• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Arie de Jager en de crisis in de hedendaagse neerlandistiek

30 april 2019 door Peter-Arno Coppen 4 Reacties

door Peter-Arno Coppen

In Neerlandistiek van 25 april 2019 werd verwezen naar een boek getiteld Arie de Jager and the Crisis in Contemporary Dutch Studies, echter zonder verdere bronvermelding. Vermoedelijk is het boek bij een obscure uitgever gepubliceerd, of misschien in eigen beheer. Ik heb het in elk geval nergens kunnen vinden.

Ik ben natuurlijk wel zeer geïnteresseerd in de inhoud, aangezien de onderwerpen uit de titel mij wel aanspreken. Vooral wat een negentiende-eeuwse taalkundige (hij was deze week precies 142 jaar dood) te maken zou kunnen hebben met de hedendaagse situatie in de neerlandistiek is een intrigerende vraag. Bij nader inzien valt het antwoord op die vraag echter wel enigszins te reconstrueren.

Taalkritiek

Het boek zal ongetwijfeld beginnen met een discussie uit 1826 tussen dominee Johan Gerhard Kalckhoff en Arie de Jager in het tijdschrift Vaderlandsche letteroefeningen. De dominee had daarin een artikel gepubliceerd dat bestond uit een aaneenschakeling van wat wij tegenwoordig taalergernissen zouden noemen. Hij begon dat artikel met een soort apologie, dat hij een aantal jaren geplaagd was door een verminderend gezichtsvermogen, maar dat had ook zijn voordelen:

“Gelukkiglijk, echter, heeft eene soort van taalkundig gehoor of gevoel (hoe zal ik het noemen?) dat gemis eenigermate vergoed, en mij in staat gesteld, om mij, bij monde en pen, in het Nederduitsch eenigzins dragelijk uit te drukken, zonder lompe Germanismen”

Kalckhoff vond zichzelf dus buitengewoon taalgevoelig, vandaar dat hij zich zo vaak stoorde aan onnauwkeurigheden in het taalgebruik van anderen. Overigens voegde hij bij het woord Germanismen nog de voetnoot toe: “Zou men, voor dat bastaardwood, niet kunnen zeggen: Duitschachtigheden of Duitschaardigheden?” Hiermee is de klassieke taalergeraar, ook die van vandaag de dag, wel gekarakteriseerd. In brievenrubrieken van kranten en tijdschriften van de afgelopen jaren kom je dit soort geluiden nog wel tegen.

Waar stoorde Kalckhoff zich dan zoal aan? Welnu:

“B.v. wanneer velen, ook taalkundigen, niet alleen in den dagelijkschen omgang, maar ook op den predikstoel, de laatste n van de op en uitgaande woorden doorgaans zoodanig opslokken, alsof die letter er niet bij behoorde, en er aldus geschreven moest worden: ‘Wij zijn hede zaamgekome, om te overdenke, wat wij te doen hebbe, om getroost te leve en te sterve. Bidde wij om een’ zege.’”

Ook dit is een procedé dat heden ten dage nog door taalergeraars gebezigd wordt. Als je een taalfout aan de kaak wilt stellen, doe dat dan met een voorbeeld waarbij je een stapeling in een zin propt, en dik een en ander ook in de spelling flink aan.

In het volgende nummer van het tijdschrift reageert een jonge taalkundige hierop: de twintigjarige Arie de Jager uit Delftshaven (het is de eerste publicatie van De Jager op dbnl). De Jager laat geen spaan heel van het geneuzel van de taaldilettant, en schrijft onder andere over die uitspraak:

“Ik voor mij houde gezegde uitspraak voor niet zoo stootend, althans voor minder stootend, dan wanneer men die uitgangen zoo duidelijk hoort uitspreken als en in gewennen enz., hetwelk evenwel niet zelden het geval is. Over het algemeen ben ik het, in dit opzigt, met die geleerden eens, die meenen, dat onze taal hare zoetvloeijendheid en schoonheid grootendeels verliest, wanneer men de woorden uitspreekt, zoo als wij dezelve thans schrijven. Inderdaad het klinkt in een Hollandsch oor zeer wanluidend, in het woord ontvangen al de letters te hooren uitspreken, zoodat achter ont, als ’t ware, eene rust vereischt wordt, om de zachtheid der v wel te doen hooren, (even als men de Fransche v zeer zacht uitspreekt) en de twee laatste lettergrepen van-gen worden uitgesproken, zonder in aanmerking te nemen, dat het teeken ng niet kan gescheiden worden, en men ook geenszins de g moet uitspreken als in gaan enz., even min als in de Fransche woorden: poing, seing etc.”

Met andere woorden: De Jager keert zich hier tegen de zogeheten spellinguitspraak, en breekt een lans voor de natuurlijke spreektaal. Dit zal vijfentwintig jaar later nog een fundamentele discussie in de neerlandistiek worden, als de Groningse hoogleraar Taco Roorda het primaat van de spreektaal boven de schrijftaal bepleit.

Ook het purisme, dat uit de voetnoot bij het woord Germanisme ademt, krijgt van De Jager een veeg uit de pan:

“Het zij mij ten slotte vergund, iets aan te merken omtrent de vertaling van het woord Germanisme. Niemand kan minder dan ik gezet zijn op het bezigen van bastaardwoorden in onze taal, hetwelk, vooral in den beschaafden omgangsstijl, bij velen vrij dikwijls plaats vindt. Doch, wanneer het op wetenschappelijke termen aankomt, schijnt het mij verkieslijk toe, zich te bedienen van zoodanige woorden, als daarvoor zijn aangenomen, en die dadelijk de bewuste zaak doen verstaan. Ik geloof zelfs, dat menige verhandeling onverstaanbaar zou worden, indien men de daarin voorkomende onhollandsche woorden door Hollandsche wilde vervangen, te meer daar vele derzelve niet voor bloote vertaling vatbaar zijn, maar somtijds eene breedvoerige omschrijving behoeven.”

Deze opvatting is heden ten dage nog springlevend en actueel in de discussie over de verengelsing van het onderwijs. De Jager keert zich tegen een overdreven purisme en bepleit een zekere tolerantie ten aanzien van het bezigen van een internationale lingua franca in de wetenschap.

Het kan niet anders dan dat het boek uitvoerig aandacht zal besteden aan deze polemiek, waarin Arie de Jager de toon zet voor een discussie die bijna 200 jaar zal voortduren.

Visie op taalonderwijs

Hoewel de inhoud van de rest van het boek moeilijk in te schatten is, zal ook een korte bespreking uit 1869 van een toelichting op de Wet op het Lager Onderwijs van 1857 (‘Eene allernuttigste handleiding’) de auteurs niet ontgaan zijn. Daarin bespreekt de inmiddels 63-jarige De Jager met instemming een handleiding van de inspecteur van het Lager Onderwijs te Groningen, S. Blaupot ten Cate. Die bespreking begint zo:

“Ik twijfel of er eene wet zij, welker totstandbrenging meer voeten in de aarde had, dan die op het Lager Onderwijs, van 1857. Wie haar noemt, brengt zich te gelijk voor den geest eene reeks van proefnemingen die haar voorafgingen, eenen strijd van meeningen die tallooze pennen in beweging bracht en het der bevoegde macht onmogelijk scheen te maken, een ontwerp aan te bieden, dat – ik zeg niet aller, maar dan toch – der meesten verlangen zou bevredigen.”

Het is bijna spookachtig, maar als je hierin de wet op het Lager Onderwijs vervangt door het advies over het nieuwe curriculum voor het schoolvak Nederlands, dan zie je een perfecte karakterisering van het debat dat de gehele operatie curriculum.nu van 2018 met zich mee heeft gebracht. Veel meningen, en bijna onmogelijk om een resultaat te krijgen dat ‘der meesten verlangen’ bevredigt. Ook hier is De Jager zijn tijd dus weer ver vooruit.

Wat schrijft hij verder over die onderwijswet? Welnu, hij citeert vooral met instemming artikel 23:

“Dit art. bepaalt in de eerste alinea: ‘Het schoolonderwijs wordt, onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden, dienstbaar gemaakt aan de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der kinderen en hunne opleiding tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden.’ En in de tweede: ‘De onderwijzer onthoudt zich van iets te leeren, te doen of toe te laten, wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden.’”

Tegenwoordig zouden we dit karakteriseren als een instrumentele visie op het taalonderwijs (‘gepaste en nuttige kundigheden’), echter ‘dienstbaar gemaakt’ aan twee aspecten, die we tegenwoordig zouden omschrijven als denk- en persoonlijkheidsontwikkeling (‘de verstandelijke vermogens der kinderen’) en socialisatie (‘hunne opleiding tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden’). Dit is precies de worsteling die de discussie over het schoolvak Nederlands van de afgelopen decennia heeft gedomineerd.

De Jager vindt deze uitgangspunten prima, en hij verbaast zich over de landelijke commotie:

“[W]at is er dan van de ergernissen, die zij gezegd wordt, zoovelen in den Lande te geven? Wat heeft men te denken van het geschreeuw, dat steeds, en bepaaldelijk in den laatsten tijd, ook in onze beide Kamers der Staten-Generaal, wordt aangeheven over partijdige, oneerlijke toepassing der Wet door onderwijzers en schoolbesturen, zoodat een aanzienlijk deel der bevolking (zegt men) bezwaar moet vinden, van het Openbare Lager onderwijs gebruik te maken?”

Als je dan bezwaren hebt, zegt de Jager, kom dan met bewijzen of met andere voorstellen. Maar alleen mopperen daar komen we niet verder mee.

Het lijkt me dus niet onwaarschijnlijk dat het boek Arie de Jager and the Crisis in Contemporary Dutch Studies de ingrediënten van de huidige discussie over het schoolvak Nederlands en de neerlandistiek relateert aan het werk van de bekende negentiende-eeuwse taalkundige, en concludeert dat De Jager zijn tijd ver vooruit was, dan wel dat we in 200 jaar in die hele discussie nauwelijks iets opgeschoten zijn.

 

 

Delen:

  • Klik om af te drukken (Opent in een nieuw venster) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Opent in een nieuw venster) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Opent in een nieuw venster) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Opent in een nieuw venster) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Opent in een nieuw venster) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Opent in een nieuw venster) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: geschiedenis van de neerlandistiek

Lees Interacties

Reacties

  1. Bert Mostert zegt

    30 april 2019 om 14:45

    Het genoemde artikel en boek is een mystificatie.

    Beantwoorden
    • Peter-Arno Coppen zegt

      30 april 2019 om 15:26

      Alle citaten en genoemde artikelen zijn echt

      Beantwoorden
  2. Bert Mostert zegt

    30 april 2019 om 16:36

    Wat ik bedoel is dat “ Arie de Jager and the Crisis in Contemporary Dutch Studies“ een mystificatie is; de genoemde citaten zijn natuurlijk echt en gaan over/ zijn van de Jager, die ik in een andere reactie over frequentatieven vermeldde.

    Beantwoorden
    • Peter-Arno Coppen zegt

      30 april 2019 om 17:34

      Aha, goed dat je het er even bij zegt.

      Beantwoorden

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Sint Nicolaas

Zie eens, Mietje! wat al lekkers
U, Sint Nicolaas al bragt;
Omdat ge’ als gehoorzaam Meisje,
Uw verpligting hebt volbragt.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

ABEELTJES

Zij staan als wie zijn hand ophoudt
niet hoger dan een kind. Het sneeuwt. [lees meer]

Bron: Vluchtige Verhuizing, postuum verschenen, 1975

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

2 januari 2026: Vlekflits

2 januari 2026: Vlekflits

5 december 2025

➔ Lees meer
11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

3 december 2025

➔ Lees meer
11 december 2025: Proefcollege Nederlands

11 december 2025: Proefcollege Nederlands

2 december 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1903 W.A.P. Smit
1912 Gerard Huygens
➔ Neerlandicikalender

Media

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

2 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De postkoloniale podcast met Remco Raben over Pramoedya Ananta Toer

De postkoloniale podcast met Remco Raben over Pramoedya Ananta Toer

30 november 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Peter van Zonneveld over Tjalie Robinson/Vincent Mahieu (1993)

Peter van Zonneveld over Tjalie Robinson/Vincent Mahieu (1993)

29 november 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
%d