensen enerzijds hoofdpijn krijgen van vergaderen en het nodeloos veel tijd – en dus geld – kost, verschaft het anderzijds ook aanzien. Hoe hoger de functie, des te vaker zal iemand aan de vergadertafel plaatsnemen.
Volgens socioloog Wilbert de Vree, die in 1994 promoveerde op het proefschrift Nederland als vergaderland; opkomst en verbreiding van een vergaderregime, liggen de wortels van de Nederlandse vergadercultuur in de Gouden Eeuw. Het woord vergaderitis daarentegen is van veel recenter datum. De oudste bewijsplaats in Delpher is 20 juli 1941. Toen verscheen in dagblad De Tijd de column ‘Vergaderitis’, waarin de anonieme schrijver op ironische wijze een beeld schetst van de gebruikelijke gang van zaken tijdens jaarvergaderingen van bedrijven.
Integritis
Het woord integritis is voor het eerst in 2015 geattesteerd. Wie aan deze denkbeeldige ziekte lijdt heeft ‘de neiging om anderen niet integer te vinden; neiging om iemand te beschuldigen van een gebrek aan integriteit’. Met name in een politieke of bestuurlijke context – en vooral in Nederland – zul je dit neologisme tegenkomen, aldus het Algemeen Nederlands Woordenboek.
Aanstelleritis
Een nog oudere vorm van een denkbeeldige ziekte – en nu eens niet gerelateerd aan ambtenaren en bedrijven – is aanstelleritis. Al op 11 mei 1935 gebruikte Kees van Bruggen het in het Algemeen Handelsblad met betrekking tot kruiers: ‘’Hun afwachtende, ontevreden, haast bij voorbaat norsche houding zou dan geen aanstelleritis zijn om ons fooien af te persen.’’ En in een kort verhaal van R. de Ruyter-van der Feer, dat eind jaren dertig in verschillende dagbladen verscheen, wordt over een van de hoofdpersonages gezegd dat zij al jaren leed aan ‘’chronische aanstelleritis’’. Problematisch was dat echter niet: de aanstelleritis zou spoedig overgaan als deze Kitty een baby zou krijgen…
Kolderitis
Omdat Delpher een bijzonder omvangrijk corpus is van boeken, kranten tijdschriften en radiobulletins, mag het opmerkelijk heten dat het woord kolderitis slechts eenmaal voorkomt. Het is te vinden in een Volkskrantartikel van 10 augustus 1992. Er wordt gezegd dat de ziekte kolderitis ‘’een van de beroerdste bijverschijnselen’’ is van de Olympische Spelen die dat jaar in Barcelona plaatsvonden. (Helaas is bij het digitaliseren van deze krantenpagina een gedeelte van de tekst weggevallen, zodat niet nauwkeurig te achterhalen is wat de betreffende journalist ermee bedoelde.)
Kolderitis is ook de naam van een spel dat Jumbo in 1990 op de markt heeft gebracht. Bij dit bordspel moeten spelers ‘meester Kolder’ naar gelang van het aantal gegooide ogen van twee dobbelstenen over het speelbord verplaatsen. Het lichaamsdeel waar meester Kolder op landt, moet de speler die aan de beurt is aanraken. Bemoeilijkende factor is dat die speler dat ook moet doen voor alle andere lichaamsdelen die hij of zij tot dan toe verzameld heeft. Dat geeft uiteraard aanleiding tot veel hilariteit. Niet voor niets prijst Jumbo het spel aan met de slogan: ‘’Je ligt in een deuk en je lacht je een breuk’’.
De oudste door mij op internet gevonden bewijsplaats van het woord kolderitis stamt uit 1983. Gerard Boerssen schreef in dat jaar het lied Boeskool Kolderitis. Boeskool is een wijdverbreide dialectbenaming voor wittekool maar gezien de herkomst van de componist van het lied wordt in de titel vermoedelijk verwezen naar Oldenzaal, dat in carnavalstijd bekend staat als de boeskoolstad.
Woordvorming
Appendicitis, artritis, bronchitis en hepatitis. Benamingen voor ontstekingen in het menselijk lichaam worden doorgaans gevormd door het suffix –itis te plaatsen achter het zelfstandig naamwoord dat het ontstoken deel van het lichaam aangeeft. In een enkel geval volgt de uitgang –itis op de achternaam van de onderzoeker naar wie dat deel is genoemd. Zo spreekt men van cowperitis als de glandulae Cowperi oftewel de ‘Cowperse klier’ ontstoken is. Dit eponiem vindt zijn oorsprong in de naam van de Engelse anatoom William Cowper (1666-1709).
Binnen de medische wereld is het grondwoord van afleidingen op –itis – voor zover mij bekend – altijd een zelfstandig naamwoord. Bij benamingen voor niet-fysieke ziektes treffen we ook ander woordvormingsprocédés aan. Doorgaans ligt er een werkwoord(stam) aan ten grondslag: aanstelleritis, bibberitis, regulitis, vergaderitis.
Afleidingen met –itis om denkbeeldige ziektes aan te duiden vormen een bescheiden groep. Sporadisch wordt er een nieuw woord aan deze categorie toegevoegd. Wanneer dat gebeurt, is er altijd sprake van wat de Algemene Nederlandse Spraakkunst een ‘opzettelijke nieuwvorming’ noemt. Dergelijke neologismen komen we volgens deze grammatica dan ook vooral tegen bij copywriters van reclameteksten, bij cabaretiers en bij columnisten van kranten of weekbladen.
Zo is journalist Carolien Roelants de bedenker van het woord verdronkenkalfitis, dat mij opviel in een column van haar in NRC Handelsblad van 15 oktober 2018 en dat de aanleiding vormde voor het schrijven van deze bijdrage. Naar aanleiding van de verdwijning van Jamal Khashoggi en de vermeende rol daarbij van kroonprins Mohammad bin Salman schreef zij:
‘’Die leuke jonge kroonprins die toch niet zo leuk blijkt, had alle reden ervan uit te gaan dat hij zich alles kon permitteren. In een epidemie van verdronkenkalfitis hebben nu verscheidene prominenten, onder wie Neelie Kores, hun functies bij grote projecten van de kroonprins opgeschort. VS en Groot-Brittannië dreigen geen ministers te sturen naar ‘Davos in de woestijn’, een grote investeringsconferentie.’’
Het was niet de eerste keer dat zij het woord gebruikte, in dezelfde krant schreef zij op 18 april 2017 ook al over deze ziekte. Het is evenmin de eerste keer dat dit vreemde neologisme onder de aandacht wordt gebracht. De Groningse taalkundige Jack Hoeksema signaleerde het woord anderhalf jaar geleden al in zijn online-rubriek ‘Nieuwe woorden en woorden in het nieuws’.
Morfologisch gezien is verdronkenkalfitis een geval apart. Er gaat namelijk geen werkwoord(stam) aan de uitgang –itis vooraf, maar een wat Hoeksema ‘’ingedikt spreekwoord’’ noemt. En het bijzondere is dat een lezer toch zonder problemen weet wat er met verdronkenkalfitis wordt bedoeld. De woordgroep ‘verdronken kalf’ brengt immers onmiddellijk de associatie met het spreekwoord ‘Als het kalf verdronken is, dempt men de put’ teweeg. Het woord kan dan ook niets anders betekenen dat men – zoals gebruikelijk – pas in actie komt als het feitelijk te laat is. Problematisch wordt het begrip van dergelijke nieuwvormingen pas als men de spreekwoorden die de basis ervoor vormen, niet meer (her)kent.
Tot besluit
Het Nederlands telt een handjevol woorden die afgeleid zijn met behulp van het achtervoegsel –itis én die geen fysieke ontsteking in het lichaam maar een denkbeeldige ziekte aanduiden. Sommige zijn al (bijna) een eeuw oud, andere zijn van jonger datum en een enkeling bestaat pas een jaar of twee. Hoogfrequent kun je deze woorden niet noemen. De weg naar woordenboeken hebben ze dan ook amper gevonden. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal kent wel het suffix –itis als ‘laatste bestanddeel in internationale medische namen van ziekten en aandoeningen’ maar de hier besproken betekenis van het achtervoegsel ontbreekt in het artikel uit 2001. Het Algemeen Nederlands Woordenboek herbergt drie voorbeelden (aanstelleritis, integritis en selfitis), terwijl het Etymologisch Woordenboek alleen Hollanditis als lemma heeft.
Ik ben gefascineerd geraakt door deze bijzondere groep afleidingen op –itis. De lancering van Nederlab op vrijdag 26 oktober kan bij onderzoek naar deze woorden vast goede diensten bewijzen, maar daarvoor moet ik eerst vertrouwd raken met de zoekmogelijkheden van deze imposante zoekmachine. Tot die tijd doet iedereen die bekend is met andere fictieve ziektes op –itis, oudere vindplaatsen weet of namen kent van bedenkers van de in dit artikel besproken woorden, mij een groot plezier die informatie naar mij toe sturen (r.de.bonth@hotmail.com): ik lijd namelijk aan verzamelitis.
Geraadpleegde bronnen
- Algemeen Nederlands Woordenboek [http://anw.ivdnt.org/search]
- Algemene Nederlandse Spraakkunst, deel 1, blz. 591-594.
- Delpher [www.delpher.nl]
- Nederlab [https://www.nederlab.nl/onderzoeksportaal/?action=verkennen]
- Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/
- Woordenboek der Nederlandsche Taal [http://gtb.inl.nl/search/]
jgmnieuwkampHans Nieuwkamp zegt
In de wetenschap kom ik vaak de ziekte “Parametritis” tegen: als men iets niet goed weet te beschrijven, of wat ingewikkeld wil doen, of juist iets wil vereenvoudigen, gooit men er een parameter tegenaan. Bekende parameters zijn: een “lichtjaar” ,”Mach”, “een decade”, “een eeuw”.
Henk Smout zegt
Walter Laqueur werd in 1921 te Breslau als joodse Duitser geboren.