Door Marc van Oostendorp
Het eindexamenseizoen is weer begonnen! Het startschot voor de discussie wordt dit jaar afgevuurd door de Utrechtse vakdidacticus Patrick Rooijackers, in het deze week verschenen Levende Talen Magazine.
Tot mijn verrassing lijkt Rooijackers mij te zien als de spil van die discussie. Ik vind dat vererend, al lijkt het me ook niet juist. In ieder geval wordt zijn artikel regelmatig onderbroken door allerlei invectieven die op mij slaan: ik ben de ‘huisneerlandicus’ van de NRC, de ‘vaandeldrager van een klein groepje rabiate critici’, die tot overmaat van ramp ook nog eens ‘geen leesonderzoeker’ is, enzovoort.
Rooijackers heeft zijn artikel geschreven naar aanleiding van een advies van de lerarenvereniging Levende Talen over het eindexamen. Hij verwijt Levende Talen als ik het goed begrijp teveel hun oren naar mij te laten hangen: ook zij willen het eindexamen namelijk veranderen. Ik snap niet zo goed of hij nu wil dat het eindexamen helemaal niet verandert, of op een andere manier, maar hij lijkt zich vooral te storen aan het feit dat er over het onderwerp gediscussieerd wordt.
Huisneerlandicus
Waarom hij mij zo’n belangrijke plaats geeft, weet ik niet. Misschien is het een stijlfiguur. Het is een vorm van discussiëren die helaas de vakdidactiek lang bedorven heeft: mensen die kritiek hebben worden honend terzijde geschoven, afgedaan als ‘rabiaat’ en als vertegenwoordigers van een ‘klein groepje’ (overigens wordt niet duidelijk gemaakt waaruit precies blijkt dat het groepje zo klein is als het kennelijk steeds zoveel te weeg weet te brengen.)
Ook als brede lagen in de bevolking een idee steunen, kan het nog steeds een verkeerd idee zijn, maar dan moet je je argumentatie ook richten op dat verkeerde. Verwijzen naar de geringe omvang van een groep die een opinie steunt is een drogreden. Het curieuze van Rooijackers artikel is dat hij zich enerzijds keert tegen argumentatieonderwijs, en anderzijds meer van dit soort drogredenen hanteert.
Vurige wens
Een ander betreurenswaardig kenmerk van de polemische stijl die Rooijackers hanteert en die ik helaas herken uit vele decennia van discussie over dit onderwerp: anderen verwijten dat ze geen ‘leesonderzoekers’ zijn en het doen voorkomen of ze dus geen recht van spreken hebben. Docenten, neerlandici met een net andere specialisatie, betrokken ouders, leerlingen, geen van allen zijn ze leesonderzoeker, dus waar halen ze het lef vandaan zich te bemoeien met het eindexamen? Ook dit is een bekende drogreden: je beroepen op je autoriteit, zonder die autoriteit waar te maken. Rooijackers verwijst wel voortdurend naar ‘onderzoek’, maar werkt nooit uit waarom dat onderzoek eigenlijk relevant is. Het lijkt of je als ‘leesonderzoeker’ automatisch het laatste woord hebt als het om het eindexamen gaat.
Illustratief vind ik in dit kader deze bewering:
En de aanbeveling om schrijf- en leesvaardigheid in de bestaande zittíng te combineren zet de deur open om leerlingen argumentatie te laten beoordelen (een vurige wens van Van Oostendorp c.s.), terwijl het de vraag is of leerlingen dit überhaupt wel kunnen (Van den Berg & Braet, 2000; Robben & Rooijackers, 2015).
Ik ben me er niet van bewust dat het mijn ‘vurige wens’ is dat leerlingen argumentatie gaan beoordelen. Ik zou vooral graag willen dat het eindexamen inhoudelijker wordt; ik kan me voorstellen dat analyse van argumentie daarin een rol speelt. Hoe dan ook lijkt het me niet ter zake wat mijn vurige wens is wanneer je als vakdidacticus een voorstel bespreekt van collega-leraren. Mijn vurige wensen zijn niet aan de orde. Ook hier wordt dus een drogreden ingezet, of in ieder geval iets te berde gebracht dat er niet toe doet.
In het algemeen is de hoon over – in dit geval – mijn persoon, als dat ik een huisneerlandicus zou zijn en rabiaat en zo, weer een drogreden. De discussie over het eindexamen gaat niet over wat voor een malloot ik ben, maar over het eindexamen.
Zuiver argumenteren
De bewering dat uit onderzoek gebleken is dat leerlingen geen argumentatie kunnen beoordelen en dat je dit dus ook niet moet proberen, is ook anderszins kenmerkend.
Mij lijkt het absurd om te stellen dat je kunt meten dat leerlingen ‘überhaupt’ geen argumentatie kunnen beoordelen. Je kunt misschien meten dat leerlingen dat op dit moment niet goed kunnen; dat is nogal logisch, want ze worden daar niet op getraind. Je kunt lijkt mij met geen enkel experiment vaststellen dat leerlingen dat onder geen enkele omstandigheid kunnen. Ik zou ervan uit gaan dat sommige mensen wel degelijk argumenten kunnen beoordelen; en dat dit te leren valt. Geef mij een klas met vwo-leerlingen, en volgens mij kunnen ze na een half uur de drogredenen in Rooijackers stuk wel aanwijzen.
Het is natuurlijk grappig dat iemand die zich keert tegen het toetsen van argumentatie zelf zo rottig argumenteert. Het eindexamenseizoen is begonnen; ik verheug me daar altijd op, maar dit lijkt me een valse start.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Als tekst over drogredenen zou dit wel eens een klassieker kunnen worden. (Nu heb ik de tekst in Lev.Tln. niet gelezen, dus ik weet niet of Marc stromannen opvoert., maar ik denk van niet.)
Marcel Plaatsman zegt
Als je tegenstrever een romanpersonage van Voskuil was geweest, dan had er vast gestaan: “Hij voelde zich bedreigd.” Voor een discussie is dat inderdaad niet bevorderlijk, als iemand zich bedreigd voelt. Aan de andere kant, het beeld van een Nijmeegse aula vol zwaaiende toverstafjes, dat laat je niet zomaar los…
Marc van Oostendorp zegt
Voor de goede orde: ik voel me niet bedreigd. Wel denk ik dat je moet opstaan tegen dit soort intimidatie omdat hij mogelijk ook tegen anderen wordt ingezet. Juist als je zelf niet geïntimideerd bent, ben je in staat dat te doen.
Marcel Plaatsman zegt
Nee, ik doelde ook op je tegenstrever, die z’n toevlucht meende te moeten nemen tot de door jou aangehaalde drogredeneringen.
Helge Bonset zegt
Beste Marc,
Je schrijft:
‘Waarom hij (Patrick Roijackers, HB) mij zo’n belangrijke plaats geeft, weet ik niet. Misschien is het een stijlfiguur. Het is een vorm van discussiëren die helaas de vakdidactiek lang bedorven heeft: mensen die kritiek hebben worden honend terzijde geschoven’. ‘
Ik herinnerde me de volgende passages uit een bijdrage van jou aan dit tijdschrift uit 2015:
‘Illustratief is de reactie van Helge Bonset – waarschijnlijk de machtigste vakdidacticus van de afgelopen decennia en zo’n beetje de vader van het huidige curriculum Nederlands op de middelbare school – op een recente column van de Nijmeegse taalkundige Peter-Arno Coppen in het Levende Talen Magazine’ (….)
‘Ook dat vak (Nederlands, HB) is immers in de loop van de afgelopen decennia steeds meer verschraald tot het toetsen van kennis over tekstbegrip van zakelijke teksten, waarbij het voornaamste criteria is of je betrouwbaar verschillen tussen leerlingen kunt meten, niet of die leerlingen ook iets leren dat van waarde is.
Ik wil daarmee natuurlijk niet suggereren dat het allemaal de schuld is van Helge Bonset Hij is alleen al heel lang het boegbeeld van een bepaalde beweging – en schijnt zich heel comfortabel in die positie te voelen. Dus kan hij goed als voorbeeld dienen’.
Ik ben benieuwd hoe je op deze passages terugkijkt in het licht van je bovenstaande zin.
Marc van Oostendorp zegt
Beste Helge,
Ik zou mezelf oprecht niet zo’n belangrijke plaats in deze discussie willen geven als jij al jaren hebt gehad. Nimmer heb ik op een positie gezeten waar ik ook maar enige zegging had over wat er zou gebeuren. Ik geef alleen op gezette tijden mijn mening, gevraagd of ongevraagd. Die mening is ook zelden onverdeeld negatief. Ik wijs er bijvoorbeeld altijd als ik de kans heb op dat naar mijn idee het eindexamen van 2017 en 2018 beter is dan dat van 2013 (toen ik het begon te volgen). Tegelijkertijd steek ik mijn onvrede ook met die laatste edities niet onder stoelen of banken. Maar nogmaals, dat lijkt me iets anders dan een boegbeeld te zijn, bijvoorbeeld omdat er geen duidelijke beweging is. Met het door Rooijackers gewraakte advies heb ik in ieder geval geen enkele bemoeienis gehad.
Daarnaast heb ik niet de indruk dat ik jou in de door jou geciteerde zinnen, of elders in het geciteerde stukje, honend terzijde schuif. Het stukje ging over een discussie tussen jou en Peter-Arno Coppen, en behandelde de die discussie, die, naar mijn indruk, vooral van jouw kant nogal gepeperd van toon was, al herinner ik me niet dat je Peter-Arno ook op de man aanviel.
Tot slot: ik vind het niet erg om als boegbeeld beschouwd te worden, ik vind het alleen onterecht. Anderen doen veel belangrijker werk in deze strijd. Ik vind het zelfs niet erg om persoonlijk aangevallen te worden, maar ik wijs er wel graag op dat dit niet behoort tot de beste stijlen van argumentatie, ook al heb ik dat inderdaad niet empirisch onderzocht.
DirkJan zegt
Ik ben een buitenstaander, maar u onderschat uw rol in deze discussie en de aanstaande besluitvorming en veranderingen. U bent een gezaghebbende expert ook op andere taal- en onderwijsonderwerpen. Ken u zelve.
Helge Bonset zegt
Beste Marc,
Het punt dat ik wilde maken is dat argumentatie ad hominem, gericht op een al dan niet vermeend boegbeeld, niet exclusief komt vanuit ‘de vakdidactiek’. Ook jou is deze argumentatie in het verleden niet vreemd geweest.
Ik vind dat overigens niet zonder meer verwerpelijk. Ook pathos maakt mijns inziens deel uit van argumentatie, zeker in de retorische traditie.
Anton zegt
> Ook pathos maakt mijns inziens deel uit van argumentatie, zeker in de retorische traditie.
Charles Dickens zette het dilemma tussen zakelijk bedoelde en persoonlijk opgevatte invectieven (uit de rethorica dus) op scherp in The Pickwick Papers.
“Meneer is een imbeciel. Meneer heeft werkelijk niets te zoeken in een club als de onze.” enz.
Meneer had het maar op te vatten als een argument in een zakelijke twist onder heren.
Berthold van Maris zegt
Niet zo bescheiden. Je bent toch heel erg aanwezig in die discussie?
Hans Beukers zegt
Het wordt mij langzamerhand duidelijk waarom het aantal studenten Nederlands terug loopt, gezien de manier van discussiëren van deze top-Neerlandici.
Zijn Neerlandici eigenlijk wel de leeskunst machtig? Lezen zij wel wat er staat of lezen uitsluitend tussen de regels waar echt niets staat?
In mijn vak, geografie, is het gebruikelijk, ook in vakmatige discussies, om na de tekst “uit onderzoek blijkt” tussen haakjes of in een noot te vermelden op welk onderzoek wordt gedoeld. Kennelijk is dit niet gebruikelijk onder Neerlandici. Heeft dat ook iets te maken met de leesvaardigheid van Neerlandici?
Vroeger op de hbs werden wij onderwezen in de beginselen van de argumentatieleer. Ik begrijp niet, dat het tegenwoordig zo problematisch is om argumentatieleer op het vwo te onderwijzen, zowel de vakken nederlands als natuurkunde of wiskunde lenen zich daar, bij voorkeur in combinatie, uitstekend voor.
Hans Beukers, geograaf
Marc van Oostendorp zegt
Twee punten. De eerste ter verdediging van Rooijackers: hij doet precies wat u voorstelt (in mijn artikel staat inmiddels een link naar zijn artikel), namelijk verwijzingen geven naar het onderzoek dat zijn bewering zou staven. Het probleem is echter: dat doet het volgens mij niet, de bewering is te groots om door dit onderzoek gedragen te kunnen worden.
In de tweede plaats: ik denk dat het ook inderdaad beter zou zijn om zoiets als argumentatie te spreiden over verschillende vakken (ik denk dat dit ook geldt voor veel aspecten van taalvaardigheid, dat je ook prima leert lezen bij aardrijkskunde). Wettelijk wordt argumentatievaardigheid echter getoetst bij het centraal eindexamen van Nederlands.
Jacques van den Oever zegt
Rooijakkers presenteert zich onder het artikel in Levende Talen Magazine als ‘docent Nederlands’. Hij zal toch zeker de nodige ervaring hebben opgedaan met het nakijken van examens tekstverklaring Nederlands, de afgelopen jaren. Je gaat er tenslotte toch ook geen gewichtig artikel aan wijden in dat vakblad als je er niks van weet?
En Rooijakkers lijkt er veel over te weten, want presenteert een lijst wetenschappelijke bronnen onder zijn stuk, met titels als “Coherence marking, comprehension and persuasion on the processing and representation of discourse”.
Ik gaf na mijn doctoraalstudie bijna 40 jaar les op de middelbare school, maar ben in de loop der jaren toch wat huiverig geworden voor dit soort publicaties – je hebt er geen moer aan voor een plofklas met 30 matig geïnteresseerde havisten. Laat ik echter niet cynisch doen of de boerenlul uithangen ten aanzien van serieus wetenschappelijk werk – ik zit met een ander probleem.
Alle jaren dat de narigheden rond het eindexamen tekstverklaren spelen en we de beschikking hadden over internet, was er de mogelijkheid om onder nakijkende collega’s op een speciaal forum elkaars problemen met het correctiemodel te delen. Dat was een stuk beter dan in je eentje te moeten worstelen en niet zelden wist je je gesteund door de consensus van een flinke groep collega’s als je weer eens het gevoel had dat het correctiemodel er naast zat of als je goede antwoorden die er niet in stonden, fout moest rekenen. Dat laatste voelt erg slecht en noopte niet zelden tot een bericht aan de examencommissie (die er niet steeds even aardig mee omging). Er werden ook hele domme fouten in de vragen of het antwoordmodel ontdekt waarvan we niet begrepen hoe die ooit door die hoogst intelligente examenmakers konden zijn gemaakt.
Het was dan ook steeds een grote steun dat Marc van Oostendorp het examen even maakte of als een collega het niet langer hield en zijn of haar gal spuwde in de landelijke pers.
Van een collega Rooijakkers heb ik nimmer gehoord tijdens al die jaren van soms vertwijfelde discussies.
Nu schrijft hij een hoogst intellectueel artikel vol theoretische bespiegelingen over het eindexamen tekstverklaring. Wat ís dit voor een leraar Nederlands? Is dit nou zo eentje, waarvan er meer in die examencommissie zitten, die zulke moeilijke vragen en soms eigenaardige antwoorden verzinnen waar niet alleen de leerlingen, maar ook hun docenten en Marc van Oostendorp soms geen snars van begrijpen?
Waarom mengde hij zich, met al zijn wijsheid, nooit in onze discussies om bevrijdende woorden te spreken en ons uit te leggen hoe we het vraagstuk dienden te tackelen?
En waarom doet hij zo denigrerend over Marc van Oostendorp en heet de collega die in de Volkskrant schreef, een ‘verwaaide neerlandicus’? Hoe het gebruik maken van pejoratieven het nodige zegt over zijn argumentatieve vaardigheden is hierboven voldoende aangegeven. Mij fascineert iets anders. Wat ís dat voor opstelling van een leraar Nederlands, die toch leerlingen door hun examen moet helpen? Waarom gaat hij in de aanval tegen collega-neerlandici die evident slechte onderdelen van het examen bekritiseren?
Ik moet nu niet met stropopgedoe aankomen, maar ik krijg een vieze smaak in mijn mond als ik denk aan een mogelijk onderliggende agenda van Rooijakkers. Hij noemt zich docent Nederlands, maar misschien heeft hij een oogje op de examencommissie – ik kan er niets anders bij bedenken.
Zo’n raar artikel, die vreemde stellingname tegen collega’s, het feit dat hij zich nimmer gemengd heeft in een fundamentele discussie over concrete examenvragen en -antwoorden (althans – mij niet bekend)… ik weet het niet.
Mijn advies aan zittende collega’s: wees maar op je hoede. Je moet er toch niet aan denken dat zo iemand je examens gaat maken? Arme leerlingen! (en docenten)
Jacques van den Oever
leraar in ruste, dat wel
Anton zegt
Het favorieten waard.
#zondertags