Door Ton Harmsen
Een boek zonder fouten bestaat niet – en aan gedrukte fouten valt ook niets meer te verhelpen. Wie op het internet publiceert kan zijn fouten verbeteren en nieuwe informatie toevoegen. Zo verdwijnen de gênante spel- en grammaticafouten die het plezier voor de welopgevoede lezer vergallen. Als auteur van een gedrukt boek heb je het productieproces niet altijd goed onder controle, het zetduiveltje kan dan ongestoord zijn gang gaan. Vondel zal geregeld gemopperd hebben op zatte zetters en dronken drukkers, en het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zelf een oogje in het zeil hield als het om spannend drukwerk ging. Bij zijn tragedie Maria Stuart, waarin de protestante Elisabeth van Engeland de katholieke Maria van Schotland laat onthoofden, realiseerde hij zich heel goed dat hij de grenzen van de religieuze tolerantie ruimschoots overschreed. Omdat hij kon voorzien dat de calvinisten spinnijdig zouden zijn is het niet verbazingwekkend dat hij persoonlijk naar de drukkerij van Dominicus van der Stichel ging om de drukproef te corrigeren. Maar we zullen zien dat dat niet was om de calvinisten naar de mond te praten.
Vondel aan het werk
Maria Stuart was aan haar stand verplicht – in de ogen van Vondel was zij immers een heilige – ons een aardig wonder te laten zien, en zo geschiedde: de door Vondel eigenhandig verbeterde drukproef is bewaard gebleven. Het beduimelde boekje ligt sinds 1912 in het Vondelmuseum in de UB van Amsterdam. Het is ontroerend dat je in de kantlijn van een aantal katernen de correcties van Vondel kan zien, niet alleen onbeduidende zetfouten maar ook substantiële ingrepen in de tekst. Vondel heeft veel gecorrigeerd, maar hij zag niet alles. Op de titelpagina gaat het al mis: waar de zetter ‘DRUCRERYE’ had gezet schreef Vondel een kloeke K in de kantlijn; maar met het jaartal ‘MVCXLVI’ triomfeert het zetduiveltje. De drukproef is niet compleet: de laatste tien bladzijden, dus een folium en een katern ontbreken eraan. Ook bevatten niet alle bladen correcties, kennelijk zijn enkele katernen reeds gecorrigeerd.
Exact honderd jaar geleden heeft J.F.M. Sterck deze drukproef uitvoerig behandeld in zijn Oorkonden over Vondel en zijn kring (1918). Hij toont aan dat het Vondels eigen handschrift is, niet alleen omdat we zijn handschrift goed kennen: Het stockske van Oldenbarnevelt, de Heroidesvertaling en andere. Ook het Tasso-handschrift dat een paar jaar eerder door Willem de Vreese in Sint-Petersburg was ontdekt had Sterck al ingezien, hij geeft in de Oorkonden een reproductie van de eerste pagina. Maar vooral bewijst Sterck de autenticiteit van de drukproeven door te tonen dat enkele veranderingen inhoudelijke verbeteringen zijn, die niemand anders dan de auteur zelf zou kunnen en mogen aanbrengen.
Dol op woordspelletjes als hij is heeft Vondel een anagram van Maria Stuarta gescrabbled: matura arista, rijpe korenaar. Het ziet er in de drukproef op fol. A4v zo uit:
Incomparabilis Heroïnae
ANAGRAMMA.
MARIA STUARTA erat MATURA ARISTA.
Iets anders kan je er niet van maken, en dat wil je ook niet, want precies dit anagram geeft een ongelofelijk toepasselijk beeld. Maria Stuart als rijpe korenaar: zoals de rijpe korenaar door de maaier wordt weggevaagd, zo is zij door haar rivale, de protestante Engelse koningin Elisabeth onthalsd. Meer had Vondel niet nodig om geïnspireerd te zijn tot het grafschrift dat hij eronder schreef:
EPITAPHIUM.
Vivificante Fide MATURA resurget ARISTA.
. Secta hominis, JESU lecta, STUARTA, manu.
(‘Door het levenwekkende geloof groeit een rijpe korenaar: Stuarta; door de hand van een mens is zij afgesneden, door de hand van Jezus uitverkoren.’)
Sterck noemt het waarschijnlijk dat Vondel dit Latijnse distichon zelf heeft gemaakt; met zijn kennis van het Latijn, en in het bijzonder van de katholieke terminologie is hij daar zeker toe in staat. Tijdens het corrigeren van de drukproef brengt hij in deze tekst nog een ingrijpende redactiewijziging aan zoals je alleen maar doet in je eigen tekst. Vondel doet er een flinke schep bovenop: de tegenstelling mens-god, die in het gedichtje gemaakt wordt, vindt hij niet genoeg; hij verandert door de mensenhand (manu hominis) in door de haat (odio). En passant geeft hij de matura arista Stuarta meer accent door het klein-kapitaal in hoofdletters te veranderen.
De definitieve versie wordt dan:
Vivificante Fide MATURA resurget ARISTA.
. Secta odio, JESU lecta, STUARTA, manu.
Daarmee stelt hij Elisabeth voor als het prototype van de haat; een moedige verandering, waarmee hij de calvinisten uitdaagde. Het vervolg is bekend: Vondel werd aangeklaagd en veroordeeld tot een fikse geldboete.
Ik vermoed dat dit beeld van de ‘arista secta odio’ Vondel tijdens het corrigeren van het treurspel heeft geïnspireerd tot de verandering van een woord aan het eind van het tweede bedrijf. In de drukproef staat op de achterzijde van het derde blad van het vierde katern, dus op folium D3v de volgende verwijtende verzuchting van Maria Stuart:
. Wat wonder is het dan, zoo weder een verwoede
. ’t Getal der Koningen van Engelantsche bloede
. Vermeere met mijn lijck? ’t is Engelants manier:
. Dat schatte noit het bloet der Koningen zoo dier,
. Of plengde ’t milt, en knotte, als met een dolle zeissen,
. De telgen van den stam, die recht hadde iet te eischen,
. Te vorderen, uit kracht van tijtel, op dees kroon.
. De Koningh Rijckaert wert met zulck een’ haet en hoon
. Bejegent, en getrapt, om hem zijn recht t’ontwringen.
. (Maria Stuart, 1646, vs. 687-695)
Even terzijde: Vondel bedoelt hier naar mijn idee King Richard III, de laatste Plantagenet-koning die in 1485 in de val liep die Henry Tudor voor hem zette. Shakespeare geeft een heel ander beeld van deze Richard, maar Vondel las geen Shakespeare. De WB-editie verwijst naar Richard van York, de aanstichter van de Rozenoorlog die in 1460 ter dood werd gebracht; het is dan vreemd dat Vondel hem de titel koning geeft, waar hij aanspraak op maakte, maar die hij nooit verworven heeft.
Terug naar onze drukproef: naast twee kleine correcties (‘van Engelantsche bloede’ wordt ‘van Engelantschen bloede’ en ‘Koningh Rijckaert’ verliest de ‘h’ achter zijn titel) brengt Vondel hier ook een opvallende verandering aan: de zeis die in vs. 691 gebruikt werd voor het knotten van de telgen van het koninklijk geslacht zet hij nu aan het maaien. Het beeld van de rijpe korenaar, dat hem pas was ingevallen toen hij het anagram maakte – blijkbaar nadat hij het tweede bedrijf al voltooid had – brengt hem op dit idee: de rivaliserende koninklijke telgen worden in Engeland weggemaaid als rijpe korenaren.
Het lijkt alsof Vondel deze ingreep meteen mondeling aan de zetter heeft doorgegeven, want in de drukproef is alleen de eerste letter zichtbaar. Het blijkt nu dat Vondel geen drukwerk controleerde dat tot katernen gevouwen was, maar losse vellen. De acht bladzijden van het D-katern lagen voor hem op tafel, vier op de schoonzijde en vier op de weerzijde. Als je een vel papier tweemaal vouwt heb je acht pagina’s waarvan 1, 8, 4 en 5 op de schoonzijde staan en 2, 7, 6 en 3 op de weerzijde. Omdat Vondel een te brede aantekening maakt in de rechtermarge van p. 6, de achterzijde van het derde blad, zien we die doorlopen in de linkermarge van p. 3, dat is de voorzijde van het tweede blad. Dus we moeten verder lezen op fol. D2r:
In de definitieve druk staat inderdaad:
. Of plengde ’t milt, en maeide, als met een dolle zeissen,
. De telgen van den stam, die recht hadde iet te eischen,
Wat Vondel eerst schreef, dat de telgen worden geknot, is op zich niet onjuist. Maar nu heeft hij een veel mooier beeld scherp voor ogen, dankzij het anagram.
Het artikel van Sterck is te vinden in zijn Oorkonden over Vondel en zijn kring, p. 220-235; ook bij de DBNL. Vondels eigen hand is op de website van de opleiding Nederlands in Leiden te zien in Het stockske van Oldenbarnevelt. Over Maria Stuart, te vinden bij Ceneton, schreef ik eerder in neerlandistiek.nl. Een facsimile van de drukproef is eveneens bij Ceneton te vinden.
Rob Alberts zegt
Ik ben betrokken geweest bij het maken van het jubileumboek Lagere Tuinbouwschool Linnaeus 1867-1997.
Een leuk proces om eens mee te maken.
Tussen het versturen van de printversie naar de drukker is er iets mis gegaan. De complete eerste druk heb ik nooit mogen zien. Wel kreeg ik de mededeling dat er iets was mis gegaan.
Het uiteindelijke boekje draag ik nog steeds een warm hart toe.
Dat een nieuwe directeur de complete achtergebleven voorraad in de afvalcontainer heeft gegooid doet mij nog steeds pijn.
Nieuwe bezems horen schoon te vegen.
Maar wel met respect voor het verleden …
Nostalgische groet,
Wouter van der Land zegt
Dank voor dit stuk! De link naar de drukproef is overigens niet goed, dat moet zijn:
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/Facsimiles/VondelMSDrukproef/index.htm
Ton Harmsen zegt
Bedankt, ik heb het aangepast. Dat was het html-duiveltje.
Berthold van Maris zegt
Ik wilde even zeggen dat ik dit een geweldige column / rubriek vind. Het zeventiende-eeuwse theater en dito poezie, en dan in meertalig perspectief. Erg goed!
Ton Harmsen zegt
Dankjewel Berthold, het is bemoedigend en motiverend om dat te horen. Ook voor het hele ‘team’ dat achter Ceneton en Heinsius staat, en achter mijn column: met Paula Koning voer ik gedetailleerde discussies over ieder nieuw onderwerp, Marti Roos inspireert met haar ideeën over vermakelijke taalverschijnselen, Gerrit van Uitert verbetert onvermoeibaar alle tekstuitgaven. En er zijn tientallen collega’s, studenten en belangstellenden die transcripties of suggesties toezenden. Zonder aan crowdzaken te doen heb ik een indrukwekkende groep medewerkers die niet weten hoe dankbaar ik ze ben.