Door Marc van Oostendorp
Wat is een r-klank? Dat is een van de onbeantwoorde vragen van de taalwetenschap. Een van de rare kanten van de r is dat hij op zoveel verschillende manieren gemaakt kan worden en op zoveel verschillende manieren klinkt. Dat geldt voor heel veel talen, maar het Nederlands is een uitmuntend voorbeeld: er zijn tientallen manieren om de klank te maken (trillend met het puntje van je tong of met je huig, schrapend bij je huig, als een soort j, en zo voort). Dat zijn allemaal r’en en mensen herkennen ze ook als zodanig. Maar hoe kan dat, als ze zo weinig met elkaar te maken hebben?
In het taalkundig tijdschrift Glossa verscheen een nieuw artikel over deze kwestie, waarvan een van de curieuze aspecten is dat de auteur meent dat hij het probleem heeft opgelost.
Klinkerachtiger
Wat is de r? Volgens de auteur, Alex Chabot, is het antwoord gelegen in lettergreepstructuur. Beschouw bijvoorbeeld het Nederlandse eenlettergrepige woord plank (een van de leuke dingen van schrijven over taalkunde is dat je zinnen kunt gebruiken als ‘Beschouw bijvoorbeeld het Nederlands eenlettergrepige woord plank’, wie had dat kunnen bedenken?) In dat woord staan vier medeklinkers: twee voor de klinker en twee na de klinker. De volgorde van die medeklinkers is niet helemaal toevallig. Je had in dit geval het woord wel helemaal kunnen omdraaien. Knalp is weliswaar geen bestaand Nederlands woord, maar zou dat eventueel ooit wel kunnen worden, maar een sequentie als lpakn ziet er helemaal niet uit als een mogelijk Nederlands woord.
Andere talen hebben soortgelijke restricties op hoe medeklinkers in een lettergreep gecombineerd kunnen worden. Ze komen erop neer dat de randen van de lettergreep – uiterst rechts en uiterst links – de meest medeklinkerachtige medeklinkers zijn: in dit geval de p en de k, twee korte slofjes waarbij je je mond tijdelijk helemaal afsluit, terwijl medeklinkers die dichter bij de klinker staan ook zelf al klinkerachtiger zijn: de l en de n kun je bijvoorbeeld lang aanhouden en je hebt je stembanden nodig om ze te gebruiken. Dat geldt allebei ook voor klinkers.
Enthousiasme
Ik maak nu een tweedeling, tussen obstruenten (denk aan obstructie) en sonoranten (denk aan sonoor), maar er is nog wel een verfijndere onderverdeling mogelijk, in een zogeheten sonoriteitsschaal, met een aantal punten op die schaal die over het algemeen door meerdere medeklinkers worden bezet. De R is volgens Chabot één zo’n punt, en wordt ook alleen daardoor gedefinieerd: waar het in de lettergreep kan staan (namelijk heel erg vrijelijk op alle posities dicht bij de klinker), zelfs als die R wordt uitgesproken als bijvoorbeeld een klank die de g heel dicht nadert – en de g zit zelf in een klasse klanken die tot een ondersoort van de obstruenten wordt gerekend. Hij trekt daaruit de vrij radicale conclusie dat voor alle klanken van de woorden in ons hoofd (en alle woorden zitten in ons hoofd als we ze kennen) eigenlijk alleen informatie zit over waar ze in een lettergreep kunnen staan en weinig concreters.
De vraag is dan natuurlijk wel nog steeds waarom nu uitgerekend die r-klanken op zoveel verschillende manieren worden uitgesproken. Waarom vinden we nu nooit eens een lekker wilde uitspraak voor de p of de ng? In die zin is, Chabots grote enthousiasme ten spijt, de vraag naar de vreemde natuur van de r nog steeds niet opgelost.
Laat een reactie achter