Afgelopen week was ik bij een lezing van Maximilian Frankowsky, die onderzoek doet naar woorden zoals meisjemeisje. Een meisjemeisje is een meisje, maar geen meisje dat in bomen klimt en met raceautootjes speelt. Ze speelt liever prinses en draagt graag jurkjes.
Ik ken woorden zoals meisjemeisje nog maar een paar jaar en ze bestaan ook nog niet zo lang. Wel zijn ze blijkbaar in vrij korte tijd in verschillende talen opgedoken, waaronder naast het Nederlands ook het Engels en het Duits. Ze worden gevormd door het proces van reduplicatie (‘verdubbeling’) en ze geven dat weer wat meestal het prototype van het verdubbelde woord wordt genoemd, het meest typische voorkomen ervan.
Wat ik interessant vond, is dat Maximilian erop wees dat dit proces van reduplicatie woorden scalair maakt: door de introductie van meisjemeisje kan een individu plotseling ‘meer of minder meisje’ zijn. Scalaire woorden hadden we altijd al: iemand kon al ‘een enorme viespeuk’ of ‘een tamelijke onbenul’ zijn, maar bij meisje was die nuance er niet: ‘Zij is een meisje’ was altijd óf helemaal waar (als de spreker naar een meisje wees), óf helemaal niet (als de spreker naar een jongen, een bejaarde of een paardenbloem wees). Nu kun je zeggen dat ‘zij is een meisje’ ‘gedeeltelijk waar’ is, want de spreker kan dan wel naar een meisje wijzen, maar niet naar ‘een meisjemeisje’.
Interessant is ook dat taalkundigen het type reduplicatie in meisjemeisje niet zo goed begrijpen. Wat de klemtoon betreft lijkt het wat op samenstellingen zoals kindermeisje, maar in normale samenstellingen met meisje als eerste lid krijg je altijd de tussenklank -s- (meisjesfiets, meisjesschool), terwijl dat in meisjemeisje niet zo is. Bovendien heb je reduplicaties van dit type waarin beide leden in het meervoud staan (‘het zijn geen nazi’s-nazi’s’) en dat kan bij gewone samenstellingen ook niet. Opvallend is ook dat scalaire reduplicatie vooral bij korte, niet-samengestelde woorden wordt toegepast: iets als kindermeisjekindermeisje komt bijna niet voor.
Bijzonder is dat scalaire reduplicatie op allerlei woordsoorten toegepast kan worden. Er zijn flink wat zelfstandige naamwoorden waarbij het kan, zoals meisjemeisje, omaoma en vriendvriend. Thuisthuis (‘in het ouderlijk huis’, wat een graadje meer thuis is dan op de studentenkamer) is een bijwoord en eteneten (‘een maaltijd gebruiken’, dus geen tussendoortje oppeuzelen) is een werkwoord.
Ook interessant is dat je dit soort scalaire reduplicaties niet zomaar tussen neus en lippen door kunt gebruiken. De zin Het meisjemeisje was thuisthuis heb ik als aandachttrekker boven dit stukje gezet, maar die zin zal in de praktijk niet snel worden gebruikt. Je vindt scalaire reduplicaties namelijk bijna altijd in de kern van de mededeling, in zinnen die worden geuit om te vertellen dat iets of iemand aan het uiteinde van een schaal zit en niet ergens midden op die schaal. Je komt ze dan tegen in zinnen als ‘Maartje maakte zich het liefst zo vuil mogelijk, maar Julia was een echt meisjemeisje’ en ‘Alfons slaapt in de weekenden het liefst thuisthuis’.
Bas Jongenelen zegt
Houdt een meisjemeisje van Duran Duran, Talk Talk of toch meer van The The?
Mient Adema zegt
Ik zag er laatst drie. Maar ik noemde ze meisjemeisjes. Moet er nog wat aan wennen, jonge dames die typische meisjes zijn. Het bijvoeglijke moet eraf, vrees ik.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Bij gewone samenstellingen kunnen beide leden toch wel in het meervoud staan (stedendwingers, vatenfabrieken)??? (En tegelijk vind ik nazi’snazi’s wel heel gek; van nazinazi’s heb ik ook nooit gehoord, maar dat ziet er, lijkt me, veel aanvaardbaarder uit).
Henk Wolf zegt
Peter: de (niet helemaal onomstreden) standaardopvatting is dat je in het linkerlid van samenstellingen en afleidingen nóch een enkelvoud, nóch een meervoud, maar alleen een stam hebt. Tegenwoordig wordt dat idee wel de ‘Bare Stem Constraint’ genoemd.
Die stam ziet er meestal net zo uit als het enkelvoud, maar in bepaalde gevallen wijkt ie daarvan af. In plaats van ‘stad’ kom je als linkerlid van samenstelling en afleidingen vaak ‘stede’ tegen: ‘stedelijk’, ‘stede(n)bouw’. Vermoedelijk is dat van oorsprong een vorm van de genitief enkelvoud. Bij ‘vat’ kom je ook vaak ‘vaat-‘ als stam voor woordvorming tegen: ‘vaatje’, ‘vaatstelsel’, ‘vaatwerk’.
Dat je in het linkerlid van ‘stedendwinger’ en ‘vatenfabriek’ ook synchroon gezien geen meervoudsvorm hebt, kun je op verschillende manieren laten zien. Drie makkelijke manieren zijn:
1. de vorming van woorden als ‘eenvatenstelsel’, ‘eengodendienst’;
2. het ontbreken van equivalente vormen als ‘museadwingers’ en ‘aquariafabrieken’;
3. de verplichte afwezigheid van de -n, ook in variëteiten waarin de meervoudsvorming op -en verplicht is (Fries ‘ien stêd’, ’twa stêden’, ‘stêdebou’, maar nooit: ‘*stêdenbou’).
DirkJan zegt
Ik kan de argumentatie dat in een woord als, ‘boekenliefhebbers’ of ‘platenspelers’, het linkermeervoud niet een echt meervoud is niet volgen. Geldt dit wellicht voor het Engels en niet voor het Ned4erlands?
Erik Bouwknegt zegt
Er zijn wel een paar zulke samenstellingen, bijvoorbeeld jager-verzamelaar, meervoud: jagers-verzamelaars.
Bart zegt
Spaans (al minstens sinds de jaren 80): ‘café café’ voor ‘echte koffie’.
Ton van der Wouden zegt
In het Engels heet het fenomeen Contrastive focus reduplication, en hier is de klassieke verwijzing https://ase.tufts.edu/cogstud/jackendoff/papers/salad-salad.pdf
Giuseppe zegt
‘Waar kom je vandaan?’
‘Ik kom uit Rome’
‘RomeRome?’
‘Ja, RomeRome’.
Dat zegt een Italiaan als je uit de stad Rome komt en niet uit de buurt van Rome.
dokterom zegt
Ik heb altijd vraagtekens gezet bij de theorie dat een samenstelling niet op basis van enkel- of meervoud wordt gemaakt. Naar mijn taalgevoel (en niet alleen het mijne) is een kerkeraad echt iets anders dan een kerkenraad. Maar dat terzijde. Het meisjemeisje komt in het Fries ook voor als ‘Fryskfrysk’: dy tekst is Fryskfrysk, dus: hiel/geef Frysk. Volgens mij zit de soort samenstelling het dichtst bij woorden als ‘smoorheet’ en ‘bloedrood’ – let op de iets andere beklemtoning dan in ‘bloedbank’. ‘Bloedrood’ betekent niet zozeer ‘zo rood als bloed’, maar meer ‘zo rood, het leek wel bloed’. ‘Smoorheet’ is niet ‘zo heet als smoor’, maar ‘zo heet, je kunt wel smoren’. Fryskfrysk is: ‘zo Fries dat het (echt) Fries is’. Het eerste ‘meisje’ in ‘meisjemeisje’ is dan eigenlijk pregnant (jaja) voor ‘stereotiep meisje’, en het eerste ’thuis’ in ’thuisthuis’ zoveel als ‘je echte/oorspronkelijke thuis’.
Henk Wolf zegt
Onze Taal gaf een link naar dit stripje van Ype uit 2014, dat mooi laat zien hoe dit woordtype langzaam algemeen bekend wordt: https://onzetaal.nl/nieuws-en-dossiers/strip/ype-uit-uit/
johanna5577 zegt
Interessant allemaal! Maar hoe zit het dan met het het meervoud in “mensenmens”, verwijzend naar iemand die erg op mensen is ingesteld, meer dan op dingen. Mensmens klinkt niet goed.
Pieter Brouwer zegt
Zie onder andere de reactie van dokterom en Anneke Neijt: het gaat bij ‘mensenmens’ om een ander type woord: het is een ‘mens’ die houdt van ‘mensen’, niet om een ‘mens’ die ‘meer mens’ is dan de meeste andere mensen. In dat laatste geval zou je als neologisme best ‘mensmens’ kunnen gebruiken.
Ook zou je het woord ‘meisjesmeisje’ kunnen indenken in een betekenis als ‘een meisje dat van meisjes houdt (of alleen met meisjes speelt)’. (De vraag of de s dan een tussen-s is of een meervouds-s is dan nog weer een andere vraag.)
Mient Adema zegt
Ik had ook iets in die geest willen schrijven en daarbij bij de mensenmens een pijl extern willen trekken en bij de mensmens een pijl intern.
Het kan bij meisjesmeisje dus ook. En omdat meisjes als een collectief geldt zou ik zeggen dat die s een meervouds-s en niet (primair) een tussen-s is. Heb het idee dat termen met een voorliefde voor iets in samenstellingen veelal de meervoudsvorm in het eerste lid zullen prefereren, maar dat is niet meer dan een gevoel.
DirkJan zegt
Over de betekenis van mensenmens bestaat geen misverstand denk ik, want dat is niet de strekking van de vraag, die is waarom mensen in mensenmens geen meervoud zou zijn. Deze vraag is na de eerste uitleg van Henk Wolf meerdere keren herhaald, maar niet verder meer toegelicht.
Anneke Neijtt zegt
Onzin om te denken dat de meervoudsvorm ongeschikt is als eerste deel van een samenstelling! Waarom zou dat zo zijn? Het Engels heeft ook dergelijke vormen (flowers magazine), al was er ooit een mooie theorie die zulke vormen verbood. Jammer van die theorie, maar dat is nu eenmaal zo. Als je er meer van wilt weten, lees de proefschriften van Esther Hanssen en Arina Banga.
Over de plaats van klemtoon in reduplicatieve samenstellingen: die ligt in het neutrale geval op het tweede deel. In college liet ik dat zien aan de hand van nevenschikkingen, zoals wanneer je antwoord geeft op de vraag “welke woorden ken je?”. Dan is duidelijk dat meisjemeisje en kindermeisje verschillen van klemtoonpatroon. Meestal worden de reduplicatieve samenstellingen in focuspositie gebruikt, en dan doet de toonhoogte het effect van klemtoon teniet.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Het eerste lid van een samenstelling kan in het het Nederlands geen enkelvoudig diminutief zijn; dit in tegenstelling tot het Fries. Hoe vertalen we nu het Friese ‘pakjedrager’? Ja, ‘bagagedrager’ natuurlijk, maar als we nu wat dichter in de buurt van het origineel willen blijven? Precies: ‘pakjesdrager’! Wat ik zie is een meervoudsvorm. (Nu word ik advocaat van de duivel. De ‘pontsjekommisje’ gaat maar over één pontje, bv. het pontje van Suwâld. In het Nederlands wordt dat ‘pontjescommissie’. Is dit het bewijs dat het eerste lid dus geen meervoud is, maar een genitief?)
DirkJan zegt
Lijkt me er niets mee te maken hebben, de s in pontjes is geen tweedenaamvals-s (van bezit), want dan zou het om een commissie van pontjes gaan.
Mient Adema zegt
“niet helemaal onomstreden” lees ik in het begin (over het feit dat het eerste lid van een samenstelling een stam zou zijn). Tja, wat moeten wij dan met samenstellingen waarbij de relatie tussen de leden dusdanig is dat het tweede lid het eerste regeert en dat dit een plurale tantum is?
Onkostenontwikkelaar. Daarnaast een voorbeeld als gevarendriehoek (voor gevaarsdriehoek of gevaardriehoek).
Dat pontje van Suwâld had beter wat groter kunnen zijn, dan was het de pontkommisje geworden dat pontcommissie zou opleveren.
Het blijft een wat warrige, niet zo transparante theorie en je loopt het gevaar hier en daar een denkfoutje te maken.
Wat dat meisjemeisje niet allemaal kan teweegbrengen.
Het beste kan je de deskundigen gelijk geven en er het jouwe van denken.
DirkJan zegt
Taalsceptici en meervoudontkenners.
Mient Adema zegt
Ben inmiddels om: hersengymnastiek. Stam + 2e lid.
De meervouden zijn geen echte meervouden maar klinken alleen zo. De s en de n zijn slechts cement.
En een pakjesdrager zie ik altijd met één pakje lopen.
De taal heeft ons te pakken.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Ook wel interessant: één dag is genoeg om een dagjesmens te zijn.
DirkJan zegt
Het idee van de ‘Bare Stem Constraint’ (kale stambeperking, waar niet veel over te vinden is en al helemaal niets in het Nederlands) zet de oude spellingdiscussie over de meervouds-n in samenstellingen ook in een andere daglicht.
De klassieke tegenstelling is dat er mensen zijn die pannekoek schrijven omdat het de koek is uit één pan en er is de officiële spelling die pannenkoek voorschrijft met een n omdat alle linkerdelen die een zelfstandig naamwoord vormen in het meervoud moeten worden geschreven, dus ook kerkenraad. Zou de stam-theorie van invloed kunnen zijn op de spelling? Iemand animo om hier zijn licht over te laten schijnen?
DirkJan zegt
Ja, voor spelling is geen interesse in de taalwetenschap, ik snap dat wel. Maar toch als die stam-theorie breed omarmd wordt en ook wordt overgenomen door de Taalunie, dan zouden ze ervoor kunnen kiezen om iedere tussen-n bij meervouden in samenstellingen weg te laten. Altijd en overal schrijf je dan nooit meer een ‘n’, want het is toch geen meervoudsvorm en de spelling wordt simpeler en knapt er ook van op. 🙂
Mient Adema zegt
Spellers zijn kunstmátig bezig met woorden die natúúrlijk worden gevormd. De methode om woorden via regels op schrift te stellen heeft in principe niets te maken met de regels die voor woordvorming verantwoordelijk zijn. Het zou wel mooi meegenomen zijn als spellingcommissies de wetten van de natuurlijke woordvorming zouden doortrekken naar de wetten van de schriftelijke expressie. Maar bij spelling is het doel een uniforme schrijfwijze te bereiken, terwijl de ontstaansgeschiedenis van het gesproken woord min of meer buiten ons om plaats vindt.
De stamtheorie zou meervouden als eerste lid in samenstellingen uitsluiten, maar dat betekent niet (als je die theorie ook echt omarmt) dat je in de spelling variaties van de stam gaat beperken door de -n eruit te elimineren omdat die te veel doet denken aan meervouden. De pannenkoek en de koekenpan zijn niet op semantische gronden zo gevormd (op schrift), maar door het kunstmatig dichttimmeren van spellingregels. En dat leidt dus weleens tot rare uitkomsten.
Dat we hond met een d schrijven vanwege het meervoud honden is vrij logisch. Dat we de -n schrappen in genoemde samenstellingen niet.
Zo’n commissie streeft natuurlijk ook graag naar enig draagvlak.
DirkJan zegt
Het schrappen van de ‘n’ is op zich logisch goed verdedigbaar doordat vrijwel niemand die n uitspreekt. Maar juist door het idee van de meervouden wordt die n in veel gevallen toch gehandhaafd, Dat is dus eigenlijk niet nodig.
Mient Adema zegt
Laten we het eens over de zieleroerselen van spellingcommissieleden hebben. Onthou nou maar dat
gedachte nooit een -n krijgt en koester je eigen gedachtengoed. O wacht, ik vergeet een spatie. 🙂
Sarah zegt
Ik ben hier terecht gekomen op naar aanleiding van je stukje over “enorm een god”. En ik heb niet alle commentaren gelezen. Maar wat ik me meteen afvroeg: ik weet van Afrikaans niet meer dan twee middelbare schoollesjes. Maar het is me altijd bijgebleven dat er daar nogal wat werkwoorden dubbelop gedaan worden: «Bedrewe hoppers soos krieke, sprinkane en vlooie maak hulle spring-spring uit die voete.” Daarom vroeg ik me meteen af of dit fenomeen wel zo nieuw is.
Henk Wolf zegt
Dat klopt, hoor, reduplicatie is zeker niet nieuw of bijzonder als je naar de talen van de wereld kijkt. Afrikaanse reduplicaties als ‘amper-amper’ lijken zelfs wel wat op de Duitse en Nederlandse toepassing waarover de lezing ging, maar in die talen was reduplicatie tot nog toe een heel marginaal fenomeen.