Door Marc van Oostendorp
Gisterenavond was ik in een sentimentele bui en ook nog eens alleen thuis, dus toen dacht ik aan vrienden uit de jaren negentig. Een van hen herinnerde ik me omdat ze dingen zei als “Nee, jouw gezicht zetten ze op een postzegel” en vooral “Nee, jij trekt volle zalen”. Het waren uitdrukkingen op momenten dat iemand een ander aan het kritiseren was.
“Nee, jij trekt volle zalen!” Zou er nog iemand zijn die dat weleens zegt? Je kunt dat op verschillende manieren onderzoeken die in de jaren negentig zelf nog volkomen onbereikbaar waren als je eens een nostalgische avond thuis had. Je kunt het bijvoorbeeld op Twitter gooien, zodat meteen bleek dat allerlei mensen het nog steeds gebruiken:
Ik heb ‘m onlangs nog tegen mijn puberzoon gebruikt, die er hartelijk om moest lachen. Wat betekent dat-ie’m niet kende. Misschien is se uitdrukking dan wel toe aan palliatieve sedatie.
— André (@andre_de_pandre) 8 november 2018
Ken hem ook uit mijn middelbareschooltijd: ‘nee, jij trekt volle zalen.’ ‘Ja, met twee handen tegelijk!’
— Kyra de Kruif (@KyraKaa) 8 november 2018
Een hoogst enkele keer, maar ironisch-ironisch. Heeft wel een langere levensduur dan ‘in je broekje’ gehad.
— H.M. van den Brink (@hmvandenbrink) 8 november 2018
Mijn vrouw zegt dit vrij vaak
— Philippe Remarque (@PhRemarque) 8 november 2018
Over het algemeen leek het erop dat mensen die het gebruikten dat al een tijdje doen. Misschien gaat het zo: er waait een tijdje een mode over en na verloop van tijd hebben de modieuzen er genoeg van, maar bij een enkeling blijft het hangen.
De opvallendste reactie kwam van Roland Giphart:
Ik matig me de veronderstelling aan dat ik de eerste ben die de uitdrukking in een boek heeft gebruikt. In Phileine zegt sorry zegt de hoofpersone: “Nee, jij trekt volle zalen, humorloze zak vla.”
— Ronald Giphart (@ronaldgiphart) 8 november 2018
Toen trad het tweede stadium in, namelijk dat van het onderzoek. Via Delpher of Google Books blijken er inderdaad geen eerdere bronnen te vinden te zijn dan het boek van Giphart (1996). Wat daarbij ook opvalt: dat je in boeken uit die tijd vrij goed kunt zoeken, maar niet in het web van die dagen. Dat lijkt allemaal verdwenen; althans, er is wel The Wayback Machine, maar daar valt zoiets als dit niet in te zoeken. Via Google is de eerste vindplaats een boekverslag van een scholier uit 2000, van het boek van Giphart.
Giphart zelf zei dat hij het boek kende uit de tijd dat hij bij Joop van den Ende werkte:
Medio 1996. Joop was een erg goede werkgever. Het was wel enorm buffelen. Op mijn eerste dag zei iemand: “Voor je vrienden heb je nu geen tijd meer, die moet je weg doen. Familieleden moet je daarentegen koesteren, want die moeten je opvangen als je wordt ontslagen.”
— Ronald Giphart (@ronaldgiphart) 9 november 2018
(Naar mijn idee is dat de sfeer van de jaren negentig samengevat in één tweet.)
De fact checker Enith Vlooswijk kwam ook nog met de suggestie dat het kwam uit een conference van Theo Maassen uit de jaren 90, maar ik weet vooralsnog geen manier om dat efficient te controleren. (Ik bedoel, ik vind de kwestie best interessant, maar nu ook weer niet zo dat ik er dagen speurwerk aan wil wijden.) Misschien weet een van de lezers van dit blog meer? De wiskundige Ionica Smeets beweerde dan weer dat haar moeder (zo gaat dat op Twitter) de uitdrukking misschien van de cabaretier Bert Visscher had overgenomen.
Het lijkt mij dus iets dat uit de jaren negentig stamt en dat vooral nog door mensen wordt gebruikt die in die tijd opgroeiden of hun taal ontwikkelden. Curieus is dan weer dat een van onze taalgevoeligste tijdgenoten er anders over denkt:
Werd daarstraks geretweet door @Zezunja, vandaar. Zelf associeer ik het meer met de jaren 10.
— Jan Kuitenbrouwer (@kuitenbrouwer) 8 november 2018
Ik vind dat je de observaties van Kuitenbrouwer altijd serieus moet nemen, en het is makkelijk aan te tonen dat de uitdrukking nog volop wordt gebruikt, zij het niet in de kringen waarin ik toevallig verkeer. Maar ik vermoed dat de uitdrukking al heel lang aan populariteit aan het inboeten is; dat hij nog wel even zal blijven bestaan, maar dat hij verdwijnt als mijn generatie (die van Ronald Giphart) uitsterft.
(Dankzij Twitter heb ik nu trouwens ook nog drie varianten van de uitdrukking gevonden: “Nee, jouw ballen hangen waterpas” (van Wouter Steenbeek), “Nee, van jou maken ze posters!” (van Barbara Zwijsen), “Nee, van jou maken ze geurstickers!’ (van Bob Dijkgraaf).
Henk Wolf zegt
Mijn vrouw gebruikt op deze manier vaak: ‘Nee, jij bent leuk’. Zij is in mijn omgeving de enige bij wie dit type uitspraak me weleens is opgevallen.
Marcel Plaatsman zegt
Ik heb de uitdrukking zelf voor het eerst gehoord in een reclame van Jägermeister. Dat was er eentje uit een reeks spotjes met twee pratende hertenhoofden aan de muur van ’n café. Het bewuste filmpje kan ik niet terugvinden op YouTube, wel een ander, waarin te horen is dat één van de stemmen die van Kees Prins is. Misschien kun je hem benaderen. Het zou natuurlijk goed kunnen dat de uitdrukking door deze reclame snel een groter publiek bereikte.