Hemelvaart
De rondende afgrond blauwt in zonnegloed,
En wijkt ver in de verte en hoog naar boven, –
Mijn ziel wiekt als een leeuwriks-lied naar boven,
Tot, boven ‘t licht, haar lichter licht gemoet:
Zij baadt zich in den lauwen aether-vloed,
En hoort met hosianna’s ‘t leven loven, –
Het floers is weg van de eeuwigheid geschoven,
De Godheid troont…diep in mijn trotsch gemoed;
De hemel is mijn hart, en met den voet
Druk ik loodzwaar den schemel mijner aard’,
En, nederblikkend, is mijn glimlach zoet:
Ik zie daar onverstand en ziele-voosheid…
Genoegen lacht…ik lach…en, met een vaart,
Stoot ik de waereld weg in eindeloosheid.
Jacques Perk (1859-1881)
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter