Door Marc van Oostendorp
De Britse hoveling Philip Sidney (1554-1586) wordt niet alleen op verschillende plaatsen in Nederland geëerd vanwege zijn hulp in de strijd tegen de Spanjaarden, maar hij heeft ook een niet helemaal begrepen plaats in de ontwikkeling van de Nederlandse poëzie. Tot de Engelse dichtkunst waren al renaissancevormen doorgedrongen, zoals het sonnet, die in Nederland net opkwamen en het is volgens mij nog niet helemaal duidelijk welke rol Sidney, die in Nederland tal van contacten had, speelde bij de vernederlandsing van die vormen.
Sidney gebruikte zoals sommige andere (Engelse) tijdgenoten de term sonet overigens ruim, voor allerlei soorten van zingbare gedichten. Hij schreef zelfs een sonet op de wijze van het Wilhelmus:
WHO hath his fancy pleasèd
With fruits of happy sight;
Let here his eyes be raisèd,
On Nature’s sweetest light;
A light which doth dissever
And yet unite the eyes,
A light which, dying never,
Is cause the looker dies.(enz.)
In een aardig nieuw artikeltje in Dutch Crossings bespreekt de beroemde anglist Cornelis W. Schoneveld de vraag over wie dit gedicht nu eigenlijk gaat, en hij komt met een aardige theorie: dat de tekst bedoeld was als een rouwdicht voor Charlotte de Bourbon, de jonge vrouw van Willem van Oranje, een paar jaar na haar man gestorven.
Het is, geeft Schoneveld toe, een beetje circumstantial evidence die hij voor deze theorie heeft: er is nog een andere, Nederlandstalige, tekst op de wijs van het Wilhelmus die over Charlotte gaat, de tekst is duidelijk elegisch van karakter – iets wat eerdere commentatoren niet hebben gezien – en zo meer.
Sidney had De Bourbon waarschijnlijk twee keer ontmoet, beide keren omdat hij een formeel bezoek bracht aan haar man. Schoneveld suggereert dat er misschien iets meer was dan alleen formeel contact:
But one can imagine that there might also have been an unvoiced special rapport between this elegant young nobleman, 23 years of age, and Charlotte, then aged 31, wife of a husband 13 years older than herself.
In ieder geval lijkt Sidney over beide bezoeken opgetogen, en deed Charlotte na het tweede bezoek hem uitdrukkelijk de groeten in een brief aan iemand anders. Voor zover ik weet was Sidney ook een aantrekkelijke man voor vrouwen.
Jos Houtsma zegt
Of Sidney het gedicht als een sonnet beschouwde lijkt me nogal twijfelachtig. Het staat in een verzameling van sonnetten en liederen.
Verder kan ik weinig met dit stuk. Als ik geen €37 wil betalen. ”Local tax will be added as applicable.’
C.W. Schoneveld zegt
De tekst van mijn artikeltje is ook (gratis) te lezen op mijn pagina van academia.edu.
C.W.S.
Willem van Bentum zegt
Charlotte stierf evenwel twee jaar voor haar man in 1582.
C.W. Schoneveld zegt
Waar “evenwel” op doelt is mij niet duidelijk. Het gedichtje dateert waarschijnlijk uit 1583. De term “sonet” is van Sidney zelf.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
‘Evenwel’ zal wel betrekking hebben op de volgende zinssnede uit het stukje van Marc van Oostendorp: ‘Charlotte de Bourbon, de jonge vrouw van Willem van Oranje, een paar jaar na haar man gestorven’.