Door Viorica Van der Roest
[Het eerste stukje dat ik ooit schreef voor Neder-L, ging over planten- en dierennamen in het dialect van Huizen (NH), het dorp waar mijn vader vandaan komt. Omdat ik op het moment ook met een onderzoekje naar een Huizer woord bezig ben (daarover over een paar weken meer), zocht ik op internet naar dat eerste stukje en ontdekte dat Google het kwijt gemaakt heeft! (het zit nog wel ergens diep in de archieven van Neerlandistiek, maar komt zelfs met de meest specifieke zoekopdrachten niet meer tevoorschijn in Google). Dus: tijd voor een (iets geactualiseerde) herpublicatie:]
Huizen zoe as ’t nooit meer wurdt. Deze melancholieke titel van een boekje uit 1981 over Huizen geeft aardig weer hoe veel oudere Huizers zich tegenwoordig over hun dorp voelen. Dat had altijd een geïsoleerde positie in het Gooi, maar sinds halverwege de twintigste eeuw is het dorp volgestroomd met ‘buitenlui’ en is de Huizer cultuur iets geworden dat beschermd moet worden om te kunnen blijven bestaan. Een belangrijk onderdeel van die cultuur is het Huizer dialect, dat in een aantal opzichten afwijkt van de andere dialecten in het Gooi, en meer verwant is met bijvoorbeeld het Urks of het Westfries. De Huizer Historische Kring en toneelvereniging Ontwaakt doen erg hun best om het dialect levend te houden, tegen de stroom in. Maar of het gaat lukken? Gelukkig heeft het Meertens Instituut een aantal mooie opnamen gemaakt. Op de website van de Historische Kring Huizen is één van deze opnamen te beluisteren. Bovendien werd in 2015 het werk van de Huizer Dialect Werkgroep vastgelegd in een heus woordenboek van het Huizer dialect.
Intussen is er nog wel heel veel interessants te ontdekken over dat dialect. Bijvoorbeeld de namen van een aantal dieren en planten. Een meikever heet in Huizen een ‘kasselemai’. Een lieveheersbeestje een ‘boketorre’. Een buizerd is een ‘kremmerd’, en een Vlaamse gaai een ‘marriekolf’. Een eend heet in het Huizer dialect een ‘piele’. Wat is de etymologie van deze woorden? Komen ze ook in andere dialecten en talen voor? In onder andere Friesland en de Achterhoek noemen ze uitsluitend een jonge eend een piele. Volgens De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis van Blok en Ter Stege (2008) gaat dit woord misschien terug op het Latijnse pillula, dat zoiets als ‘haarbal’ betekent (Blok en Ter Stege zien een verband met het donzige uiterlijk van een eendekuiken). In Huizen wordt het woord ook voor volwassen eenden gebruikt en wordt een jonge eend gewoon aangeduid met ‘jonge piele’. In de Achterhoek kennen ze volgens Blok en Ter Stege het woord ‘klemmerd’ voor buizerd, een naam die verwijst naar het vastklemmen van de prooi.
Die boketorre, dat heeft misschien wel wat te maken met boekweit, ‘booket’ in het Huizer dialect. Dat gewas komt tenslotte van oorsprong veel voor op de zandgronden in het Gooi. Interessante plantennamen zijn bijvoorbeeld ‘hongdeblom’ (=hondebloem) voor paardenbloem en ‘prikneus’ voor duizendschoon. Dat de (orthodox protestante) Huizers ook gevoel voor humor hadden, bewijst ‘papeklooien’, voor de zaadbolletjes van de aardappelplant.
Het ‘mai’ (uitgesproken als ‘maai’) in ‘kasselemai’ moet misschien worden opgevat als ‘made’. Het Van Dale Etymologisch Woordenboek meldt daarover dat het teruggaat op het Oudsaksische matho, en dat er misschien ook verwantschap bestaat met het woord ‘mot’. Ik kom zelden een meikever, ik bedoel een kasselemai, tegen. Maar op een plaatje lijkt zo’n beestje inderdaad wel een beetje op een mot.
[Aan het einde van het stukje vroeg ik of er iemand was die een idee had waar dat ‘marriekolf’ voor de Vlaamse gaai vandaan komt. Dankzij een tip van een lezer kwam ik toen een mogelijke verklaring op het spoor, waar ik een paar weken later nog een stukje over schreef. De herpublicatie daarvan volgt over een week.]
Rob Alberts zegt
Mooi blog
Vrolijke groet,
DirkJan zegt
Ik heb alleen voor het woord ‘piele’ in het WNT (Woordenboek Nederlandschee Taal) gekeken en daar lees ik onder meer:
“Ook als lokwoord om eenden te roepen: piele, piele! Wellicht is de benaming ontleend aan dit lokken. Men heeft echter het woord ook zoeken te verklaren uit piel, piele, voor pijl (zie verder bij PIJL (II), van lat. pilus), in de bet. van: de eerst te voorschijn komende korte, wollige vederen der jonge vogels …”
http://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M053423
Voor de andere woorden zou u ook eens in dit omvangrijke online naslagwerk kunnen kijken.
Viorica Van der Roest zegt
Ja, dat ‘piele’ in het WNT staat, had ik ook gezien, maar dat is dan ook een redelijk wijdverbreid woord. Voor onderzoek naar dialectwoorden is het WNT meestal niet erg behulpzaam (zoek er bijvoorbeeld maar eens in naar ‘kremmerd’: 0 resultaten). Overigens lijkt mij die verklaring dat de dierennaam ‘piele’ ontleend zou zijn aan de lokroep niet direct logisch. Ik denk dat het toch eerder andersom is.
DirkJan zegt
Maar u geeft zelf wel een even twijfelachtige suggestie uit een andere bron en negeert kennelijk de twee verklaringen die het WNT geeft.
Of het WNT niet behulpzaam is bij het naspeuren van dialectwoorden is geheel voor uw rekening in, maar juist voor uw dialectwoord ‘piele’ is er een en ander over te vinden.
[ Kremmerd voor buizerd staat niet in het WNT, maar wel krem: “een In sommige streken van Utrecht en ’t W. van Gelderland een algemeene benaming voor roofvogels, behoorende tot de afdeeling der Valkachtigen of Falconidae.” ]
Viorica Van der Roest zegt
Ik heb helemaal niets genegeerd; ik heb simpelweg van de verschillende pogingen tot verklaring die er zijn degene die het minst twijfelachtig is genoemd, niet om het definitieve antwoord op de betekenisvraag te geven overigens – daar was dit stukje niet voor bedoeld – maar om een idee te geven van een mogelijke verklaring. Daarbij heb er ook rekening mee gehouden dat het boek van Blok en Ter Stege recent is en zich specifiek richt op woordverklaring van vogelnamen.
Marcel Plaatsman zegt
Ik vind het WNT vaak best behulpzaam, omdat er veel oude en regionale woorden in zijn opgenomen. ’t Omvat niet alles, maar toch veel. “Kremmerd” staat er niet in, maar “kremmen” wel (“in het nauw brengen”, wat op zich past bij een roofvogel). Het Noord-Hollandse “pul” voor eendenkuiken staat er trouwens ook in, dat past weer mooi bij “piele”.
Het Huizers was tot m’n genoegen vertegenwoordigd op de Noord-Hollandse Dialectenmiddag die afgelopen zaterdag op Texel plaatsvond. Daarover schreef ik op mijn eigen website: http://marcelplaatsman.nl/noord-hollandse-dialectenmiddag/
Viorica Van der Roest zegt
Leuk, van die dialectenmiddag!
En inderdaad, als je iets echt wilt gaan naspeuren kun je in het WNT vast ook veel nuttigs vinden. Het is alleen niet de eerste plaats waar ik ga zoeken; dat zijn toch altijd de etymologische woordenboeken, en daarnaast het ONW, VMNW en het MNW.
DirkJan zegt
Als je online zoekt in het WNT doe je dat automatisch in de meeste gevallen ook tegelijk in het ONW, het VMNV en het MNW. Het gaat om een geïntegreerde taalbank.
http://gtb.ivdnt.org/search/
Jan Stroop zegt
In West-Brabant heten de kuikentjes van een gewon kip ‘pielekes’, altijd als verkleinwoord.
Uit 1977 is ’t boek ‘Huizen hoo ’t vroger was’, een uitgave van Visser drukkers, Huizen.
Er staan wat grammaticale opmerkingen en verder stukjes over de Huizer samenleving in dialect. Achterin een woordenlijstje.